Dochter

Zeven uur.

Met een welgemikte mep leg ik de vogels die in mijn wekker wonen, het zwijgen op, en draai me nog even in mijn donsdeken. Tot ik even later getrippel op de trap hoor, zonder mijn ogen te openen plaats maak in mijn bed, en een paar ijskoude voetjes onder mijn deken verwelkom. Gelukkig zijn die vergezeld van een klein warm lijfje dat zich tegen me aanvleit. Woordenloos.

Exact negen minuten later zijn die vogels er weer, en wringt de dochter ze deze keer deskundig de nek om, toch tot de volgende ochtend.
Zuchtend open ik mijn ogen, en zie meteen twee staalblauwe kijkers die me glimlachend aankijken. Want dat doet ze, mijn dochter: glimlachen van ’s morgens vroeg.

We knuffelen even, ik vraag of ze goed geslapen heeft, en dan port ze me tot ook ik opsta: “Komaan, mama!” Papa is dan meestal al net uit de badkamer verdwenen, en dus hebben we het rijk voor ons alleen. Terwijl ik de radio aanzet, staat zij al dansend in haar blootje, en stapt ze de douche in. Ik vervoeg haar even later onder het warme water, en dankbaar laat ze me haar lange blonde haren inzepen, afspoelen en voorzien van een stevige laag crème. Terwijl ik, nog steeds niet goed wakker, mijn eigen haar inshampoo, wast zij dat kleine stevige lijfje van haar met trefzekere bewegingen, spoelt zich af, en stapt de douche uit. Ik blijf achter onder de waterstraal, en doorheen de bewasemde ruit zie ik hoe zij, koket en plots al zo volwassen, haar haar in een handdoek draait en vastzet op haar hoofd, als een heuse diva. Ik blijf even naar haar kijken, en dan teken ik, zoals elke keer, een hartje in de damp. Het zacht piepende geluid doet haar opkijken: ze schenkt me keer op keer een glimlach en maakt met haar handen een hartje in mijn richting, vooraleer ze zich onverstoorbaar verder afdroogt.

Ik blijf nog even kijken naar haar gracieuze bewegingen, en  kan niet anders dan haar graag zien. Mijn dag is alvast goed begonnen.