Boottrip: dag twee

Eigenlijk heb ik wonderwel goed geslapen op die boot: geen last van geschommel of zeeziekte, nog die chance. Alleen – je slaapt wel degelijk in een kuip van metaal en polyester – zat alles onder de condens en drupte het zelfs op mijn hoofdkussen. Ugh.

Maar er werd rustig ontbeten, we ruimden iets of wat op, Bart ging boodschappen doen met Kobe en Merel, en ikzelf ging met Wolf en Arwen eens luisteren bij de radioloog. Die kon ons een afspraak geven om 13.15 uur. Iets later dan gepland, maar ook prima.

Dat leidde ertoe dat we rond elf uur bovenop de IJzertoren stonden en dan langzaam door het museum afdaalden. En een kickass foto konden nemen voor de PAXpoort: het lijkt wel de cover van een album!

We aten op de boot, de radioloog stelde vast dat er niks gebroken was, en we zetten koers naar Ieper: Wolf deed het meeste van het varen en nam ook feilloos de brug en de twee kleine sluizen. En het kanaal IJzer-Ieper: prachtig! Heel veel futen gezien, en aalscholvers en reigers.

En vooral: de beste onthaasting ooit! Je tuft aan 10 kilometer per uur, geniet van het landschap, zont een beetje, leest wat…

Merel heeft trouwens het hele laatste eind alleen gevaren (onder ouderlijk toezicht, uiteraard), alleen het aanleggen heeft Wolf gedaan.

We waren dus rond vijf uur in Ieper: ideaal om iets te gaan drinken, een ijsje te eten, om acht uur de Last Post bij te wonen aan de Menenpoort en dan iets te eten. Uit Diksmuide hadden we geleerd dat alles daar sluit om negen uur, zodat we toch wel gereserveerd hadden. Maar best ook, want er bleek kermis te zijn en de hele grote markt stond vol. Ugh.

Dan maar met de nodige moeite een terrasje gezocht om iets te drinken buiten het kermislawaai, een paar Ieperse labcaches gezocht, een ijsje gegeten, en gezorgd – op aanraden van de havenmeester – dat we toch rond zeven uur al aan de Menenpoort stonden. Terecht, zo bleek, want we waren al lang niet meer de eerste, en tegen acht uur stond het er propvol – volgens coronaregels, ieder op een stip – tot ver in de winkelstraten rondom.

Ik vond persoonlijk het uur wachten – en het zoeken en vinden van twee naburige caches – de moeite waard: de ceremonie is en blijft impressionant. Een kort woordje door de ceremoniemeester, en dan de drie bugels… Kippenvel!

En toen was er Italiaans eten. We hadden gereserveerd om half negen, maar blijkbaar zat het stampvol en lieten ze zelfs de afhaalpizza’s nog voor ons komen, zodat we meer dan een uur hebben moeten wachten. Niet fijn! Lekker was het wel, gelukkig maar. En meer dan genoeg.

En dus was het ook weer na tienen tegen dat we op de boot terug waren, en iedereen ging dan ook opnieuw meteen slapen.

Goh, nog een chance dat we al die spelletjes hebben meegenomen zeg!

Tripje per boot vanuit Nieuwpoort

Vorige week hebben we uiteindelijk de knoop doorgehakt en Spanje afgezegd. Voor Bart, mij en Merel was er eigenlijk geen probleem: wij zijn beide volledig gevaccineerd en Merel is nog geen twaalf. Maar voor de jongens gingen we door allerhande hoepels moeten springen om überhaupt te kunnen vertrekken en weerkeren. We hadden Spanje namelijk echt tussen de kampen van de jongens geprangd: vertrekken de dag na Kobes kamp, en terugkomen de dag voor Wolfs kamp.

Nu ging dat betekenen dat ik Kobe eventjes moest ‘ontvoeren’ van zijn kamp voor een PCR-test, en dat we Wolf ginder in Spanje een PCR-test moesten laten ondergaan om hem dan hier in België terug te kunnen laten vertrekken. Als het al geen quarantaine moest  worden, en we dus ginder een extra nachtje hotel voor hem moesten zoeken, zonder ons, wat als minderjarige misschien ook niet evident was.

Een en ander zorgde ervoor, samen met het risico uiteraard, dat we het echt niet meer zagen zitten. Met spijt in het hart (en de portemonnee) dan maar alles afgezegd.

Maar ik wilde eigenlijk echt wel nog iets doen als gezin samen. Ik was beginnen kijken, maar de kust en de Ardennen waren ofwel vol ofwel onbetaalbaar. Dingen van Centerparcs, Landal of Roompot idem, en we wilden niet in een stampvol park zitten.

Hmmm.

Even had ik nog een viertal dagen Reims overwogen, maar toen dacht ik plots – geen idee vanwaar dat precies kwam – aan een boot. Zo’n boot waarvoor je geen vaarbewijs moet hebben, waarin je kan slapen en koken en hele fijne routes varen. Zoals ik ooit, in een ver verleden, als student met onder andere Gwen en Erik heb gedaan.

Op een halve dag was dat geregeld: vijf dagen, vier nachten op een boot voor zes personen, vanuit Nieuwpoort. Dat ding vaart amper 10 km. per uur, maar dat is heerlijk ontspannend. En een kleine keuken, twee slaapkamers, een slaapbank in de living, en twee mini badkamertjes met elk een toilet en een douche. Zo eentje waarbij je je toiletzak best even ergens anders zet als je wil douchen, maar bon.

Het is geen tien dagen aan een zwembad onder de Spaanse zon, maar bon, toch ook een paar dagen echt vakantie met het gezin. En Arwen, uiteraard.

Deze middag stonden we dus met zijn allen om twee uur aan de ‘jachthaven’ van LeBoat in Nieuwpoort, onder toch wel een zonnetje, ja. Het is dan geen 25°, maar het zag er wel goed uit.

Na het nodige papierwerk, de nodige instructies én een rondje van een vijftal minuten om te leren hoe je draait, hoe je een noodstop maakt en dergelijke, waren we weg. We wilden op die vier dagen eerst naar Veurne varen, de volgende dag naar Ieper, de derde avond in Diksmuide, en dan terug op zaterdagmiddag om 12.00 uur, de “late” check-out in plaats van 09.00 uur.

Wij vrolijk op weg, half uurtje wachten voor de zeesluis richting Veurne, tot een schipper ons vraagt: “Gaan jullie naar Veurne?” “Euh, ja?” “Jullie weten dat je niet verder kan dan? De sluis van Fintele is kapot en zal zeker morgen ook nog dicht zijn.”

Euh… Tot zover onze planning, en blijkbaar hadden ze dat bij LeBoat niet nodig gevonden om te zeggen. Hmpf. Dan maar de route in de andere richting, met het grote probleem van de zeesluis. Die is namelijk onderhevig aan de getijden en dus maar open 2.5 à 3 uur voor en na hoog water, en wordt maar bediend tussen negen uur ’s morgens en zeven uur ’s avonds. Deze namiddag was dat dus geen probleem, in het terugkeren wel. Maar bon, dat gingen we dan wel oplossen.

Met enige moeite – we werden voortdurend weggeblazen door de harde wind – keerden we de boot en voeren dan maar naar Diksmuide: een hele fijne tocht, waarbij ook Wolf en zelfs Merel even stuurden.

En toen hadden we een klein acro’tje: Wolf wilde de boot vastleggen aan de wal, maar zijn touw zat verstrengeld – iets waar ze nochtans zwaar voor waarschuwen – waardoor zijn hand geklemd zat. Resultaat: helemaal geschaafd en gekneusd en behoorlijk veel pijn. Ik heb geen risico genomen en toch maar de dokter van wacht gebeld: het was een paar minuten na zevenen natuurlijk.

Bon, twintig minuten later kwam de dokter gewoon afgewandeld daar op de kade, onderzocht Wolfs hand, en wilde toch liefst een foto laten maken omdat er een van de middenhandsbeentjes toch wel erg gevoelig was en misschien gebarsten zat. We kregen een voorschrift voor de radioloog 100 meter verderop met de raad morgenvoormiddag even langs te gaan, en dat was dat.

Intussen was Bart even gaan zoeken naar iets om te eten en had hij op de markt tal van restaurantjes gevonden. Zalig zitten, trouwens.

Tegen tien uur zaten we allemaal in ons bed, doodop. Maar ik heb er echt wel van genoten. ’t Is geen zuiders land met prachtig weer, maar ’t is heerlijk ontspannend.

Rhodos dag 8: een boottocht die toch niet helemaal goed kwam…

Doe eens iets toeristisch, dachten we. Doe eens iets met de reisleiding, dachten we. En dus gingen we vandaag op boottocht “Van baai tot baai”. Niks cultureels, gewoon varen in een grote boot langs de kustlijn, een paar keer stoppen om in open zee te zwemmen, dan barbecue aan land, en dan terugvaren. Lekker rustig en relax, en de kinderen gingen dat de max vinden.

Om zeven uur stonden we dus op, gingen ontbijten, en stonden tegen acht uur klaar met de handdoeken en de zwembroeken aan de rand van het hotel, waar we opgepikt werden door een grote bus. Ik dacht dat we hier ergens in de buurt zouden vertrekken, maar we reden fluks naar de haven van Rhodos waar we naar, jawel, de Love Boat wandelden :-p

Iets voor negenen – moesten we daarvoor zo vroeg opstaan? – vertrok de boot over een bijzonder kalme zee voor een uurtje varen tot in de Anthony Quinnbaai in Faliraki.

Daar hield de boot halt voor zo’n twintig minuten, zodat wie wilde, even kon zwemmen. Je kon ofwel van het achterdek springen van een speciaal daarvoor aangelegde plank, of een trapje langs de zijkant naar beneden nemen. De jongens sprongen, uiteraard, wij bleven gewoon boven.

We vaarden verder en na een dik half uur werd er halt gehouden aan Tsambiko Strand, voor opnieuw een zwemmetje. Deze keer zagen Bart en ik het zitten om met Merel even het water in te gaan, want de jongens hadden het zo zalig gevonden. Bart dus de trap af met Merel in zijn armen, en ik kwam een paar personen later. Nog chance, want Bart had zich serieus mispakt aan het zwemmen in de zee, zonder vaste grond onder je voeten, mét een kind aan je lijf en een zere knie. Neem daar nog een enthousiaste golf bij, en hij kwam heel even in de problemen. Gelukkig was ik tegen dan ook in het water en kon ik Merel overnemen. Ik heb net iets meer drijfkracht, én ik ben het gewoon dat er zo’n klein zeekoalaatje aan mijn lijf hangt :-p Enfin, ik heb me quasi meteen aan de achterkant van het trapje vastgehangen, gewacht tot iedereen beneden was, en ben dan er weer uitgegaan. Blijkbaar waren we niet de enige, want er kwam meteen een ganse meute weer mee naar boven. Enfin, we hadden toch even de zee van dichtbij gezien, en het hielp wel wat tegen de zeeziekte. Want ja, ondanks de kalme zee hadden Kobe, Merel en ik er wel al een beetje van. Ugh.

Stop nummer drie was meteen in Stegna, waar we met kleine bootjes van de Love Boat gehaald werden en naar het strand werden gebracht. De boot lag daar dwars op de golven, en door de mensen die afstapten, begon hij behoorlijk te wiebelen. Resultaat: Bart was de enige die zich nog goed voelde, de andere vier waren behoorlijk misselijk.

Enfin, wij met gans ons hebben en houden de bootjes in, richting strand en vaste grond onder onze voeten. Daar moesten we in een gigantische taverne zijn, waar je zelf je rauwe vlees moest halen, dat grillen op een van de lopende meters barbecue, aanvullen met sla, frieten en brood, en smakelijk. Ik had echter niet veel honger door het misselijk zijn, en daarbij, het was niet alsof het hoge kwaliteit was… Het vlees waren dunne hamburgers, bockworsten en kleine spiesjes met vooral veel vet aan, de frieten waren slap en niet genoeg gebakken, en de sla was op voorhand gemengd met komkommer tussen, en voor mij dus ook niet eetbaar. Meh. Ook al geen succes dus.

Bart en ik keken naar elkaar, begrepen elkaar, en ik ging een taxi bestellen die ons terug naar het hotel kon brengen. Nog eens anderhalf tot twee uur op die boot, hoe mooi het landschap ook was, ging er te veel aan zijn. Ik nam nog wat foto’s, liep wat rond, en dat was dat.

Als resultaat waren we tegen half drie terug in het hotel, en dat deed deugd. Bon, dat weten we dus ook alweer: geen boten voor de familie De Waele. Een dure les, maar kom. We sprongen met zijn allen meteen in het kleine zwembadje om af te koelen en het zout van onze huid af te spoelen.

Ik had er zowaar honger van gekregen, en gelukkig hadden we nog ergens Grany koeken liggen. Bart ging nog even een Pokemon raid doen, terwijl ik op lag te drogen en de kinderen verder speelden. En net toen ik voorstelde om voor iedereen een milkshake te halen, kwam Bart binnen met, jawel, milkshakes! Hij is gewoon zalig, die vent van me.

We hielden het rustig, lazen of speelden op de computer, en tegen zeven uur gingen we opnieuw naar L’Etoile, het à la carterestaurant hier. En net zoals de vorige keer was het dik in orde.

Merel ging slapen, de jongens speelden nog wat, en ik ging een Baileys halen om buiten op het balkon rustig wat te lezen bij de muziek van de crooner die met zijn elektronische piano aan het restaurant zit te spelen. Die mens is absoluut niet slecht, alleen zijn Grenglish is vreselijk. Tsja…