Waarschuwing

Gisteren heb ik een stevige waarschuwing van de kinesiste gekregen: ik moet nog ongelofelijk voorzichtig zijn, zegt ze. Zodra ze nog maar in de buurt kwam van de plek waar de verschuiving zit, begonnen mijn voeten al te tintelen, en da’s dus absoluut nog niet in orde. Ze durfde dan ook niet verder te werken op dat plekje. Ik mag dan ook echt niet roekeloos of overmoedig worden, en dat gaat inderdaad nog moeilijk worden, want al dat liggen, dat is eigenlijk niet aan mij besteed…

En toch, toch ben ik gisteren heel voorzichtig mijn auto gaan ophalen aan Barts kantoor. Die was door omstandigheden daar verzeild, en deze morgen ben ik dus met Bart meegereden en zelf teruggereden. Rijden op zich is niet erg, het is het zitten dat zo vervelend is.

En toen ben ik eigenlijk toch al een beetje overmoedig geweest: Kobe had fagotles, en hij had die de vorige twee weken al gemist, dus ik wou dat hij nu zeker kon gaan. Op zich is dat amper 3 kilometer en zou hij met de fiets kunnen gaan, ware het niet dat daar een levensgevaarlijk – letterlijk, als je alle kruisjes ziet staan – kruispunt met de R4 tussen zit. En dus bracht ik hem met de auto. Tien minuten, zou een mens denken, maar net door die R4 sta je daar op dit uur serieus aan te schuiven, en kostte het me 35 minuten, en een uurtje later nog eens 25 minuten. Geen goed idee, vond de rug, maar bon.

Ik heb toch al weer een ietsje vrijheid herwonnen, met die auto. En kleine, kleine eindjes…

Vakantie, zei u?

Ik weet niet hoe het met uw vakantie zit, maar doorgaans sta ik dan niet om zeven uur op, laat staan dat ik om tien voor acht met mijn auto in de garage sta. Maar bon, wat moet, dat moet: de auto is vorige week afgekeurd wegens speling op het stuurhuis rechts vooraan, en gelukkig wilde de garage me er alsnog tussen nemen, als trouwe klant.

Bart reed mee met zijn auto, en dus stonden we om kwart over acht alweer thuis, met een gezellig lange dag voor de boeg. Een en ander resulteerde in het beginnen uitmesten van de keukenberging, iets wat al lang had moeten gebeuren. Oordeel zelf.

IMG_1222

Maar ik ga me er niet al te druk in maken: er is nog genoeg tijd. Want gisteren zijn Merel en Kobe thuisgekomen van kamp, en er is dus een serieuze stapel was die nog aangepakt moet worden, en ze zijn allebei ook nog serieus moe, heb ik de indruk.

En toen kwam er een vriendje van Kobe spelen, en moest er dringend gekubbd worden. En als ze met drieën zijn, dan moet mama wel meedoen, zeker?

En krijttekeningen, die moesten uiteraard ook nog gemaakt worden, of wat dacht u?

Tegen half zes gingen we dan de auto ophalen, en toen was het toch wel avond zeker? Komt dat tegen!

Autoperikelen

Bart, hoewel nog steeds ziek zijnde, had het in zijn kop gestoken dat hij vandaag toch moest gaan werken, en meer bepaald naar Antwerpen moest. Bon ja.

Hij stond dus iets voor achten nogal lusteloos zijn ruit af te krabben, en wilde toen starten. Niks. Hmmrruuuu? Nog eens: niks. Dooie batterij, na een week niet gebruikt te zijn in de vrieskou. Bij een auto van nog geen twee jaar zou dat niet mogen, maar bon.

Als een koe naar een trein stond hij naar zijn auto te kijken, en straalde, grieperig, een en al “help” uit.

“Liefje”, zei ik, “ik zal de kinderen eerst naar school brengen, neem jij al de startkabels”. Startkabels? Diezelfde blik van koe naar trein. Ik schoot in de lach, zei hem op te zoeken hoe het precies bij zijn auto moest aangesloten worden en hoe hij de capeau moest openkrijgen.

Vijf minuten later parkeerde ik de neus van mijn auto tegen die van de zijne, en sloot de startkabels aan. Niks. Hmpf? Nochtans deed ik niks verkeerd? Bizar. Maar het waren oude startkabels, nog van mijn schoonvader, misschien lag het daar wel aan.

Intussen was er in Barts grieperige ogen echte paniek verschenen. Het was inmiddels half negen, en hij moest om tien uur in Antwerpen zijn. “Rustig”, zei ik, “ga naar binnen en kijk of er een auto van de Wijsvloot beschikbaar is”. Zo ver had hij, ziek zijnde, blijkbaar nog niet gedacht, en jawel, er was er eentje beschikbaar. Ik voerde hem naar zijn kantoor – chance dat ik maar moet beginnen lesgeven op dinsdag om 10.10uur – en zei dat ik zijn auto wel ging oplossen. Thuis nam ik een verlengkabel, de batterijlader, en sloot zijn batterij aan, die inderdaad sjiekeplat bleek te zijn. En reed naar mijn werk. In het slechtste geval zou mijn oplader gepikt worden, maar dat leek me straf, in onze buurt.

Tegen half een was ik even terug, en jawel, de auto startte probleemloos. Ik liet hem nog een tweede lesgeefsessie ook opladen, maar bon, gelukkig reed het ding toch al.

Oef.

’t Is toch een gemak, zo’n handige man in huis :-p

Dooie auto. Of toch een beetje kapot.

Toen we daarstraks vrolijk tegen zessen naar de rugby reden, sloeg plots mijn hele dashboard in het rood: temperatuur van het koelwater was boven de 120°. Unk? Ik schakelde meteen over op een veel lager tempo en vooral een veel lager toerental, en het zakte net onder de 100°, en uit het felrood. Maar toen ik een paar bochten moest nemen en dus gas moest geven, sloeg alles meteen weer rood uit. Heel voorzichtig reed ik nog tot op de parking van de Blaarmeersen, liep met Merel naar het clubhuis, en belde de VAB. Daar hebben we gelukkig, sinds vorig jaar, een abonnement, en dat heeft zijn geld al opgebracht.

Ik belde dus, en kreeg een ongelofelijk vriendelijke dispatcher aan de lijn. Hij moest me helaas melden dat het een drukke avond was, en dat de wachttijd tegen de twee uur aanliep, maar hij ging zien wat hij kon doen, aangezien ik Merel bij me had. Ik mocht rustig in het warme clubhuis blijven: zodra de wegenwachter naar mij ging vertrekken, ging die een smsje sturen, en voor de zekerheid gaf hij ook nog mijn GSM-nummer door, zodat die mens mij kon bellen om de exacte locatie van de auto op de parking te weten.

Ik had amper dichtgelegd (of hoe moet je dat zeggen, tegenwoordig, met een smartphone?) of ik kreeg al een smsje binnen dat de VAB over 15 minuten bij mij ging zijn. Chic! Ik was nog toezicht voor Merel aan het regelen – gelukkig zit het hele clubhuis vol met ouders – toen mijn telefoon een paar minuten later al ging: dat hij net de Blaarmeersen ging oprijden, en waar hij precies moest zijn. Ik schoot mijn jas aan, en liep op een drafje naar de parking. En jawel, de auto van VAB stond al vrolijk te pinkelen naast mijn auto.

Na veel vijven en zessen – de details zal ik u besparen – bleek er een lek te zijn in de radiator of de waterpomp, iets wat hij niet ter plekke kon repareren. Bart kwam de kinderen ophalen, en 59-jarige Danny uit Knesselare – ne mens hoort wel wat als ge bijna een uur samen in een auto zit – takelde mijn wagen naar Ledeberg, en bracht mij naar de vervangwagen aan het Vanbeverenplein. Het moet gezegd: bijzonder vriendelijke mens, excellente service. Onder de omstandigheden – dooie auto, per slot van rekening – had het niet beter kunnen zijn, eigenlijk. Danny kreeg van mij op het latere smsje van VAB over de service dan ook zonder meer een tien. Echt, moest iedereen op zo’n manier zijn job doen, wel, de wereld was een pak amusanter.

Nu maar hopen dat ook de CIAC een gelijkaardige service geeft, want we willen vrijdag met deze auto naar de Ardennen. Zucht.

UPDATE: jawel, ook de CIAC kwam uit zijn pijp, gaf ons prioriteit, en vrijdagmorgen om tien uur was de kapotte waterslang al vervangen. Chapeau!