Lectuur: “Circe” van Madeline Miller

Omdat “The Song of Achilles” me zo gigantisch goed bevallen was, wilde ik ook deze ‘Circe’ lezen. En ja, die was ook meer dan oké, maar niet het niveau van Achilles, maar dat kan gerust ook aan mij liggen.

De tovenares Circe is een van de personages uit Homeros’ Odyssea: Odysseus komt op haar eiland aan, blijft er een behoorlijk lange tijd, en is de vader van haar kind Telegonus.

Miller neemt ons mee naar de kinderjaren van Circe: ze is de dochter van de zonnegod Helios en een nimf, maar heeft noch het uiterlijk, noch de stem van de goden. Daardoor wordt ze uitgelachen en niet aanvaard, zodat ze haar heil eerder zoekt bij de stervelingen. Ze komt er ook achter dat ze beschikt over toverkracht, iets wat bij de goden niet toegelaten is. Wanneer ze een liefdesrivale betovert, wordt ze verbannen naar het eiland Aiaia waar ze de enige bewoonster is. Ze temt er de dieren, de natuur en ook de occasionele voorbijganger. Daedalus passeert er, Hermes komt regelmatig op bezoek, en dan is er ook Odysseus… Ze perfectioneert met eindeloos geduld – het helpt wel als je onsterfelijk bent – haar toverdranken en spreuken, voedt met veel moeite haar kind op en laat hem met nog veel meer moeite ook los…

Miller maakt er een prachtig verhaal van, maar op een of andere manier werd ik er minder emotioneel in betrokken als bij Patroclus. Maar heb ik het graag gelezen? Welzeker, alleen staat het niet bovenaan mijn lijst.

Leesclub, eindelijk

Het heeft opnieuw wat voeten in de aarde gehad, maar er was vandaag ein-de-lijk weer een sessie van de leesclub van de school.

In schooljaar 2019-2020 kreeg ik de leesclub precies niet van de grond: er was weinig tot geen interesse, de collega’s hadden echt geen zin en/of geen tijd, en dan als enige leerkracht, met zelden nog geïnteresseerde leerlingen? Nee, bedankt.

En toen was er uiteraard corona en mochten we ook niet samenkomen. Online dan? Nah, ook dat geeft niet het gewenste effect.

Maar na de krokusvakantie zag het er allemaal goed uit en dus plande ik nog een boek na de paasvakantie, dat met enig uitstel begin mei werd. Ik koos, achteloos, voor het meest recente boek dat ik bijzonder graag had gelezen: “The Song of Achilles” van Madeline Miller.

Vorige week was er dus de leesclub met nog één collega en vijf leerlingen. Allemaal meisjes, zo bleek. En – iets waar ik niet bij stilgestaan had – eigenlijk ook zo goed als allemaal LGBTQ+. Huh?

Blijkbaar ben ik zo naïef als de pest: ik had het boek gelezen als een prachtig, romantisch verhaal over de liefde tussen twee jongens, een aanvulling op de Ilias. Ik had er dus eigenlijk, serieus waar, echt niet bij stilgestaan dat dat homo-erotisch was. In mijn hoofd zijn homoseksuele relaties doodnormaal en zag ik geen verschil met een andere relatie. Werd ik daar even met mijn neus op de feiten gedrukt! Want het boek geldt als een must-read binnen de LGBTQ+ jongerengemeenschap, omdat het vrijwel nooit voorkomt dat je een dergelijk genormaliseerd verhaal krijgt. Oké, de Oud-Griekse samenleving maakte nu ook totaal geen punt van een homoseksuele relatie, zolang je maar nakomelingen had die jouw bloedlijn verderzetten. En zowel Achilles als Patroclus hebben ook op een bepaald moment heteroseksuele seks, maar dat wordt gezien als een inbreuk op hun relatie, niet als ‘normaal’.

Ik zat echt op een bepaald moment met open mond te luisteren naar de dames die het hadden over vooroordelen, over acceptatie, over LGBTQ+ literatuur, over het gebrek aan voorbeelden en normalisatie, en ik viel gewoon uit de lucht. Ik had trouwens ook helemaal niet door gehad bij drie van de vier dames dat die eventueel onder die noemer zouden vallen. Irrelevant, toch?

Bon, het is me dus toch maar weer eens duidelijk geworden in wat voor een gepriviligieerde bubbel ik eigenlijk zit, eentje waarin racisme en homohaat gewoon niet aanwezig zijn. En dat een vriendenkring met een ruime keur aan – al dan niet getrouwde – homo’s, lesbiennes, genderfluïden en transgenders in beide richtingen blijkbaar niet standaard is.

Tsja.

Er is nog werk aan de winkel in onze samenleving, me dunkt.

Lectuur: “The Song of Achilles” van Madeline Miller

Toen ik The Women of Troy aan het lezen was, was deze op mijn Goodreads radar verschenen, met een zeer hoge score. Toen ook Michel hem aanraadde, werd het meteen het volgende boek op mijn lijst. En heel terecht: een ongelofelijke aanrader!

Het is het bekende verhaal van Achilles, maar dan verteld door Patroclus, zijn zielsgenoot, zijn onvoorwaardelijke liefde. Daarin zit het grote verschil met alle andere verhalen: waar Homeros in het midden laat welke relatie die twee hebben, waar de film Troy resoluut elke zweem van homoseksualiteit afzweert, trekt Miller hier voluit de kaart van de liefde. De twee jongens kennen elkaar van toen ze een jaar of tien waren, zijn samen opgegroeid en hebben een liefde die enkel in verhalen voorkomt. Of zoals een lezer op Goodreads opmerkte: “De reden waarom ik dit soort boeken eigenlijk niet graag lees, is dat het me doet verlangen naar een onmogelijke liefde”.

Ja, Achilles verwekt een zoon wanneer hij 15 is, maar dat is eerder een ‘accident de parcours’: de twee zijn elkaar onvoorwaardelijk trouw, hebben geen geheimen voor elkaar,

Het tragische is natuurlijk dat je weet hoe het afloopt. Dat je weet wie er wanneer sneuvelt, en dat jouw personages dat aanvoelen maar niet beseffen. Dat je ziet hoe ze elkaars hart beheersen, hoe zelfs dan hun liefde niet door iedereen onvoorwaardelijk aanvaard wordt – zoals door Achilles’ goddelijke moeder Thetis – en hoe ze onvermijdelijk hun dood tegemoet gaan.

Dit boek is fantastisch geschreven, meeslepend, intens, en gewoon ronduit mooi. Ging ik eerder nog ‘The Women of Troy’ aanraden aan mijn leerlingen, dan staat deze nu met stip bovenaan. Gisteren zei ik enthousiast tegen een van mijn vijfdejaars, van wie ik weet dat ze graag en veel leest, dat ze dit moest lezen. Ik kreeg een monkeltje terug: “Ik heb het hier liggen, mevrouw. En ik heb het al een keer of drie herlezen”. Ik had het moeten weten.

Lezen!