Nat, maar da’s helemaal niet erg

Sinds begin dit jaar komen de kinderen vrijwel elke dag te voet naar huis. Dat is nu eenmaal makkelijker, en voor mij een pak minder stressvol. Ze doen dat netjes met de schoolrij: die brengt hen tot het einde van de straat, en daar steken ze onder begeleiding over. Voor de rest moeten ze door de woonwijk, en steken ze enkel nog twee keer over via het zebrapad. Oh, en nog een keertje hier aan de deur.

Enkel op maandag blijven Merel en Kobe in de opvang: ik heb les tot kwart over vier, en daarna pik ik hen op. Wolf mag sinds dit schooljaar op maandag zelf naar huis komen, hij heeft een sleutel. Hij zegt dat hij er van geniet, van dat uurtje alleen thuis in alle stilte, en ik begrijp hem volledig.

Op woensdag scheelt het vooral een pak: ik geef zelf les tot vijf over twaalf, en dan komen we ongeveer gelijktijdig thuis. Dat betekent dat ik snel kan beginnen koken, en dat we nog rustig kunnen eten voor de jongens naar de muziekles moeten om half twee.

Eigenlijk was de afspraak dat ze alleen naar huis zouden komen als het weer het toeliet, en dat ik hen wel ging ophalen als het regende. Maar toen bleek dat onze definities van regenen niet altijd gelijk lopen, en dat ik daar dus al eens op school stond terwijl zij intussen al thuis waren. Intussen komen ze zonder meer naar huis, regen of niet. Tenzij het stortregent natuurlijk, maar bon.

Dat geeft dus het volgende beeld, en daaraan merk je duidelijk dat ze het niet erg vinden:

IMG_2569

IMG_2570

Gewoon regen, of wa?

Hier thuis viel het nog mee, maar toen Merel en ik aanzetten naar Ronse om bij de schoonmoeder de jongens op te halen, en samen iets te eten in Ronse, begon het te druppelen. Nelly had – optimistisch – een tafeltje buiten gereserveerd, maar gelukkig hadden de mensen van het restaurant zelf wel al door dat het binnen toch wel veiliger was. Geen nood, we zaten achteraan, niet ver van de achterdeur, zodat we de kinderen perfect buiten op het springkasteel konden zien spelen. Want regen of geen regen, er werd gesprongen. Wat me andermaal opviel, was dat Merel deze keer wél meeging op het springkasteel. Zodra er andere kinderen zitten, durft ze niet, maar als het enkel haar broers zijn, springt ze vrolijk mee.

En Nelly en ik, wij kletsten er vrolijk op los.

Na het eten – intussen was er een gestage druilregen aan het vallen, bij een temperatuur van 22° – ben ik nog even met de kinderen langs de plaatselijke Hema (knutselgerief, zoals plakletters en stempeltjes) en de Action (nog nooit binnen geweest, wat een rommel zeg!) geweest, en daarna ben ik maar naar huis gereden. De plannen om eventueel naar Aubéchies en de Gallisch-Keltisch-Romeinse site daar te gaan, vielen letterlijk in het water.

Geen nood, Aubéchies loopt niet weg. En wij hadden een gezellig luie middag.

Het Weer

Ja, u leest het goed. Ik ga schrijven over Het Weer.

Het meest banale aller onderwerpen, de dooddoener op elk familiefeest of werkreceptie, meestal gevolgd door een zucht, een stilte, en dan een “Jaja, ’t zijn dingen”.

Het Weer dus.

Want het begint vierkant mijn kl**** uit te hangen, en nog geen klein beetje. Ik wil zon. ZON, zeg ik u. Ik loop er lastig en ambetant van. Mijn humeur zit onder nul. Gelukkig zijn er dan mijn leerlingen die mij wat opvrolijken, gewoon door hun eigen charmante zelf te zijn. Het kan ook de filosofie of het Romeins drama zijn, natuurlijk.

Maar dan kom ik weer buiten uit mijn klas, en word ik nog maar eens zeiknat geregend. En samen met al dat vermaledijde water spoelt ook mijn goede humeur weer de riolering binnen.

Als het nog lang blijft regenen, als de zon niet eens deftig gaat beginnen schijnen, begin ik eerstdaags te gillen. En met dingen te smijten.

U bent gewaarschuwd.