Lectuur: “Moby Dick” van Herman Melville

Euhm. Dit is een boek waar ik me eigenlijk wel behoorlijk aan mispakt had. Ik had een avonturenverhaal verwacht over de jacht op een witte walvis met slecht karakter.

Ik kreeg een boek over walvissen. Ik weet intussen alles over de verschillende habitats, de verschillende soorten walvissen, hun gedrag, hun evolutie, hun paringsrituelen, hun wetenschappelijke classificatie, noem maar op. Oh, en over verschillende types walvisvaarders, de boten, de manier van optuigen, hoe je een walvis vangt, hem volledig in stukken snijdt, de blubber opvangt, hem verder versnijdt, hoe alles bewaard wordt… Eigenlijk leert dit boek je quasi alles over de walvisvaart in die tijd. De verteller is dan ook niet Captain Ahab, zoals ik verwacht had, maar Ishmael, een walvisvaarder aan boord van de Pequod. Ik had het nochtans kunnen weten: de bekende openingszin is per slot van rekening “Call me Ishmael.”

Het boek is zeer barok geschreven, met heel veel overpeinzingen, filosofische bedenkingen, maar dus ook soms (pseudo-)wetenschappelijke kennis en opsommingen. Amper in de laatste paar bladzijden komt Moby Dick zelf ook op de proppen: het hele boek lang jaagt de bemanning op de meedogenloze schrik der zeeën, aan wie Captain Ahab in een eerdere confrontatie al een been is kwijt geraakt.

Een passage die ik aangeduid had, bijvoorbeeld: “There is no steady unretracing progress in this life; we do not advance through fixed gradations, and at the last one pause:– through infancy’s unconscious spell, boyhood’s thoughtless faith, adolescence’ doubt (the common doom), then scepticism, then disbelief, resting at last in manhood’s pondering repose of If. But once gone through, we trace the round again; and are infants, boys, and men, and Ifs eternally. Where lies the final harbor, whence we unmoor no more? In what rapt ether sails the world, of which the weariest will never weary? Where is the foundling’s father hidden? Our souls are like those orphans whose unwedded mothers die in bearing them: the secret of our paternity lies in their grave, and we must there to learn it.”

Met andere woorden: je leest dit boek niet zomaar even tussendoor, ook al omdat het 650 bladzijden telt. 650 over walvissen en de walvisvaart.

Vond ik het goed? Goh… niet speciaal, eigenlijk. Misschien ook wel omdat ik me aan een avonturenverhaal had verwacht, en niet dit. Maar het is wel met recht en reden een klassieker, denk ik dan.

Lectuur: ” The Secret Garden” van Frances Hodgson Burnett

Ik dacht, ik neem na dat hele lichte van Bridget Jones nog eens iets van de klassiekerslijst, kwestie van daar ook nog eens aan voort te doen. Mijn keuze viel op deze The Secret Garden uit 1910. Het is eigenlijk een kinderboek, maar dan wel eentje vol clichés. Ofwel zijn alle kinderverhalen daarna op dit verhaal gebaseerd, dat kan ook, het is per slot van rekening meer dan 100 jaar oud.

Het verhaal op zich – let op, spoiler, maar niet echt want je ziet het van mijlenver aankomen – is over een nors, stuurs weesmeisje, Mary, dat bij haar excentrieke nonkel moet komen wonen in een kast van een landhuis met meer dan 100 kamers. Nonkel is nooit thuis en ze wordt min of meer aan haar lot overgelaten. Alleen hoort ze ’s nachts regelmatig gehuil.

Bon, Mary gaat op onderzoek uit en vindt in de enorme landerijen een geheime tuin waarvan ze – wonder boven wonder – ook de sleutel vindt. Binnenin is alles overwoekerd maar wel prachtig. En dan blijkt dat het gehuil van een oververwend jongetje komt, de zoon des huizes waarvan men al jaren verwacht dat die elk moment kan doodvallen, die nooit buitenkomt, die zelfs niet kan stappen, en dat de reden is waarom de vader ook nooit thuis is.

Uiteraard zullen Mary en Colin vriendschap sluiten, zal zij hem mee naar buiten nemen, zullen ze samen de geheime tuin onder handen nemen, wordt ook Colin weer helemaal gezond en worden ze beiden flinke, gezonde kinderen.

Joepie.

Zoals gezegd, heel voorspelbaar, en net daarom kon het me niet echt bekoren. Ook de kinderen zijn bijzonder cliché, net zoals de andere personages. En ook al hou ik wel van Engels uit die periode, het werd net iets te vaak herhaald hoe stuurs en hoe lelijk en hoe nors Mary eigenlijk wel was. En hoe zagerig en klagerig Colin wel was.

Nope, geen fan.

Lectuur: “Jude the Obscure” van Thomas Hardy

Ik lees al graag eens een boek van Hardy of Brönte of Eyre of zo, maar man, wat was dat, zeg? Wat een gigantisch deprimerend boek…

Het is geschreven in Hardy’s onnavolgbare badinerende stijl, uiteraard. En Hardy is eigenlijk altijd al vrij somber van toon, als je pakweg kijkt naar Far from the Madding Crowd of Tess from the d’Urbervilles. Zijn personages hebben het nooit makkelijk, vechten tegen de goegemeente en vooral tegen zichzelf. Maar dit is een boek waar je niet meteen vrolijk van wordt. Ik kan me voorstellen dat het destijds ook echt veel ophef heeft veroorzaakt: het is ronduit atheïstisch of eigenlijk meer nog antitheïstisch, het spreekt openlijk over scheiden en heeft duidelijke seksuele verwijzingen, met een naturalistische inslag.

Jude is een jongeman van zeer bescheiden komaf, zoals dat dan heet, met een scherp verstand en een tomeloze ambitie om te gaan studeren. Maar dan komt het leven – en vooral de vrouwen en zijn eigen driften – ertussen en gaat het mis. Keer op keer. Hij trouwt diep ongelukkig, slaagt erin te scheiden, bouwt een relatie op met de vrouw van zijn dromen, krijgt met haar zelfs twee kinderen die hij dan ook op bijzonder tragische wijze weer verliest, verliest dan ook haar en komt dan opnieuw in zijn eerste, ongelukkige relatie terecht. Berooid, ongelukkig, zonder ooit te hebben kunnen studeren, sterft hij. In alle obscuriteit, zonder iets na te laten.

Eind goed al goed? Het zal toch niet bij deze Hardy zijn. Ik geef het toe, bij momenten had ik het lastig om verder te lezen, want het was bij momenten echt wel deprimerend. En toch wilde ik weten hoe het zou aflopen: het kon toch niet allemaal kommer en kwel zijn? Jawel dus.

Maar als het een iets heeft opgeleverd, dan is het wel dat je je gelukkig voelt met wat je zelf hebt, dat je dankbaar wordt voor jouw eigen leven. En dat is eigenlijk toch ook al heel wat.

Lectuur: “Brideshead Revisited” van Evelyn Waugh

Blijkbaar was deze per ongeluk van de BBC-lijst met klassiekers gedonderd: er stonden er maar 98 meer op, en de nummer 26 was verdwenen. Zo’n ongelezen boek in het midden van mijn lijst, dat kon ik toch niet zomaar laten staan, en dus nam ik het met veel gusto ter hand. En nee, het heeft me niet teleurgesteld.

We zitten in Engeland in het interbellum, in de gegoede en zelfs bijzonder rijke klasse met kastelen als dat van Downton Abbey, en ik kon zo de pracht en praal en de kleren al voor mij zien. Het kasteel in kwestie is deze keer Brideshead, de thuishaven van Lord en Lady Marchmain, hun zoon Lord Brideshead en de rest van de Flyte familie. Ja, die overerfbare titels, daar moet een mens soms wel zijn hoofd bij houden.

Hoofdpersonage is Charles Ryder, ook van gegoede afkomst en dus op zich niet verplicht om te werken, die zich probleemloos handhaaft in die hoge kringen. Hij studeert in Oxford en leert er de jonge dandy Sebastian Flyte kennen. De twee kennen een onwaarschijnlijke vriendschap waarbij het eigenlijk in het midden gelaten wordt of ze ook een seksuele kant heeft, maar waarbij dat helemaal niet onvoorstelbaar is. Charles leert ook de rest van de familie kennen en brengt de zomer door op Brideshead, met Sebastian. Maar Sebastian ontwikkelt zich tot een heuse alcoholist en Charles raakt hem kwijt als vriend en verliest daarmee ook het contact met de rest van de familie.

Een aantal jaren later, wanneer Charles een gevestigd schilder is, ongelukkig getrouwd en vader van twee kinderen, komt hij onverwacht toch opnieuw in contact met de Flytes. Op die manier komt hij ook weer op Brideshead terecht, waar Sebastian al jaren niet meer is geweest: het verhaal verschuift naar diens zus Julia. En uiteindelijk, jaren later, tijdens de oorlog, komt hij onverwacht weer oog in oog te staan met de locatie van een groot deel van zijn jeugd.

Waugh kan ongelofelijk goed vertellen, maar deinst er niet voor terug om zijn fantastisch charmante personages ook een heel egoïstische, kille kant mee te geven, en zijn kille personages toch een sympathieke draai te geven. Het geheel zorgt ervoor dat je meeleeft met de personages, dat je af en toe schrikt van bepaalde reacties, maar dat je het ook jammer vindt wanneer hij sommige personages zonder meer uitrangeert. De achtergrond zijn the roaring twenties waarbij duidelijk wordt dat de geprivilegieerde klasse haar privileges snel aan het kwijtspelen is, een gouden wereld met bediendes en chauffeurs en feesten die nooit meer terugkomt.

Uiteindelijk is dit een dieptragisch verhaal, over weggegooide levens, verspilde kansen, gedoemde liefdes, onoverbrugbare sociale verschillen en de verwoestende invloed van religie.

Ik kan al niet wachten om de serie te bekijken uit 1981 die van Jeremy Irons een beroemdheid heeft gemaakt. Nostalgie naar een tijd die je niet eens zelf hebt meegemaakt: het bestaat.

Lectuur: “Of Mice and Men” van John Steinbeck

(Zoals gezegd: nog wat in te halen qua lectuur.)

Dit was een dun boekje, amper 75 pagina’s, maar man, wat laat dit een impressie na zeg!

Ik kende het toneelstuk, al was dat bijzonder lang geleden en wist ik niet meer precies hoe het ging. Ik kende ook al Steinbeck van zijn “Grapes of Wrath” en wist dus al op voorhand dat het niet bepaald een komedie ging zijn. En toch…

Het principe is simpel: George en Lennie zijn twee loonwerkers op het Californische platteland, goh, ergens tijdens de Grote Depressie, vermoed ik. Ze leven van job naar job: putten graven, oogst binnenhalen, alle mogelijke klussen. Vrolijk word je er niet van, en rijk ook niet. Ze hebben nochtans een droom: zelf ergens een klein boerderijtje kopen waar ze net van kunnen leven, met varkens, schapen, kippen en vooral ook een paar konijnen. George probeert voor hen beiden te sparen, maar makkelijk is dat niet, want Lennie is… hoe moet je dat noemen? Verstandelijk gehandicapt? Een ongelofelijk sterke reus waar geen kwaad in zit, maar die zijn eigen kracht niet kan inschatten. Wanneer hij een puppy krijgt om voor te zorgen, aait hij het beestje dood.

Al van in de eerste regels voel je de dreiging in dit boek: het zal fout gaan. Hoe of wat, dat weet je nog niet, maar fout gaan zal het. Naarmate er personages geïntroduceerd worden, weet je ook al: dit zijn de personen met wie het fout zal gaan. En jawel…

Vernieuwend is dat dit boek geschreven is als roman, maar perfect kan opgevoerd worden als toneelstuk, zonder dat het moet herschreven worden. Er zijn maar een paar locaties, er zijn maar een paar echte personages, en er zijn uitstekende dialogen. En er is vooral die beklemming. Dat het dan ook al meermaals verfilmd is, hoeft geen betoog.

Heel, heel terecht een klassieker, en ja, dus ook een aanrader. Maar opnieuw: vrolijk word je er niet van.

Lectuur: “The Lovely Bones” van Alice Sebold

Na een ganse reeks fantasy nam ik toch nog eens een van de klassiekerslijst van de BBC ter hand, deze “The Lovely Bones” dus. Ik piep dan altijd eerst even op Goodreads naar de algemene score en een paar reviews, en zag dat deze toch wel genadeloos afgekraakt werd. Sebold kan niet schrijven, het verhaal is slecht, de schrijfstijl is vreselijk…

Ik begon dus met enig voorbehoud aan het boek, maar eigenlijk viel dat best wel mee. Ja, de stijl is eenvoudig, maar wel perfect hoe een veertienjarig meisje het zou zeggen. Eigenlijk weet je de premisse al van in het begin: Susie wordt vermoord door een van haar buren en die doet haar lijk vakkundig verdwijnen. Susie komt in haar hemel terecht waar ze het doen en laten van haar gezin, haar schoolvrienden en de dader in de gaten houdt. De vraag is hier dus niet wie het gedaan heeft, maar hoe ze de moord op aarde zullen oplossen, en vooral, hoe haar omgeving met haar dood omgaat.

De stijl is eigenlijk verfrissend eerlijk, de psychologie ook die van een veertienjarig meisje. Sebold vertelt vooral hoe elk lid van Susies onmiddellijke omgeving op haar dood reageert: haar vader, haar moeder, haar iets jongere zusje, haar veel jongere broertje, de jongen met wie ze nog maar één keer gekust heeft, een meisje dat ze niet zo goed kent maar dat haar schim gezien heeft, de dader… Alles blijft nochtans vanuit het perspectief van Susie gezien, zelfs tien jaar na haar dood. Je merkt dan ook hoe de personages allemaal geleidelijk aan op hun eigen manier over haar dood heen geraken, hoe ze uiteindelijk toch hun eigen leven weer opnemen. En de dader? Tsja…

Nee, het boek verdient het absoluut niet om zo afgekraakt te worden, maar om het nu perse een klassieker te noemen… Goh ja. Ik heb er geen spijt van dat ik het gelezen heb, maar een aanrader, mja, dat nu misschien ook weer niet.

Lectuur: “De Schaduw van de Wind” van Carlos Ruiz Zafón

“Het lot staat meestal om de hoek te wachten. Alsof het een pooier is, een hoer, of een loterijverkoper: de drie meest gebruikte incarnaties. Maar waar het niet aan doet, zijn huisbezoekjes. Je moet er zelf achteraan gaan.”

Na de immense stapel pagina’s van Dorothy Dunnett wilde ik toch weer even terug naar een klassieker, eentje van de BBC-lijst. Mijn keuze viel op dit boek, en jawel, terecht een klassieker. Ik heb het bijzonder graag gelezen, al vragen de stijl en de inhoud wel een beetje inspanning.

Daniel Sempere wordt als jongen meegenomen door zijn vader, een boekhandelaar, naar het Kerkhof der Vergeten Boeken om daar een boek te vinden dat zielsverwant is met hem. De jonge Daniel haalt er De Schaduw van de Wind van ene Julian Carax uit de rekken, en haalt zich daarmee een hoop problemen op de hals. Want wanneer hij wil achterhalen wie die Carax eigenlijk was, komt hij te weten dat er iemand is die alle boeken van Carax opkoopt, zoekt, steelt en vernietigt. Hmm? Het houdt Daniel niet tegen om zich te verdiepen in de verdwenen Carax en diens leven te proberen reconstrueren. Maar net daardoor verzeilt hij zelf in een onoverzichtelijk kluwen waarbij zijn eigen leven een parallel lijkt te vormen met dat van Carax.

Uiteindelijk wordt het hele mysterie opgelost door een lange brief – ja, dat had wel eleganter gekund, ja – van een van de personages waardoor je eindelijk te weten komt wat er vroeger allemaal is gebeurd met Carax. En dan moet Daniels leven zelf nog opnieuw op de sporen geraken natuurlijk.

Zafón schrijft vooral een bijzonder bloemrijke taal, die wat doet denken aan Márquez, maar dat komt uiteraard ook door het magisch realisme dat beide auteurs aanhangen. De personages verliezen zich al eens in filosofische overpeinzingen en van de eerste tot de laatste hanteren ze dezelfde barokke taal, maar dat stoorde me eigenlijk niet. En dat de plot een beetje deus ex machina-gewijs opgelost wordt, eigenlijk ook niet.

Ik heb alvast genoten van het boek, ja. En ik heb nog maar eens beseft dat ik dringend eens naar Barcelona moet. Al ben ik blij dat het daar nu niet meer zo grimmig is als ten tijde van de burgeroorlog.

 

Lectuur: “Cold Comfort Farm” van Stella Gibbons

Dit boek stond op mijn leeslijst der klassiekers en werd daarom ook toegevoegd, al had ik er nog nooit van gehoord, om eerlijk te zijn.

Achteraf gezien verwondert me dat ook niet: ik vind het niet bepaald een topper. Niet slecht, uiteraard niet, maar ook zeker niet wow. Maar voor een boek uit 1932 is het nog verrassend actueel, eigenlijk.

Flora Poste is een verwend kind van een jaar of 19 dat wees wordt, en dan niet goed weet waar of bij wie ze gaat wonen en op wiens kosten ze zal leven en haar uitgebreide sociale leven zal onderhouden. Na een aantal humoristische overwegingen trekt ze in bij een boerenfamilie die blijkbaar verwanten zijn, maar die ze voor de rest van haar noch pluimen kent.

Zodra ze de Cold Comfort Farm betreedt, maakt ze het tot haar missie om de mensen daar op te voeden en vooral een goede hygiëne aan te leren. Al bij al slaagt ze erin om tegen het einde van het boek alle personages op het juiste (of toch een beter) pad te krijgen en een beter leven te bezorgen.

Het boek is duidelijk een parodie op pakweg Far from the madding crowd van Hardy, of al die romans uit die tijd die het boerenleven schetsen en de high society van het toenmalige Engeland. De personages zijn karikaturen, de plot voorspelbaar, maar alles is gedrenkt in een fijne humor, dat wel, en dat maakt het heel leesbaar. Maar om het te bestempelen als een klassieker? Hmm…

Lectuur: “Life of Pi” van Yann Martel

Deze stond op mijn lijst van te lezen klassiekers, vandaar. Ik kende de premisse al: jong gastje overleeft schipbreuk met een tijger in zijn bootje. De film had ik nog niet gezien, maar ik vroeg me al af hoe je in hemelsnaam anderhalf uur kunt vullen met tijger en bootje. Wel, vrij vlot, eigenlijk.

Het begint met de oudere Piscine – Pi dus – die het verhaal vertelt van zijn jeugd, en hoe hij op een schip terecht komt waarmee ook wilde dieren worden vervoerd. Een van de meer opvallende trekjes hierin is dat Pi blijkbaar zowel christen als moslim als hindoe is, en dat in India. Dat zorgt uiteraard voor de nodige problemen, en ik snap ook nog steeds niet helemaal de relevantie hiervan. Ja, Pi zal in zijn bootje troost putten uit zijn geloven, maar dat is het wel zowat. Misschien om aan te tonen dat hij over nogal wat fantasie beschikt?

Enfin, de dierentuin van Pi’s vader sluit en het gezin verhuist naar Canada. De dieren worden verkocht en sommige daarvan, waaronder dus de tijger, gaan mee op het schip. Om onduidelijke redenen zinkt het schip halverwege de reis en Pi is de enige overlevende, samen met oorspronkelijk een tijger, een hyena en een gewonde zebra. Oh, en een orang-oetang, dat ook. Na verloop van tijd blijft enkel de tijger over, en eigenlijk is dat, ondanks alle gigantische problemen die dat met zich meebrengt, wel Pi’s redding geweest: het is maar dankzij Richard Parker dat hij de wil behoudt om te overleven.

Na 227 dagen spoelen ze eindelijk aan in Mexico, waarbij de tijger zonder omkijken in de jungle verdwijnt en zo Pi’s hart breekt. Zijn vader had het hem in het begin nochtans nog gezegd: je kan geen vriendschappelijke relatie opbouwen met een wild dier…

In het begin vond ik het boek wat langdradig, maar vreemd genoeg, zodra ze op zee zitten en er eigenlijk dus vrijwel niks te beleven valt, is dat niet meer het geval. Martel kan schitterend vertellen, de spanning in kleine details steken en je soms gewoon ook ontroeren. Af en toe verliest hij zich in (pseudo-)filosofische bespiegelingen, dat wel.

En het einde? Dat is gewoon mooi…

Enfin, geen dikke aanrader, maar zeker geen slecht boek.

 

Lectuur: “Alice in Wonderland” van Lewis Carroll

In één woord: nee.

Ugh.

Ik kende het verhaal uiteraard, van tekenfilms en andere dingen, maar, ugh, nee. Geen idee wat die mens gepakt had toen hij dit schreef, maar het was zelfs geen goeie trip. De tekenfilm van Disney heeft er eigenlijk nog het beste van gemaakt, want het is niet eens zo boeiend geschreven. Uiteraard is het verhaal behoorlijk onlogisch want een droom, maar mijn dromen zijn beter.

Eigenlijk kan ik hier kort over zijn: geen idee waarom dit als een absolute klassieker gerekend wordt. Het taalgebruik is kinderlijk – wellicht inderdaad op kinderen afgestemd –  en het hele verhaal kon me voor geen meter boeien. Best dat het een kort verhaal is, want ik zou het anders gewoon niet uitgelezen hebben, denk ik.

Meh.

Next!