Ik word oud, geloof ik. Enfin, weet ik wel zeker. Maar ik merk het nu ook aan mijn slaappatroon.
Ik ga standaard slapen ergens tussen elf en twaalf uur, en soms ook nog wel wat later ook. Omdat ik dit jaar geen enkele dag voor tien uur moet beginnen lesgeven, hoef ik me ’s morgens niet op te jagen. Ik sta standaard op om half acht, zodat ik dan Merel nog net kan uitzwaaien voor ze naar school vertrekt.
Maar daar zit het hem nu net: ik kan precies ook niet meer langer slapen dan dat. Echt uitslapen, zo tot een uur of tien, overkomt me nog zelden. Ook in het weekend ben ik dus wakker rond half acht. Dan lig ik meestal nog een uur of meer te lezen, lekker op ’t gemak. En ja, dat is dus ook het geval als ik weg ben geweest en nog een stuk later in mijn bed zit.
Ik heb dan misschien niet veel slaap nodig, maar uiteindelijk loop ik toch moe, ja. En dus zitten er ook af en toe middagdutjes in. Enfin, vooravonddutjes, zo rond een uur of vijf – half zes.
Het grappige is, dat ook Bart niet meer kan uitslapen. Maar hij is echt een ochtendmens, en hij staat dus veel vroeger op dan ik, maar gaat ook wel wat vroeger slapen, ja.
Is het dan effectief iets met de leeftijd? Geen idee, ik vind het wel grappig. Maar vermoeiend ook, ja.