Sneeuwtraining

Ik moet het toegeven: origineel zijn ze wel, daar bij de rugby. Omdat het zo gesneeuwd heeft en het ook nog eens vriest, zijn de velden onbespeelbaar. In plaats van de training dan gewoon af te zeggen, vinden ze een alternatief: sleeën op de berg van de Blaarmeersen!

Ideaal als teambuilding, als conditietraining, en gewoon voor de fun natuurlijk!

Ingepakt als twee Michelinmannetjes gingen ze op weg, bij -3°. Wolf vond het zalig, Kobe had blijkbaar een hele tijd zitten huilen: het was hem te koud, en hij durfde niet op de sleeën want het ging veel te snel. Tsja…

Toch glinsterden zijn ogen toen hij terug in het clubhuis binnenkwam. En eigenlijk heeft hij er dus wel iets aan gehad, denk ik. Maar als het nog eens sneeuwtraining is, heb ik hem beloofd dat hij gewoon lekker thuis mag blijven. Hij is per slot van rekening nog maar vijf, het ventje.

Sneeuw

Tsja, waar kan je het anders over hebben op een dag als deze?

Sneeuw dus.

Ik pakte de jongens stevig in, en papa ging te voet met hen door de sneeuw met de slee naar school. Ze genoten ervan, denk ik.

sneeuw01

sneeuw02

Zelf zette ik ons meisje af, en reed voorzichtig richting mijn school.

Daar nam ik in de speeltijd een paar fijne foto’s:

sneeuw03

sneeuw04

sneeuw05

en ook vanuit mijn lokaal was het zicht prachtig:

sneeuw06

Tussen twaalf en een geef ik normaal gesproken les aan de zesdes, maar meer dan de helft van de klas was op museumbezoek, en dus kon ik niet echt leerstof geven, enkel toezicht houden. En toen vroegen een paar zesdes of ze een sneeuwman mochten maken, zo buiten mijn venster, zodat ik ze nog in de gaten kon houden. Uiteraard.

sneeuw07

sneeuw08

Enfin ja, de meisjes maakten een sneeuwman, de jongens hielden het bij één enorme bal.

Over de middag had ik toezicht aan de schoolpoort (pasjescontrole), en toen maakte ik de kapitale fout om op te merken dat ik zelfs nog niet één sneeuwbal op mij had gehad. Foutje. Goh ja, je weet dat het een goed sneeuwgevecht was, als je make up uitgelopen blijkt te zijn ^^

Al bij al heb ik dus niet echt last gehad van de sneeuw. Ik ben alleen benieuwd voor morgen, wanneer het nog eens lekker vriest op die sneeuw. Ik vermoed dat het dan nét iets gladder zal zijn. Dat belooft, want morgen ben ik het die de jongens met de slee naar school brengt.

Twintig.

Yup, twintig. Zoveel jaar zijn Bart en ik al samen. Twaalf januari 1993 is een dag die ik nooit meer vergeet.

We hadden al een tijdje rond elkaar gedraaid. Of, om preciezer te zijn, Bart had al een tijdje om me heen gedraaid. Ik kende hem via zijn jongere broer, die net zoals mijn broer economie studeerde. Koen en ik deelden daardoor hetzelfde stamcafé, de Yucca, toen nog in de Sint-Pietersnieuwstraat.

Met Koen was ik al een tijdje bevriend: we speelden vaak samen kleurenwies, en we zaten ook gewoon gezellig samen met een ganse hoop anderen op café. Begin december had hij me meegevraagd naar de videoweek op het kot van zijn broer: een berucht kot in de Vanhulthemstraat, waar ze dus in hun keuken een hele week, 24/24, video’s draaiden, en intussen allerhande versnaperingen (denk gerust aan frieten, ijs of pizza) verkochten.

Dat moet de eerste keer geweest zijn dat ik Bart zag. Ik herinner me nog dat hij pontificaal in de eerste fauteuil zat, bijzonder stil, maar dat niemand hem die positie betwistte. En dat hij vroeg ging slapen, want dat hij hogeschool volgde en ze daar absenties namen. En dat was dat, zo ongeveer.

Maar blijkbaar was ik hem wél opgevallen, want hij begon af en toe mee te komen met zijn broer naar de Yucca, als er wat te doen was. En op oudejaarsavond stond hij bij me te dansen, en zei zijn broer vlakaf tegen hem, terwijl ik het kon horen: “Vergeet het, maat, die is niet te krijgen!” Waarop Bart alleen maar moest lachen en zijn schouders ophaalde. En het dus duidelijk als een uitdaging beschouwde.

Twee weken later betrapte ik mezelf erop dat ik op maandagavond aan het rondhangen was in de Yucca. Het was jazz-avond of zoiets, van Henkie; veel volk was er niet, en niet echt iemand die ik kende, maar toch bleef ik hangen, omdat ik vermoedde dat Bart nog ging langskomen. Rond een uur of elf kwam hij effectief nog toe, en raakten we aan de praat. En werd het later en later.

En toen zei Bart dat hij op zijn kot nog champagne had. Waarop ik zei dat ik met de moto was, en dus toch niet kon drinken. En hij voorstelde dat ik gewoon kon blijven slapen dan, als ik wilde. Zonder bijbedoelingen of zo.

Blijkbaar was ik makkelijk te overhalen, want even later zaten we op zijn kot champagne te drinken. Waarvan overigens later bleek dat we er allebei niet echt zot van zijn :-p Het één leidde tot het ander (overigens niet te ver denken, zo van in ’t begin), en tot de grote verbazing van zijn kotgenoten bleek stille Bart de volgende dag dus een lief te hebben.

Twintig jaar.

Weet je, nog nooit heeft iemand me zo gelukkig gemaakt. Mijn spitsbroeder, mijn zielsgenoot, mijn maatje. Twintig jaar, en ik heb er nog geen moment spijt van gehad. Behalve dan van die champagne.

Nieuwjaren, deel twee

Nieuwjaren, het is in nogal wat huishoudens een constante in de maand januari, heb ik de indruk.

Zodra er kinderen zijn, kan je ook niet anders: je moet gaan nieuwjaren bij de grootouders, maar ook met de peters en meters van je kinderen, en dan ook nog eens bij de kinderen van wie jij peter of meter bent. Een bezigheid, quoi.

Aangezien wij op nieuwjaar in Zeeland zaten, hadden we de gewoonlijke samenkomst op nieuwjaar zelf gemist. Vorige zondag zaten we bij mijn schoonouders, vandaag kwamen mijn ouders en mijn jongste broer.

Hij is namelijk peter van Kobe, Sarah is meter van Merel, en ik ben meter van Marne. Een hoop vliegen in één klap, temeer omdat we daarna samen naar mijn grootmoeder van 101 gingen om te nieuwjaren, samen met een aantal andere kozijns en nichten.

roeland1

roeland2

Enfin, er werden nieuwjaarsbrieven gelezen, envelopjes en peter/metercadeautjes uitgewisseld, en taart gegeten. Ik kreeg een prachtig verpakte cadeaubon van mijn favoriete merk Cora Kemperman, bijzonder attent van mijn schoonzusje. Nu heb ik natuurlijk geen excuus meer om nog eens langs de winkel te passeren ^^

roeland3

roeland4

roeland5

“Als vissen zwemmen, ga ik dood”

Schooltoneel.

Ik hou niet van het woord, ik vind het op zich al een negatieve bijklank hebben. Het doet me denken aan stoffige turnzalen met een amper gebruikt podium en dus nog stoffiger coulissen. Een zaal vol enthousiaste ouders wier kind schoon kind is. Ik denk aan een klungelig in elkaar gestoken voorstelling, met kinderen wier acteerniveau dat van de gemiddelde sanseveria benadert, met pakjes die in elkaar gestoken zijn door liefhebbende en behulpzame oma’s. Ik denk aan een zingende selder, quoi.

Het hoeft gelukkig niet altijd zo te zijn. Ik ben dan ook enorm opgelucht dat op mijn school het woord ‘schooltoneel’ eerder een vorm van kwaliteitsvol jongerentoneel is. En de voorstelling die ze er afgelopen weekend drie keer gespeeld hebben, kan gerust naast om het even welk ander jongerentoneel staan, dat subsidies krijgt en meedraait in het reguliere circuit.

Het bijzondere aan tToneel, de groep van Koninklijk Atheneum Mariakerke, is dat ze zo ongelofelijk democratisch zijn. Iedereen van de leerlingen die wil, mag meedoen. Geen audities, geen leeftijdsbeperking, geen beperking van het aantal acteurs, nee. Dat resulteerde dit jaar in een groep van dertig leerlingen, van twaalf tot twintig jaar, die elke woensdagnamiddag en de helft van de kerstvakantie aan het repeteren sloegen.

Kan je een stuk vinden voor een dergelijke groep? Niet echt. Is dat erg? Al helemaal niet: het stuk moet organisch groeien, en komt uit henzelf. En blijkbaar was ‘angst’ wat hen dit jaar vooral bezig hield.

Angst. Bijzonder herkenbaar. Dertig leerlingen die ervoor uitkomen wat hen uit hun slaap houdt. Waar zij van wakker liggen. Hun toekomst. Hoe zij door anderen gezien worden. De angst om vergeten te worden, alleen te staan, hét gelukkigste moment in hun leven te missen, of de kans om de partner van hun leven te ontmoeten te vergooien.

Het gaf een aantal pareltjes van scènes, die ongelofelijk mooi tot een geheel werden gesmeed. De rode draad was een soort van telefoon: drie micro’s die geregeld naar beneden werden gelaten, en waardoor je dus de ene helft van een telefoonconversatie kon volgen. Dat was, naast een resem stoelen, trouwens zowat de enige mise-en-scène. De leerlingen zorgden zelf voor het visuele: terwijl een praatscène aan de gang was, kregen we geregeld een soort van choreografie te zien, die vaak een bevreemdend effect opwekte.

En waar zijn de jongeren van tegenwoordig bang voor? Het ging van – zeer amusant gebracht – de vraag hoe je een meisje moest versieren op een fuif, over het in de steek gelaten worden door je lief omdat zij niet overweg kan met de té heftige emoties die de liefde met zich mee brengt, tot de angst voor zwanger worden. Of nog dieper: de angst voor de dood. Niet gewoon het doodgaan an sich, maar wel de twééde keer doodgaan: dàt moment waarop je door niemand nog herinnerd wordt, waarop je naam voor de laatste keer wordt uitgesproken. Als afsluiter gaven ze nog ‘a word of advice’ van Burroughs, een bijzonder sterk einde, waarin de hoop voor de toekomst het overnam van de angst.

Dit alles, en nog veel meer, resulteerde in een bijzonder krachtige voorstelling: evenwichtig, visueel, bij momenten grappig, maar vooral iets om over na te denken. Regisseur Gregory Caers heeft hier knap werk verricht: een voorstelling als deze kan gerust naast veel professioneel toneel staan, geloof me.

De drie voorstellingen waren uitverkocht en het stuk wordt niet hernomen. Reclame maken heeft dus geen zin. Maar ik wilde eigenlijk gewoon mijn bewondering uiten voor de jongeren van mijn school die dit gerealiseerd hebben. Die ik nu trouwens met andere ogen zie, dan gewoon als een van de vele bezette stoelen in mijn les.

Schooltoneel. Ik hou nog steeds niet van het woord. Maar als het gebracht wordt zoals afgelopen weekend, dan mag het er staan. En zal ik telkens weer met volle goesting gaan kijken.

Respect.