Rusthuis

Nee, niet voor mij, al is mijn lijf iets van 85 jaar, maar wel voor ons pa. Ons pa is uiteraard nog prima en zeer bij de pinken, maar er is die Parkinson…

Ik had er hem al veel eerder over gesproken, en hij was ermee akkoord: we gingen eens langsgaan bij het rusthuis in Zomergem om te horen hoe of wat, en hoe het zat met de wachtlijst en hoe dat allemaal in zijn werk ging.

Bon, een vriendelijke dame heeft ons alles uitgelegd en ons pa officieel aangemeld. Dat betekent enkel dat hij in het systeem zit, niet dat hij op de wachtlijst staat. Daarvoor is hij nog veel te goed: hij scoort positief op alle zorgvragen, en was het niet geweest van zijn parkinson, ze zouden hem zelfs nog niet willen aanmelden hebben. Serieus zeg… Nu, het rusthuis in Zomergem is dan ook wel bijzonder populair: er zijn momenteel zo’n 180 actieve wachtenden voor hem… Die lijst kan soms snel gaan, omdat er mensen sterven, of een andere plek hebben gevonden of zo, maar het kan ook twee jaar duren voordat je ook effectief binnen geraakt. Hmpf.

Nu, met wat chance duurt het nog jàren voor we zoiets nodig hebben natuurlijk. En als we zien dat hij het wat moeilijker krijgt thuis, laten we hem op de actieve lijst zetten. En dan zien we nog.

Tsja. Heavy dinges.

Omoebezoek

Wat doet ne mens op een druilerige zomerdag? Een uitstapje zoeken waarbij je voornamelijk binnen zit. Zoals bij je grootmoeder, respectievelijk overgrootmoeder op bezoek gaan.

We reden eerst naar Zomergem, om daar in ’t passeren – letterlijk, dat is de baan naar Ursel – even bij opa binnen te waaien. Die had precies niet zo veel tijd voor ons, dus waren we redelijk snel weer op pad.

We stopten eerst even bij de bakker, om een vieruurtje en een brood te kopen. Het plan was om die koffiekoek dan in de cafetaria van het rusthuis op te eten, vergezeld van een frisse limonade of een koffie. Helaas, blijkbaar is de donderdag de sluitingsdag van de cafetaria…

We hebben dan maar omoe’s kamer ondergekruimeld, terwijl ik een gezellige babbel hield met haar.

IMG_0032

Tegen half zes brachten we haar dan naar de eetzaal, en Merel mocht zoals vanouds nog eens op haar schoot zitten in de rolstoel.

IMG_0034

We hadden gedacht van in het terugrijden nog een cache op te pikken onder de baan, maar intussen was het opnieuw beginnen regenen, en dus hadden we daar al lang geen zin meer in. Thuis was er warme choco met minimarshmallows, en Merel trok de gordijnen dicht en stak een paar kaarsen aan.

Ne mens moet toch wat doen als het herfstig aanvoelt, nee?

Stoten

Ne mens steekt soms toch stoten uit.

Neem nu vandaag. Ik had lekker lang geslapen, Bart had lekker gekookt, en het was het ideale moment om nog eens naar Ursel te gaan, naar mijn grootmoeder. Het was wel grijs, maar het regende nog net niet, en dus konden we ook een paar caches ginder in de buurt gaan doen. Dachten we. Kobe voelde zich niet zo goed, en bleef thuis bij papa.

We sloegen tegenover de Molenhoek een slag in, die weliswaar een beetje modderig lag, maar best berijdbaar was. We hadden wel de laarzen mee, maar Wolfs voet deed wat pijn, en het was al bijna vier uur, dus we wilden niet te veel wandelen. Bon, we vonden een mooie cache temidden van de velden aan een tweesprong van de slag. Er lag helaas een bijzonder grote plas, en daar had ik wat schrik van. Goh, dacht ik, ik draai me liever gewoon in de rand van het veld, er zijn toch geen grachten, en dan vermijd ik die gigantische plas. Alleen had ik daar een serieuze inschattingsfout gemaakt: dat land was nog veel zachter en modderiger dan ik dacht! En jawel: we zaten vast. Wolf en ik keken naar elkaar, en begonnen te lachen. Oh jee.
We gingen dus eerst zelf proberen los te geraken, en eventueel wat verderop assistentie vragen op een boerderij. En desnoods de wegenwacht bellen, maar die zou ons al zien komen :-p

Enfin, Merel bleef zitten, en Wolf en ik begonnen takjes te verzamelen om onder de slippende voorwielen te steken. Helaas, geen effect, alleen rondvliegende modderkluiten. En toen dacht ik eraan dat ik nog van die stevige herbruikbare Delhaizezakken in de koffer liggen had. Ik stak één ervan onder een wiel, propte er nog wat takjes bij, liet Wolf duwen aan de rand van de deur, en probeerde voorzichtig achteruit te rijden. Score! Giechelend als twee tieners stapten we terug in, en reden naar het rusthuis.

Daar was het een kleine overrompeling in het cafetaria: Paul en Nele waren daar, samen met hun oudste dochter, diens man en de twee kinderen. De tweede dochter was net weg met man en kind. Ook Bart, mijn jongste nonkel, was er, en zijn vrouw en jongste dochter gingen ook nog langs komen. Mijn grootmoeder van 94 is intussen zo goed als helemaal blind, en heeft ook moeilijkheden om in lawaai een conversatie te volgen, ondanks de hoorapparaten. Erg lang zijn we dan ook niet gebleven: we hebben iets gedronken, eigenlijk vooral gekletst met de nonkels, en zijn dan nog in haar kamer wat verder gaan praten.

Het was nog meer dan licht genoeg, en dus reden we Onderdale af om nog een cache te zoeken. Een volgende cache lag een eind in een bospad, zo bleek, en dat zag Wolf niet zitten, want die had zijn voet extra pijn gedaan door de auto te duwen. Da’s dan voor een volgende keer dat we omoe komen bezoeken en het wat minder nat ligt. Aangezien we vlak bij de vroegere bossen van mijn andere grootmoeder waren, gingen we nog even langs het boskot. Dat is blijkbaar gekraakt: de deur stond uit haar hengsels, en binnen lagen lege flessen van sterke drank. Jammer, maar het is sowieso in bijzonder slechte staat.

Wat me nog het meest verwonderde, is dat een groot stuk van die bossen intussen verkocht zijn, en dat er woonhuizen op gebouwd zijn. Zonevreemd dus, want dit is bosgebied met een zeer strenge restrictie qua woonoppervlakte. Blijkbaar trekken weinig mensen zich daar iets van aan. Tsja…

Maar bon, het was intussen welletjes, en we reden naar huis. Met een ervaring rijker,  en een grote samenzweerderige grijns op ons gezicht toen we het auto-incident vertelden aan een hoofdschuddende Bart.

*grijns*