366 – 26 september 2020 – kruisweg in Mariakerke
Rust zacht, nonkel Wim.
Eerder deze week bereikte me het bericht dat mijn grootnonkel Wim plots overleden is. Allez, strikt genomen is hij inderdaad mijn grootnonkel, wegens het kleine broertje van mijn grootmoeder, een achterkomertje, maar eigenlijk was hij ongeveer even oud als mijn ma. Zijn jongste dochter is Ellen, jonger dan ik, in wier huisje in de Ardennen we al zo vaak zijn mogen gaan logeren. Ik heb eigenlijk best wel een goed contact met haar, dankzij ons beider blogs, en ik volgde de gezondheidstoestand van haar pa wel een beetje dus. Ja, ik wist dat hij parkinson had, net zoals mijn pa, maar wel in veel ergere mate. En ik wist ook dat hij sinds een paar maanden in een verzorgingstehuis was opgenomen, omdat tante Francine het echt niet meer aankon om voor hem te zorgen, zo hulpbehoevend was hij intussen.
Maar zijn dood zelf was eigenlijk heel erg plots, totaal onverwacht. Dus ja, ik was behoorlijk verschoten. Ons pa was gevraagd aan de koffietafel, maar aangezien hij zelf niet meer mag rijden, had dat wel wat voeten in de aarde om alles geregeld te krijgen. Hij is gelukkig mee kunnen rijden met Jeroen, en ik heb hem dan tot aan de zaal gebracht, waarna hij met een van mijn nonkels kon meerijden. Gelukkig.
En de begrafenis, goh, ik had er hartzeer van. Ja, zoals zijn kinderen zelf zeiden, was het al een lange weg geweest van afscheid nemen. Afscheid nemen van het klussen, afscheid nemen van het auto rijden, afscheid nemen van het samen op vakantie gaan, afscheid nemen van het fietsen, afscheid nemen van de lange wandelingen, uiteindelijk zelfs afscheid nemen van de gesprekken… En dan ben ik toch ongelofelijk blij dat ons ma dat niet heeft moeten meemaken. Dat ze tot vijf dagen voor haar dood gewoon nog zelf boodschappen had gedaan en zelf had gekookt. Dat ze tot op het einde nog ongelofelijk helder was, en dat het allemaal zo rap is gegaan.
Maar ik voelde mijn hart opnieuw breken in Ellens plaats. Ja, ik weet het, we moeten onze ouders allemaal afstaan, maar soms is het gewoon te vroeg. Ik denk niet dat haar kinderen zich hun opa echt zullen herinneren, en dat, dat besef alleen al, doet pijn. Dat vond ons ma ook het ergste: dat ze de kinderen niet meer ging zien opgroeien, en dat Marne zich haar wellicht nooit meer bewust zal herinneren.
Ik heb ons pa afgezet en ik ben nog gaan cachen in Deinze. Gewoon, op mijn eentje, uitwaaien, alleen met mijn gedachten. Ik had dat even nodig, en gelukkig begrijpt Bart dat ook.
Want soms, soms gaat het diep.
Rust zacht, nonkel Wim.
365 – 31 augustus 2019 – vaarwel, nonkel Wim
Gent – Mol – Balen – Geel – Gent
Ik ging een week lang slapen, weetuwel? Dat had ik hier gisteren nog vol overtuiging geschreven.
Ik was wakker om half negen, las nog een uurtje in bed, en kwam toen op ’t gemak de trap af, trok wat kleren aan, en ging buiten met de kinderen ontbijten. Heerlijk rustig, zonder haasten, een puur vakantiegevoel.
Tegen kwart over tien ging ik even aan mijn computer zitten, en scrollde lui door mijn Facebookmuur. Alwaar ik bij een vriendin een bericht opmerkte over een verkeerd adres op een brief, die gelukkig toch was toegekomen. Een doodsbrief, met daarop een bekend handschrift.
Een wenkbrauw ging omhoog. Hmm? Doodsbrief? Zou het? Nee toch? Ik had deze week nog met Annick gechat, ik wist dat haar moeder niet lang meer had, en ik dacht dat ze voorbereidingen aan het treffen was, zoals ik destijds heb gedaan in de laatste weken. Blijkbaar was mijn euro niet gevallen dat het al zover was, en was Annicks euro niet gevallen dat ik dat niet doorhad.
Ik liep naar de brievenbus, en jawel, gisterenmiddag moet de brief toegekomen zijn. Het was kwart over tien, en ik was dus uitgenodigd voor een begrafenis om 11.00 uur in Mol, op 1.20 uur rijden, en daarna op de koffietafel. Dat ging ik dus niet halen, maar bon, ik kon misschien nog wel een klein stukje van de dienst meepikken, en dan daarna wel aanwezig zijn voor Annick, en dat telde.
Ik ben dus als de wiedeweerga in deftiger kleren gesprongen, heb mijn boeltje bijeengegrabbeld, en ben naar Mol gereden, waar ik effectief om 11.40 uur nog kon aansluiten bij de herdenkingsdienst. Oef.
Het werd een intense, maar fijne koffietafel, en ik was oprecht blij dat ik er nog bij was. Had Annelies dat foutieve adres niet gepost, dan had ik het nooit op tijd gezien. Meh.
Enfin, ik was nu toch ginder in de Kempen, en blijkbaar was er een ongeluk gebeurd aan de Kennedytunnel met meer dan een uur file, dus wat kon ik beter doen dan te gaan geocachen? Ik verwisselde de lange zwarte rok met een jeans, en ging op pad in Mol, Balen en omstreken.
Vooral het toertje in en rond Ezaart kon me bekoren, maar ik ben te lang blijven zoeken bij een bepaalde cache, waardoor ik niet meer de tijd had om ze allemaal te doen. Maar goh ja, ’t is niet dat ik zo haastig was: ik wilde enkel naar huis om Wolf te zien, we hadden nog de hele avond.
En toen stond ik in Geel eentje te zoeken, toen mijn agenda me een verwittiging stuurde: straks om 19.00 uur D&D. Unk! Compleet vergeten! Ik sprong in de auto, belde naar Wolf met de boodschap dat hij alles moest klaarzetten want dat ik maar thuis ging zijn tien voor zeven, en om nog wat knabbels te halen – wat Bart prompt deed, de lieverd – en reed dus fluks naar huis, net op tijd om een boterhammetje binnen te spelen en de gasten te onthalen. Phoe.
De sessie Dungeons and Dragons werd een fijn avontuur, en Bart wilde ons blijkbaar vetmesten, want hij bleef maar met hapjes aandraven.
Nee, een slaperig uitrustdagje werd het niet, maar het was wel goed voor mijn zen. Allez, toch bij momenten.
Een bijzonder vreemde, emotionele dag…
Het begon met een sneeuwtapijt dat nog van gisteren was blijven liggen: om half negen zag alles nog wit, maar gelukkig waren de wegen best wel berijdbaar.
Gelukkig, want ik moest om half tien in Eeklo staan, in de Oostveldkerk, voor een van de droevigste dagen (mag ik hopen) van dit jaar. De kerk zat stampvol voor Klaartje, en de dienst was ongelofelijk aangrijpend en emotioneel. Mijn hart ging uit naar mijn nonkel Bart en hun vier kinderen, en Bart gaf me een enorme knuffel toen ik hem heel even mijn deelneming betuigde na afloop.
Ik zag het niet zitten om al onmiddellijk naar huis te gaan, ik wilde even uitwaaien en mijn gedachten ordenen, en dus ging ik eventjes geocachen. De sneeuw was intussen helemaal verdwenen…
Gelukkig was er thuis de warmte van het gezin en het eten dat Bart voor me gekookt had, en dat hielp, al voelde ik wel dat ik een pak stiller was dan anders. De kinderen waren dan ook extra lief.
En toen, plots, hoorde ik gekwaak. “Kijk mama, wat doen die eenden in onze tuin?” Jawel, een koppel eenden had zijn toevlucht gezocht op ons terras, en we konden het dan ook niet laten om hen te voederen. Niet al te veel, natuurlijk, want dat is niet goed voor hen, maar ze waren dat wel duidelijk gewoon, ze kwamen zelfs heel erg dicht.
Het vrouwtje was zelfs ronduit nieuwsgierig naar wat we binnen aan het doen waren, en of daar niet meer brood te rapen viel.
En ’s avonds, toen keken we gewoon met zijn allen samen naar een film, met de gordijnen dicht, wat kaarsen, en een stapel heerlijke dekentjes.
103
103 is ze geworden, mijn tante Angèle. Nu ja, niet echt mijn tante, eerder groottante. Ze was het kleine zusje van mijn oma die vorig jaar is gestorven, maar zij had zelf geen kinderen, ook al had ze er doodgraag gehad. Het heeft niet mogen zijn…
Tant’Angèle was vooral een heel speciale, fiere madame, maar ook heel warm. Ene die de controverse niet schuwde, en graag stevig discussieerde. Eigenlijk had ik niet zo veel contact met haar, maar da’s ook omdat ik niet zo’n sociale ben, en dus ook geen behoefte voelde om, de enkele keer dat we in Knokke waren, bij haar binnen te springen.
Toch was ik blij dat de kleinkinderen van haar zus, wij dus, gevraagd waren op de begrafenis vandaag. Toen tante 100 werd, was de hoop te groot en waren wij niet gevraagd. Toen heb ik dat aan mijn laars gelapt, en ben ik met de kinderen eventjes binnengewaaid in de namiddag.
Nu had vooral mijn nichtje Caroline een stevige niet-mis-te-verstane mail gewisseld met een van mijn tantes, en waren we dus toch welkom. Aangezien het een vrijdag was, kon lang niet iedereen natuurlijk, maar eigenlijk waren we nog met zijn tienen of zo.
Enfin, om half elf zaten we dus met zijn allen in een zeer stemmige kapel in Duinbergen, met een jonge pastoor, en een prachtige sopraan, die ik pas later herkende als een van de stemcoaches van Furiant. Kan niet missen dat ik vond dat ze zo goed zong…
De dienst was eenvoudig maar mooi, en eigenlijk was er, gezien tant’Angèles leeftijd, nog vrij veel volk aanwezig.
Daarna reden we met zijn allen naar de oude begraafplaats waar sinds 1977 ook nonkel Gerard begraven ligt.
Aansluitend toonde ik aan Caroline wat geocachen was, want er lag vlakbij een cacheke verborgen. Best gezellig, zo met zijn tweetjes.
De maaltijd was wat verderop in een fijne brasserie, en het bleek een prima keus te zijn, want het eten was echt lekker: een eenvoudige tomatensoep, heel fijn gesneden varkensgebraad in een lichte pepersaus met toch wel de beste gecaramelliseerde appeltjes die ik ooit gegeten had, en een dessert van tarte tatin met duidelijk zelfgemaakt roomijs. Dik in orde!
Rond drie uur ging iedereen huiswaarts, maar ik wilde nog een paar caches vlak in de buurt oppikken. Eentje was foetsie, de andere waren simpel verstopt, en een laatste was echt heel mooi gedaan. Tegen dan was ik zo wat uitgewaaid, helemaal zen, en klaar om terug naar huis te rijden.
Weet ge, tante, het was eenvoudig maar stijlvol. Precies zoals gij zelf wijs zoudt gevonden hebben.
365 – 12 januari 2018 – tante Angèle
Afscheid
Lieve Els,
we leerden je kennen in een spel, maar je speelde zoals je ook in het echt was: lief, zorgzaam, geduldig, meelevend, maar ook grappig, levenslustig, en spitsvondig.
Aan je zijde vonden we altijd je paladijn terug, Stefaan, je maatje, je beschermengel, je andere helft. Samen hebben we gigantische avonturen beleefd, spannende momenten, intense emoties, diepe angst… En zo werd een vriendschap gesmeed, een band die niet meer stuk kon. We speelden samen, we leefden samen, we lachten samen. En zo zullen we ons jou ook herinneren.
Want toen het nieuws van je ziekte insloeg als een bom, weigerden we het te geloven. Onze Els, onze Elisabetha, onze Fleur, een van de Vossen, ziek? Nee, die kwam er wel door, geen probleem. En je vocht, je streed, je hield je sterk, en je weigerde op te geven. Maar dit gevecht was er een dat je niet kon winnen, Els.
En, om eerlijk te zijn, we kunnen het nog steeds niet geloven. Wie zal er nu aan onze zijde strijden? Wie zal er nu op kloppen, als het beweegt? Met wie gaan we nu tranen lachen, midden in de nacht?
Nooit zullen we je vergeten, Els. Dat kunnen we niet. Je bent een van ons, je bent altijd in ons hart. En samen met Stefaan en Arwen dragen we je met ons mee. Voor altijd.
Emotionele rollercoaster
Wat een dag. Serieus.
Ik zag het volledig zitten om nog twee uur te gaan lesgeven: van half negen tot tien over tien, en dan rechtstreeks met Wolf naar Zomergem. Bart zou om tien uur de twee andere kinderen oppikken op school, en dan met hen naar de kerk in Zomergem rijden voor de begrafenis van mijn oma. Zij is overleden vorige zondag, op een prachtige leeftijd van 104. Mijn broer heeft haar levensverhaal opgeschreven en voorgelezen in de kerk, ik zet het hieronder. Wat. Een. Vrouw.
Maar bon, terug naar iets voor tienen. Ik ben volop aan het uitleggen, wanneer mijn telefoon gaat: Bart, die weet te melden dat Meulestee brug gesloten is, en dat hij muurvast zit in het verkeer. Juist. Ik heb meteen het secretariaat gebeld, die hebben een vervanger gestuurd voor die laatste tien minuten, ik ben Wolf uit de klas gaan vissen, en ben richting Wondelgem gereden. Daar stonden de twee kleintjes al een kwartier te wachten, en konden dus meteen mee. Tegen half elf waren we in de kerk, en om elf uur begon de mooie, maar oerklassieke katholieke dienst. Chapeau voor mijn broer die alles zo grondig geregeld had.
Aansluitend ging het in rouwstoet naar het kerkhof, een tweetal straten verderop. We namen afscheid, keken toe hoe oma’s kist in de grafkelder werd geschoven, en wandelden terug. Ik ben nog wat achter gebleven omdat ook mijn vader nog was blijven staan, en heb op hem gewacht. Dat zorgde ervoor dat Bart al vertrokken was – zijn agenda zat propvol, en ik was al blij dat hij naar de begrafenis was gekomen.
En toen was er de oerklassieke, degelijke rouwmaaltijd. Omdat mijn vader expliciet gevraagd had dat ik naast hem kwam zitten, heb ik ook het zeldzame weerzien met mijn kozijns en nichten gemist, eigenlijk feitelijk. Tsja. Aan de andere kant heb ik dan wel weer een goeie babbel gehad met de zus van mijn oma: tante Angèle, 102, bijzonder bij de pinken, woont nog steeds in haar eigen huis, en kan zelfs alle achterkleinkinderen uit elkaar halen. Faut le faire.
Tegen vijf uur zijn we naar huis gereden, trokken de jongens hun rugbykledij aan, en stond de babysit hier om met hen en met mijn auto naar de Blaarmeersen te rijden. Merel is met haar gaan picknicken – tradities zijn er om in ere te houden.
Een en ander zorgde ervoor dat ik een uurtje kon slapen. Ik weet niet waarom, maar ik voelde me niet zo lekker. Mijn maag lag overhoop, ik was wat misselijk, en vooral ook doodmoe. Tegen half acht kwam Bart me dan oppikken om samen met hem, zijn zus en diens wederhelft, schoonma en vrienden die voor haar gezorgd hebben tijdens en na haar heupoperatie, te gaan eten in de Vrijmoed. Fantastisch restaurant, maar niet als je het liefst van al enkel een yoghurtje zou eten en onder een dekentje opgekruld wil liggen in de zetel.
De anderen namen dan ook allemaal de zevengangenmenu, ik hield het op vier, en moest dan nog moeite doen. Maar lekker was het wel!
En ja, dat laatste met die tomaten, dat is een dessert.
En het ergste was, dat de ober gezien had hoe ik even proefde van Barts tweede dessert. Ik mocht het van Bart gerust gans opeten, maar zag dat niet zitten, hoe lekker het ook was. En dus kwam die mens ietsje later af met een apart dessertje voor mij, op basis van paprika. Lekker, maar ik heb het gewoon niet opgegeten, dat ging niet.
Was ik blij dat ik tegen half een in mijn bedje lag? Reken maar..