Broederliefde

Het is eigenlijk onvoorstelbaar hoe Wolf voor zijn zusje zorgt. Of hoe hij eigenlijk in het algemeen buitensporig zorgzaam en verantwoordelijk is.

Zo komen ze zo goed als elke dag te voet naar huis na school. Ze worden door de juffen in een rij begeleid tot aan het begin van de woonwijk, en dan moeten ze geen enkele drukke straat meer over. Maar het valt op hoe Kobe altijd ergens ofwel een tiental meter voorop loopt, ofwel een eindje achterblijft. Merel loopt steevast aan de hand van Wolf, netjes langs de kant van de huizen, terwijl hij meestal ook nog in zijn vrije hand haar boekentasje draagt.

Intussen heeft Merel haar fietsje ontdekt. En dan bedoel ik niet de echte fiets met steunwieltjes, maar het evenwichtsfietsje zonder trappers dat ik vorig jaar heb gekocht om Kobe eindelijk te leren fietsen. Kobe kan intussen meer dan behoorlijk fietsen: het heeft wat overredingskracht gekost om hem weer aan het fietsen te zetten, maar zodra hij merkte dat de fiets die vorig jaar eigenlijk nog een ietsiepietsie te groot was, nu perfect past, zag hij het helemaal zitten. Enfin, het was goed weer vorige week, en dus gingen ze samen fietsen. Samen als in: ook Merel. Het was prachtig om zien: Kobe op zijn felgele fiets die vrolijk heen en weer crosste, Merel op het kleine groene wiebelfietsje op het voetpad, en Wolf die met een engelengeduld aan vier per uur naast haar op straat fietste op zijn grote blauwe fiets.

Ik geloof dat ze meer dan een half uur zijn weggebleven, en alle drie kwamen ze met glinsterende ogen en rode kaken terug. Ze hadden ook ergens in een boom geklommen, vertelde Merel, en Wolf had haar de hele tijd vastgehouden. Zalig, toch?

Fietsen!

Omdat Kobe nog steeds niet kon fietsen, was ik eind april een loopfietsje gaan halen: zo’n fietsje met een zadel maar zonder pedalen. Kobe kreeg de opdracht om te oefenen op dat ding tot hij serieus snelheid kon halen en lange einden kon doorrijden zonder met zijn voeten aan de grond te komen. Want de beweging van gewoon fietsen kent hij wel, maar hij had teveel schrik om te vallen, en vond dus zijn evenwicht niet.

Gisteren gebood ik Bart om te oefenen met Kobe op de gewone fiets, want dat loopfietsje had hij nu wel onder de knie. Na tien minuten kwamen ze terug binnen, met de droge boodschap: “Kobe kan fietsen.” Ik heb Kobe vastgegrabbeld en heb met hem een rondedansje uitgevoerd!

Maar vandaag was dat dus een ander paar mouwen. Want het is niet omdat hij de beweging van het fietsen kan, dat hij ook echt kan fietsen. En dan bedoel ik: netjes rechtdoor rijden, zich niet laten afleiden door een hond of een auto, stoppen op het einde van de straat, afslaan, rechts houden… Ik ben vandaag met hem gaan fietsen hier in de wijk. Het was heerlijk rustig: een verkiezingszondag rond een uur of zes ’s avonds, da’s blijkbaar ideaal. Maar geloof me: het heeft me een paar jaar van mijn  leven gekost, en was mijn haar niet geverfd, dan was het nu toch wel stevig grijs.

Want Kobe en focussen, dat is het duidelijk niet. “Oh mama, mooie bloemen!” en prompt zat hij de haag van die bloemen binnen. Zucht.

Ik denk dat er nog menig zondag zal gefietst worden, zo rond een uur of zes, vooraleer hij klaar is om naar school te fietsen met mij. En dat ik best nog een voorraadje haarverf insla.

Luie dagen

Dat het zo van die heerlijk luie dagen zijn, en wie geeft ons ongelijk?

Donderdag waren we te gast bij Gwen en Erik, zomaar: we wilden onze kinderen nog eens samen laten spelen, en dat deden ze, terwijl Gwen en ik heerlijk kletsten, en genoten van de zon. Ze sprongen op de trampoline, er werd een vuurtje gestookt, de meisjes stempelden, en er werd fruit met versgebakken taart gegeten.

Gwen01

Gwen02

Gwen03

Gwen04

Gwen05

En vandaag, vandaag ben ik met Wolf op zijn nieuwe fiets, en Kobe op de aanhangfiets (Merel was thuis bij papa, aan het slapen) naar een verjaardagsfeestje gereden, 3,5 kilometer verder. Heerlijk rustig, en door de warmte. En daarna was ook Wolf rustig op zijn eentje bezig, zodat ik ook even kon genieten, zomaar, buiten in de schaduw, in de hangmat. Zalig gewoon.

Maar het was wel warm.

warm

Luie dagen, voorwaar.

Mountainbike

Daarstraks had ik zin om nog te gaan fietsen. Het was een prachtige avond, de kinderen lagen al in bed, en Bart was thuis, dus ik kon gerust het huis uit. Alleen… ik heb het moeilijk om zonder doel te gaan fietsen. Zomaar een toertje, meh. Je kan natuurlijk zeggen dat de beweging op zich een doel is, maar dat is toch niet hetzelfde. Ik fiets graag ergens naartoe, begrijp je?

Uiteindelijk, na lang aarzelen, ben ik toch de fiets opgegaan, omdat ik eigenlijk wel eens wilde weten hoe ver dat nieuwe park van de Lange Velden doorliep. Een ideaal doel, dus ik trok een vestje aan (het was intussen al na negenen), stak de telefoon op zak, en weg was ik. Doorheen de wijk was uiteraard geen enkel probleem. De hoofdweg van het park is aangestampt gras, ook dat was niet echt moeilijk, al dudderde het soms op de ribbels van de sporen van de tractor die het traject had ingezaaid.

Op het einde – en dat loopt echt wel een eindje door –  had ik de keuze: ofwel keerde ik terug via een woonwijk, ofwel aan de iets hoger gelegen overkant van het park, tussen het water en de hoge berm in. Ik koos voor dat laatste. Hmm. Foute keuze dus. Dat traject is namelijk níet aangestampt, en door de regen van de laatste dagen bestond het uit vrij mul nat zand, ook wel modder genoemd. Voeg er dan nog aan toe dat er blijkbaar toch een paar auto’s waren gepasseerd en er dus sporen van twintig centimeter diep waren, en je begint het wellicht al te snappen. Ik was te koppig om terug te gaan, en dacht dat ik halverwege wel ging kunnen oversteken, maar dat viel zo een beetje tegen. En op een bepaald moment heb ik een bocht genomen van 90°, maar dat zand wilde niet meewerken, en toen lag ik heeltegans elegant tegen de grond. Jawel. Gelukkig was het maar nat zand, het viel nog mee dus. Eerder een gekrenkt ego dan een gekrenkt lijf.

Soit, ik heb vijfentwintig minuten gedaan over ocharme vier kilometer, en ik was helemaal bezweet. Niet dat ik anders vlot dertig per uur rij, maar dit was toch wel er een beetje over. Het zegt wel wat over het terrein dus.

Volgende keer toch maar die woonwijk nemen om terug te keren. Of ergens een mountainbike lenen, medunkt.

De fiets op

Dat het lopen niet zo goed ging, is een understatement. Fietsen daarentegen, daar heb ik weinig moeite mee. Nee, ik haal geen gigantische snelheden, maar ik rijd dan ook op een doodgewone damesfiets, met een jeans en gewone schoenen aan, en zelfs een echt mamamandje vooraan op de fiets om mijn spullen in te steken.

In september moet ik nooit voor 9.20u beginnen werken, en dus kan ik alle dagen de jongens per fiets naar school brengen. Tenminste, als het niet regent, want ik heb echt geen zin om uitgeregend op mijn werk toe te komen. Vrijdag ben ik ook per fiets naar mijn school gegaan, een kleine tien kilometer heen en terug. Zalig gewoon.

Ik ben ook al een paar ’s avonds op mijn eentje een fietstochtje gaan maken. Gewoon, zomaar, voor de lol.

Maar gisterej wilde ik meer. Ik ga naar de Weight Watchers in Doornzele, en dat ligt op een acht kilometer van mijn deur. De eerste paar kilometer zijn zelfs heel vervelend, omdat ik langs de R4 moet, maar aan de andere kant heb ik nu ontdekt dat de gracht langs de rechterkant van de R4 vol staat met prachtig riet en lisdodden. En veel waterbeestjes allerhande. Wie had dat gedacht?

Want ja, ik ben per fiets gegaan. Het was mooi weer, Bart was op tijd thuis, en dus sprong ik de fiets op. Ik was trouwens op de cursus 600 gr af, wat zich deze morgen op de weegschaal vertaalde in 400 gr af. Terug gehydrateerd, zeker? Niet dat ik echt gezweet had, maar toch.
Op de terugweg begon het al serieus te schemeren, en kon ik het vestje dat ik meegenomen had, toch wel goed gebruiken. Ik heb echter nog een paar kilometer rond gereden, want ik wilde niet langs die R4 terug, en ben dus alweer de Evergemse woonwijken gaan verkennen.

Mja. Ik krijg voortdurend complimentjes over hoe goed ik er wel uitzie. Ik moet dus zien dat ik dat blijf volhouden. Voor de rest van mijn leven. Dat wel. Zucht.