Een dag van wisselende emoties

Alles begon nochtans vrij rustig, met het standaard ritje om half negen naar de muziekschool, en aansluitend het obligate koffietje thuis. Een uurtje later ging ik Kobe weer oppikken, en gingen we even langs bij de fagotjuf. Jawel, dat bestaat, en jawel, Kobe gaat fagot leren volgend jaar. Hij moest even een fagot gaan passen, om te kijken hoe groot zijn handen zijn en welke maat van instrument hij dus heeft. Dat bleek mee te vallen, eigenlijk. In elk geval stond Kobe gewoon te stràlen.

Nog een uur later bracht ik Wolf naar de muziekles, en wist ik zelf niet wat aan te trekken. Het was wel een begrafenis, maar Vic hield niet van zwart, wel van kleur. Toch heb ik nog voor zwart gekozen, gewoon omdat ik me daar zelf het sterkst in voel, en dat had ik wel nodig. Ik had namelijk aangeboden om, als onze leerlingen die iets gingen voorlezen, niet meer verder zouden geraken, over te nemen en hun tekst af te werken. Net op het moment dat ik Wolf moest ophalen van de muziekles, kwam mijn vriendin toe. Ik had haar al twintig jaar – geen overdrijving, dit keer – niet gezien, maar toen ze mijn oproep voor een babysit had gelezen op Facebook, had ze zich spontaan aangeboden. Ik heb dus met moeite hallo gezegd, Wolf afgegooid, en ben doorgereden naar Lochristi.

De dienst was prachtig. Heel intens, heel oprecht, heel… Tsja. Ik ben nog meegekomen naar de binnentuin van de school, maar echt veel leerlingen waren er niet. Niet erg, we waren er tenminste voor degenen die er wél behoefte aan hadden.

En van daaruit ben ik dan naar het ziekenhuis gereden om Bart op te pikken. Het viel wel mee van pijn, beweerde hij, al zei zijn gezicht iets anders. Maar bon, we moeten erdoor.

Ik heb hem thuis in de zetel geïnstalleerd, Ann ongelofelijk hard bedankt, heel even zelf tot rust gekomen, en heb toen geprobeerd de toiletten te repareren, want die werkten blijkbaar niet meer. Bleek de waterput leeg te zijn (filter verstopt) en het overschakelingsmechanisme naar stadswater niet te werken. Enfin, ik heb nog wat zitten prutsen, en heb dan de kinderen bijeengepakt en ben naar Gwens verjaardagsfeestje gereden. Gwen had meteen ook de kinderen gevraagd voor een gezellige avond met hapjes en drankjes, en we zaten prinsheerlijk buiten. Bart was zelfs eerst van plan geweest om mee te gaan, maar werd uiteindelijk te moe, en had afgezegd. Tegen kwart voor negen ben ik Merel thuis in bed gaan steken, en ben nog teruggekeerd. Het was echt een fijne, fijne avond, en ik denk dat het zelfs na middernacht was toen de jongens in bed lagen.

Maar man, ik was echt aan zo’n zorgeloze avond onder vrienden toe. Bedankt, Gwen!

 

Vaarwel, Jeroom

Ik herinner me nog hoe zenuwachtig ik was, Jeroom, toen ik jou voor het eerst ontmoette. Het was Barts proclamatie, en we gingen daarna eten in de Auberge du Pêcheur om het te vieren. Ik was amper eenentwintig, en hoe graag ik Bart ook zag, de eerste ontmoeting met mijn toekomstige schoonvader boezemde me angst in, ik geef het toe. Maar jij stelde me snel op mijn gemak, met die twinkelende ogen van je, terwijl je vrouw me de oren van het hoofd tetterde.

Je was zwijgzaam, toch in woorden. Je ogen vertelden me zoveel meer. We kregen al gauw een speciale band, jij en ik. Je had nooit dochters gehad, maar je zag me al snel als eentje, en behandelde me ook zo. Je gaf me goede raad, vaderlijk advies, wijze woorden, maar plaagde me ook dolgraag.

Ach, zoals je me op de boerderij achter een lunkijzer hebt doen zoeken! Nonkel Staf schaterde het uit, toen ik het hem kwam vragen, en jij lachte niet minder smakelijk, en sloeg me hartelijk op mijn schouder. En manipuleerde me nadien goedlachs tot het schilderen van een dikke ’15’ op nonkels brievenbus, of tot het bloedrood verven van de waterpomp. Je liet me met de tractor naar de weide rijden waar de koeien water nodig hadden, en je toonde wat ik precies moest doen.

Maar evengoed legde je me vol vuur uit wat nu precies de kwaliteiten van lycra waren, en glunderde als ik iets breide met de wol die je me gegeven had. En ik, ik had er een tweede vader bij. En samen hadden we soms genoeg aan een blik naar elkaar om Nelly op haar paard te zetten, en we genoten van zoveel ondeugendheid.

Toen de kinderen kwamen, glunderde je zo mogelijk nog meer. Je speelde met hen, leerde hen spelletjes, zong liedjes voor hen, en zette je huis vol foto’s. En zij, zij stormden door de voordeur naar binnen, op zoek naar hun bompa, en vlogen onmiddellijk in je armen.

“Van a ien, a twie, a dreie
a loederie loederie leie,
a loederie loederei flink flink flink
en dertien stoan der bij”

En toen sloeg het noodlot toe. Je vocht, met een moed en een verbetenheid die jou eigen waren, maar het mocht niet baten. De kanker bleek te sterk. Je wilde het nooit toegeven, je antwoordde altijd ‘Goed’ als we vroegen hoe het ging, maar eigenlijk wisten we allemaal dat het niet zo goed ging. En, uiteindelijk, dat het ook nooit goed meer ging komen.

Je hield contact met de wereld via je iPad, en begon me ook te volgen op twitter, waar je gretig commentaar leverde. Datzelfde gold voor mijn blogposts: je las ze met een onvoorstelbare aandacht, je gaf er commentaar op, en blijkbaar genoot je er enorm van. En ik, ik schreef eigenlijk voor jou. Bij elke nieuwe foto van Mereltje, of elk relaas van onze avonturen zat ik te wachten op wat je ging antwoorden. Of als we de zondag dan bij jou kwamen, wat je ervan ging zeggen. Ik maakte fotoboeken en kalenders voor je, kaderde foto’s in, en je was me er dankbaar voor.

Maar ik zag je ook achteruitgaan, en het was telkens een steek door mijn hart. Jij die moedig volhield, en dat lichaam van je dat niet mee wilde.

We zijn afscheid van je komen nemen, de kinderen en ik. Je hebt Kobe nog geknuffeld, je hebt Wolf geprezen om zijn mooie rapport, en Merel is nog op je schoot gekropen. En jij, jij hebt me bedankt omdat ik er ben voor Bart, en wat ik voor hem heb gedaan. Ik kon je geen antwoord geven, Jeroom. Mijn hart brak, en mijn stem wilde niet mee. Ik heb toen enkel je handen gegrepen, en moest me inhouden om ze niet plat te nijpen.

Ik ga je missen, Jeroom. Zo hard. Je was niet alleen mijn schoonvader, je was ook mijn maatje. Bart trekt zo hard op jou, zie je.

Ik zal je niet herinneren zoals ik je de laatste keer gezien heb. Of ook niet hoe de kist daar vandaag stond. In mijn hart ben je de vitale Jeroom met pretlichtjes in zijn ogen, en een glimlach om zijn mond. Zoals je ook echt was, en zoals je altijd voor mij zal blijven.

Vaarwel, Jeroom, waar je ook bent.

Gemengde gevoelens

Het was een dag van uitschieters vandaag, van extremen.

In de voormiddag stilgestaan bij de broosheid van het leven, en bij het intense verdriet dat het plotse verlies van iemand kan veroorzaken. Bij de sterfelijkheid van ons allemaal. En van het feit dat de dag dat ik mijn ouders zal verliezen, steeds dichterbij komt, en dat ik daar nog helemaal niet klaar voor ben.

In de namiddag heb ik genoten van mijn kinderen: samen gespeeld, onnozel gedaan, gevloekt op het rotslechte weer, tv gekeken en geknuffeld. Vooral ook dat laatste.

En ’s avonds hadden we afgesproken met vrienden van vroeger, met wie we minstens één keer per jaar bij een van ons samen eten. Het was een verbaal steekspel zoals altijd, zoals eigenlijk alleen maar kan als je elkaar al zolang kent en samen een verleden hebt. Wanneer je elkaars knopjes en zwakke plekken weet zitten, gevoeligheden en stokpaardjes. Bijzonder lekker gegeten, dat ook.

Het was een fijne avond, een mooie afsluiter van een rare dag.

Een dag vol vrienden, in goede en slechte tijden.