Spondylolisthesis

Ik geef het toe, ik begon het zeer vreemd te vinden dat ik intussen al meer dan 24 uur in het ziekenhuis was, volop pijnstilling en dergelijke kreeg, zonder een dokter gezien te hebben.

De verpleging viel de helft van de tijd ook uit de lucht: ik lig blijkbaar op de gang van de geriatrie, waar ze heupen vervangen en dus liefst binnen de dag de mensen aan het wandelen krijgen. Dat leidde tot (ongeveer) volgende conversatie met de verpleging in de loop van de voormiddag – let wel, ik had me nog quasi geen vin verroerd, had al liggend gegeten (waarbij ze mijn vlees voor mij hebben gesneden):

“Moh, mevrouw, u kan zich niet zelf wassen? Allez, u kan toch op zijn minst gaan zitten! Nee? Echt niet?”

De jonge verpleegster verdween, om tien minuten later met versterking terug te keren, zijnde drie dames. Een van hen, op een strenge, vermanende toon:  “Mevrouw, wat dacht u van een douche? Ik vind dat uit uw bed moet komen en tenminste de moeite moet doen om te proberen, wat is dat nu!”

Ik ben schamper in de lach geschoten. “Mevrouw, ik kan niet staan, ik kan niet zitten, ik kan me met moeite draaien en zit onder de pijnstillers! Ik zou dolgraag een douche nemen, maar dat gaat niet!”

Met verwijtende stem: “U zat vanmorgen toch in uw zetel?”

“Uh?? Nee, u zal mijn man gezien hebben.”

Vol ongeloof: “Uw man???” Blijkbaar is er geen bezoekuur in de voormiddag en laten ze meestal geen mensen binnen. Ze vonden dit bijzonder ongeloofwaardig dus, maar zuchtend hebben ze me dan maar zo gewassen, dik tegen hun zin. En ik kon dus nog steeds niet uitleggen wat er precies scheelde, want ik had nog steeds geen dokter gezien.

Wat later is de hoofdverpleegster langsgekomen met een halfslachtige verontschuldiging, want ik had intussen mijn beklag gedaan over hun houding. Ik ben trouwens prompt beginnen huilen in het gesprek met die hoofdverpleegster: ik zou me echt dólgraag zelf kunnen wassen, maar ik kan geen kanten uit.

Rond een uur of vier kwam de dokter dan toch nog af, en bleek hij gisterenavond nog aan mijn bed gestaan te hebben, maar ik sliep blijkbaar zodanig diep, dat hij me niet wilde wakker maken.

De scans wezen inderdaad op twee gedegenereerde discussen, maar vooral op spondylolisthesis. Blijkbaar is mijn onderste lendenwervel naar voor geschoven ten opzichte van mijn heiligbeen, en zorgde dat voor de helse pijnen. Voorlopig moet ik nu vooral rusten, onder pijnstilling, en heel gecontroleerd zachtjes weer in beweging komen. De dokter vertelde me dat 50% van de patiënten daarmee leert leven, en dat de andere helft uiteindelijk kiest voor een operatie om de wervels vast te zetten, omdat ze het niet leefbaar vinden.

Ik weet dus nog niet of dit terug goed komt, en ik ben doodsbang voor die pijn, ik geef dat eerlijk toe. Daarstraks ben ik met de kinesiste – en mijn vertrouwde stok – tot aan het toilet geraakt en terug. Ik voel me minstens honderd…

Gelukkig zijn er ook bezoekjes: Bart was deze morgen nog wat spullen komen brengen, en deze middag stond plotseling David (Konijn) hier. Ik had hem al in geen tijden gezien, en ik vond het zalig. Minstens even zalig was het bezoekje van Nathalie, een van mijn beste vriendinnen uit het middelbaar. Ook bij haar was het vreselijk lang geleden dat we elkaar gezien hadden, maar eigenlijk maakt dat niet zoveel uit. Ook zij had via Facebook gelezen dat ik in het ziekenhuis lag, en ze was dus even langsgekomen.

Tsja.

Hier lig ik dan. Nog wel eventjes, heb ik de indruk.

Een geest die de wereld aankan, en een lijf dat u ongenadig in de steek laat.

Ziekenhuis…

Gisteren dacht ik al dat het niet oké was met mijn rug. Awel, dat was precies nog een understatement.

Vannacht ging het helemaal fout. Waar ik normaal gezien gewoon op mijn buik moet gaan liggen om de pijn weg te krijgen, hielp dat in dit geval niet meer. En ik geef het toe, zo veel pijn heb ik in mijn leven nog niet gehad. Ik heb liggen roepen, in mijn kussen liggen bijten, liggen worstelen en slaan om toch maar een houding te vinden waarin de pijn wegtrok. Ik was wel nog tot boven geraakt, in de badkamer, maar daar was ik gevallen. Wolf had me blijkbaar horen roepen van de pijn, en was me komen helpen. Enfin, helpen, het is niet alsof iemand iets kan doen voor mij op zo’n moment. Maar ik was blij dat hij er was. Gelukkig kwam iets later Bart thuis, en nam die over. Samen zijn we tot boven geraakt, waar het dan opnieuw erin schoot. Zoals gezegd, roepen van de pijn.

Ik durfde me eigenlijk niet meer verroeren, want elke beweging zorgde opnieuw voor helse pijnen. Nog in de nacht besloten we al dat ik naar het ziekenhuis moest, dat dit niet houdbaar was. Bart bracht in de morgen de kinderen naar school, en kwam toen even bij mij luisteren. Ik was tegen de morgen in slaap gevallen, eindelijk in een pijnloze houding.  Bon, met enige moeite en ondersteuning van Bart geraakte ik tot in de badkamer, waar opnieuw een serie pijnscheuten de kop opstak. Ik geraakte nog net tot in Wolfs bed, kon me daar na nog een reeks pijnaanvallen toch nog comfortabel leggen, en sliep nog een uur of twee.

Ik geef het heel eerlijk toe: ik wist dat ik naar het ziekenhuis moest, maar ik durfde gewoonweg niet te bewegen, omdat ik wist dat ik het dan weer ging uitroepen van de pijn. En jawel, een eerste poging om uit het bed te komen, draaide op niks uit. Een tweede poging deed evenveel pijn, en zorgde ervoor dat ik uiteindelijk al op de grond lag. Bart had al eerder geopperd dat hij de ziekenwagen ging bellen, maar ik had dat afgeslagen als complete onzin. Na tien minuten op de grond gaf ik toe: een ambulance was misschien toch nog zo gek niet.

Een kwartier later stonden er twee potige kerels naast mij, en was ik al wat bekomen van de laatste pijnaanval. Hmm, de ambulanciers bevestigden mijn vermoeden: met een brancard konden ze de trap niet af, er ging dus een MUG en de brandweer aan te pas komen om me via het venster naar buiten te takelen. Juist ja. Koppig zijn heeft ook zijn voordelen, en dus krabbelde ik heel voorzichtig recht tot op mijn knieën, zonder pijnscheut. Beide heren tilden me op tot mijn voeten, en samen gingen we de trap af. Helaas, beneden in de hal schoot het er opnieuw in, schreeuwde ik het uit, vroeg ik om me te laten vallen, wentelde op de grond heen en weer, en vond ik eindelijk een pijnloze houding. Ik was nog maar eens kletsnat van het zweet, maar ik was tenminste wel al beneden, waar de ambulanciers iets met mij konden aanvangen. Ze namen een soortement schep, tilden me op een brancard, en reden naar het ziekenhuis, op mijn verzoek het Jan Palfijn.

Daar heb ik een kleine twee uur moeten wachten op Spoed, want het bleek er heel druk te zijn. Pas tegen zo’n vier uur kwam er iemand luisteren wat het probleem was, kreeg ik meteen ook een stevige dosis pijnstillers – thuis had ik al Tramadol genomen, iets wat Bart nog liggen had sinds zijn galgedoe – en ook Temesta om te ontspannen. Kort daarna werd ik richting scanner gebracht, en nog wat later – ik moet geslapen hebben, dankzij de medicatie – werd ik naar een kamer gebracht, met meteen ook een baxter voor extra pijnstilling.

Aangezien ik nu veilig lag, kon Bart gerust terug naar huis: ik kon me toch geen vin verroeren. Ze brachten me wel een boterhammetje, ik had de hele dag nog niet gegeten, en dat ging vlot binnen. En daarna? Viel ik prompt in slaap, en werd ik enkel nog gewekt voor meer pijnstilling en bloeddruk en zo.

Tsja…

Krak

Dat was het geluid van mijn rug ergens deze voormiddag. Zucht.

Ik had al ontbeten, maar liep nog in mijn slaapkleren rond, want op maandag moet ik niet lesgeven. Kobe en Merel waren ook thuis, want die hadden een pedagogische studiedag. We gingen er een rustige voormiddag van maken, en dan in de namiddag zwemmen in de Rozenbroeken. We zagen het al helemaal zitten!

Niet dus.

Want toen ik een foto wilde maken van de zeer enthousiaste pompoenplant buiten, zei mijn rug krak. Ik heb me laten vallen, en ben eventjes, versuft van de pijn, blijven liggen. Aan Merel heb ik gevraagd de verandadeur weer dicht te doen, ja. Uiteindelijk ben ik rechtgekrabbeld met behulp van mijn stok, en heb me in de zetel gelegd.

Na een dik uur rusten dacht ik: ik moet op zijn minst kunnen douchen en kleren aan doen. Ja toch? Wel, ik stond nog niet goed en wel onder het water, of het schoot er terug in. Maar in zo’n kleine douchecabine heb je de plaats niet om je te laten vallen, dus schoof ik de deur open en liet me dan maar vallen. Ha ja, de enige manier om die pijn ietwat draaglijk te maken, is de druk van mijn rug wegnemen, en dus te gaan liggen. Toen lag ik dus half in en half uit mijn douche, kletsnat, terwijl het water stroomde en ik geen kant uitkon. Enfin, na tien minuten was de pijn voldoende weggeëbd om opnieuw een poging te ondernemen. Ik ben in sneltempo gedoucht geraakt, heb me leggen opdrogen op een handdoek op Wolfs bed, en zag vooral dat het niet oké was. Echt niet.

Ik weet niet wat het is, maar deze pijn is precies niet hetzelfde als de vorige keren. Toen zat het hoger, nu is het precies alsof mijn heupen blokkeren of zo.

Ik heb dan maar de kinesiste gebeld, en ik mocht gaan om half twee, oef. Het deed deugd, maar echt helpen deed het precies niet. Zucht. Ik heb zelfs al de school verwittigd dat lesgeven morgen niet gaat lukken, want ik heb er geen goed oog in.

En gisteren had ik tickets gekocht om vandaag met Bart naar Blade Runner 2049 te gaan kijken. Niet dus. Ik heb nog getwijfeld, hoor, maar de autorit alleen al zou er te veel aan geweest zijn, laat staan dat ik ginder kon zitten.

Ugh. Niet leuk. Echt, echt niet leuk. Hopelijk snel beter.

Zwadderkotmolen

Zoals elk jaar gingen we dit weekend eten met de familie van Barts ma: wijzelf en Barts broer met gezin, haar ongetrouwde broer, en haar jongste broer met diens twee kinderen en 3 kleinkinderen. Een mooi groepje dus: 11 volwassenen, 3 grote kinderen en 5 kleine(re) kinderen.

Nelly was een tijd geleden nog eens in de Zwadderkotmolen geweest in Oudenaarde, en zag dat het daar goed was. Ze had dan meteen gevraagd of er plaats was vandaag, maar blijkbaar is er op zondag enkel een uitgebreide brunch voorzien in een grote chique feesttent. Dat ding, dat is enkel in naam een tent, en ik vermoed dat het vooral een Belgische oplossing is: er was geen vergunning voor een permanent gebouw, maar een ’tijdelijk’ gebouw zoals een tent moest wel kunnen. Nu, het is duidelijk dat het ding nooit afgebroken wordt, en dat hoeft niet: de muren zijn van hout, alleen het dak is van een zeer stevig soort canvas, en ook de inrichting is permanent.
Enfin, Nelly had dat goed gekozen, want er was ook een tuin mét speeltuin bij, en het eten was, prijs/kwaliteit, zeer goed.

Huisaperitief met hapje
~
Soep
Koud vis- en vleesbuffet
~
Keuze tussen een warm vis- of vleesgerecht
met bijhorende garnituren en sauzen
~
Dessertbuffet met mokka 

Wijnen en water inbegrepen 
€ 59,00 pp

Concreet zag er dat als volgt uit, met oesters, een halve kreeft per persoon, een bijzonder uitgebreid buffet, en een dessertbuffet waarvoor je graag een tweede maag zou willen.

Veel te veel gegeten, alweer.

Intussen speelden de kinderen vooral buiten, want het was gelukkig niet aan het regenen, al zag het er bij momenten behoorlijk grauw uit. En binnen voelde het eigenlijk vooral aan als bij een trouwfeest, want de tent zat vol, maar dat stoorde aan geen kanten: het was er ruim, lekker, en meer dan genoeg gelegenheid om te praten.

IMG_3142

IMG_3145

Yup, fijne middag gehad. En ik voor het eerst weer met hakken, en dat deed verdomde deugd.

Straatloper

Het was er niet meteen het ideale weer voor, maar Merel wilde toch met mij ’t stad in tijdens Wolfs muziekles. Reden? Pepernoten van de Hema, tiens. Daar zijn de kinderen momenteel verzot op, Merel op kop, en dus, ja, liepen wij onder een paraplu richting Hema. Daar werden grote zakken pepernoten gehamsterd, pepernoten in een chocoladejasje, en marsepeinpatatjes. Daarvoor waren we eerst een half uur gaan aanschuiven in de Avothea voor een simpele inlichting. Pokkedruk, en onderbemand. Tsja.
Intussen was het weer echt ongezellig geworden, en liepen we dus maar door naar het Mariott. Dat was ons een tijdje geleden aangeraden als rustiger alternatief voor de Labath. Op zich was het er inderdaad rustiger, maar voor de prijs hoef je het niet te doen: 4 euro voor een koffie verkeerd (tov. 3.20 in de Labath) maar dan krijg je er wel wat lekkers bij.

Het voordeel is wel dat Merel er ook een doodgewone limonade kan krijgen, want in de Labath is er niet echt iets dat ze graag drinkt. Enfin, zij zette zich te kleuren, ik zette me te lezen, de gerante was een ongelofelijk sympathieke dame, en samen wachtten we dus op Wolf. Die maar niet afkwam, en bij het Reylof stond, zo bleek. Een telefoontje later voegde hij zich bij ons, dronk ook nog een chocomelk, en reden we naar huis.

Na het eten was het buiten nog altijd zo’n motregen waar je doornat van wordt, maar bon, ik laadde toch alle drie de kinderen in de auto: de jongens moesten dringend nieuwe winterjassen hebben, en Merel wilde graag mee. Wij dus naar Lochristi, met als eerste stop de C&A. En jawel, na wat rondkijken vond Wolf daar een jas die hem meteen aanstond: donkerblauw, in stof, een beetje een duffelcoatmodel maar dan de modernere versie. Ze houden allebei niet van die gladde stof, en van die michelinbanden, en ook niet van het bomberjackmodel. Ik volg hen daarin. Ook Kobe zag deze jas wel zitten, maar ging toch nog rondkijken zodat hij niet dezelfde jas als Wolf zou hebben. Ook Wolf wilde graag nog even verderkijken: wie weet was er een jas die hij nóg beter vond. Wij dus in de regen nog naar de Bel&Bo, JBC, H&M en nog wel een paar, maar nee, we keerden uiteindelijk toch terug naar de eerste, waar de jongens dus weer allebei dezelfde jas kochten. 49 euro ’t stuk, dat valt goed mee. Wolf kreeg er ook nog twee sweaters en Kobe eentje: stevige kwaliteit voor ocharme 9 euro, dat zal ook wel niet helemaal koosjer zijn qua productie.

Enfin, tegen vier uur weer thuis: herfstweer om warme chocomelk te drinken en onder een dekentje in de zetel te kruipen, maar nee hoor, mijn stratengeloop was nog niet ten einde.
Ik moest namelijk nog naar Brugge, voor de vijftigste verjaardag van Stefaan. Die zit in het Hallebaardiersgilde, en die hebben het knapste clubhuis ooit, waar hij zijn feestje kon geven. Veel gekletst – uiteraard -, fantastische ter plekke gebakken pizza gegeten, en een fijne avond gehad. En de locatie, daar ben ik inderdaad stikjaloers op. Zeg nu zelf…

En mijn voeten? Ja, die begonnen wel zeer te doen, ja :-p