Pussy hats ofte kattenmutsjes

Na de Women’s March tegen Trump zijn ze bekend geworden, de heel eenvoudige roze mutsjes met kattenoortjes, ofte het Pussy Hat Project. Die zijn poepsimpel om te maken: gewoon een roze rechthoek breien, aan elkaar zetten, en klaar.

Ik polste even op Facebook, in navolging van een vriendin, of er iemand eentje wou tegen de prijs van de wol (rond de vijf euro, al naargelang wat ik vind), en ik mocht er meteen aan 15 stuks beginnen. Met of zonder oogjes, want ja, als je wil, kan je er ook oogjes in breien als een schattig maskertje. Het patroon daarvan stond al eeuwen geleden bij Madama Zsazsa te lezen.

Merel was mijn gewillige model om ze even te showen, met of zonder oogjes.

Ik som voor mezelf hier even de bestelling op, kwestie van gewoon te herinneren wie wat wilde.

– Thomas Pieters: rood, grote maat, oogjes
– Charlotte C Vandycke: 1 oranje, kind, oogjes. 1 zwart, kind, oogjes. Steekt de wol zelf wel binnen.
– Jirka Goval: petrol, gewoon, zonder oogjes
– Ibn Willems: rood, gewoon, oogjes
– Trien Florquin: 3: roze, , 1 tiener, 2 kinderen, oogjes. Zorgt zelf voor wol
– Maaike Walraet: Blauw met oogjes voor een meisje van 9
– Laura Speeckaert: roze, gewoon, zonder oogjes
Merel: 1 lichtroze zonder, 1 fuchsia zonder
Evelyne Brouns: 1 blauwe met oogjes, kind
Eowyn en Elyn Vercruysse: 1 lichtroze, 1 blauw met oogjes.
Marie-Julie: lichtroze, zonder.
Anja Van Den Bossche: 1 blauw met, 1 fuchsia met 2 fuchsia, met
Birgit Walraet: 2: lichtroze, een gewoon, een tiener, zonder oogjes

Merel heeft er meteen ook twee ingepikt, zonder oogjes. Geen enkel probleem, want ik kan eentje afwerken op de tijdspanne van de gemiddelde film. Alleen moet ik nu nog voor de tv gaan zitten…

Enfin, als er nog mensen eentje willen: laat maar weten. Ik maak ze met plezier.

Jas, nog maar eens

Deze morgen kwam Wolf naar mij in de badkamer: “Mama, weet jij mijn jas zijn?” “Euh, nee? Ligt hij niet in de auto? Je had hem zaterdag aan naar de muziekles, en had je hem terug mee van de rugby?”

Niet dus. Ook al had ik het hem nog expliciet gevraagd, en zei hij dat zijn jas in zijn tas zat.

Gelukkig heeft hij een reservejas voor rugby en scouts, en kon hij daarmee naar school. Maar in zijn gewone jas zitten wel zijn sleutels, zijn portefeuille en zijn abonnement. Samen is dat een vrijgeleide voor iemand met inbrekersneigingen natuurlijk.

Zucht. Jas kwijt voor de elvendertigste keer, maar vooral ook al de rest. Ik ging dus lesgeven tot 12.05 uur, en reed daarna naar de Blaarmeersen, op hoop van zegen. En jawel, er was uiteraard wel iemand van dienst in de Piereput, en die had ook de sleutel van het clubhuis, maar niet  de code. Bon, even rondgesmst, na een paar vijven en zessen de code te pakken gekregen, naar het clubhuis gegaan, en oef, de jas hing netjes in het clubhuis aan de kapstok. Een goede ziel had die gelukkig uit de kleedkamers mee naar boven genomen. Nog die chance!

Nu ik er toch was, ben ik nog even de cache aan de Blaarmeersen gaan vernieuwen, want het oude potje was gisteren verdwenen, en ik zag de bevestigingsdraadjes effectief netjes in het water liggen. Fijn.

aalscholver

In het “passeren” ben ik dan ook nog de nieuwe cache, nummer vijf in de Gentse Sluizenreeks, gaan wegsteken, nu die andere in de buurt gearchiveerd is. En jawel, prompt werd die goedgekeurd. Oef. Nu de bonuscache nog maken.

 

Feestperikelen

Ons pa had het me eerder deze week gevraagd: of ik niet kon regelen dat hij vandaag met ons ma haar broers op stap mocht. Dat was al lang afgesproken: aperitief bij Jan, dan naar een restaurant om de hoek, en dan weer taart en koffie bij Jan. Hij had daar zeer veel zin in, maar zat nu natuurlijk wel in het ziekenhuis.

Hmm. Ik zei dat ik eens ging horen, op strikte voorwaarde dat hij uitdrukkelijke toestemming kreeg van zijn dokter. Die zei dat het moest kunnen, op de strikte voorwaarde dat ik hem kwam halen en terugbracht, en dat hij geen moment alleen was.

Ik belde dus naar ons ma haar oudste broer, Rik, met de vraag of zij dat eigenlijk wel zagen zitten. Ik moest uiteraard eerst de omstandigheden uitleggen, want die wisten nog van niks. Rik dacht even na, en ging toen akkoord, met de strikte onderlinge afspraak dat, als het niet ging, als ons pa weer echt te veeleisend of ongenietbaar werd, ik hem onmiddellijk kwam halen. Ik stond daarop, en ook Rik ging daar meteen mee akkoord.

Bon, ik stond zoals afgesproken iets over elf bij hem in het ziekenhuis – Jeroen had zijn propere kleren, hemd en vest zaterdag meegebracht – toen hij vroeg of we alsjeblief alsjeblief niet eerst nog langs Zomergem konden rijden voor een aantal dingen. Ik geef het toe, ik heb even diep gezucht, en ben toen maar naar Zomergem gereden. Het was dus half één tegen dat we bij Jans waren, maar bon, ons pa mocht toch niet echt aperitieven.

Ik ben niet opgebeld in de namiddag, en Rik heeft ons pa terug naar het Jan Palfijn gebracht. Alles was dus rustig, maar ik geef het toe, ik heb echt mijn hart vastgehouden.

Maar, zoals ik al eerder zei: this too shall pass.

S.M.A.K.: een zalige avond!

Mijn dag was zalig rustig begonnen: opstaan om negen uur, douchke, met Wolf richting de Poel, en dan een uurtje zalig zitten lezen in Café Labath met een croissant en een koffie. Aansluitend reden we naar het rugbyveld, en aanvankelijk was ik nog aan het twijfelen of ik wel ging blijven voor de match, maar het was zo’n zalig weertje… En toen bleek zowel Gwen met de meisjes, als haar zus Rinske, dier echtgenoot Thomas en hun kinderen er ook nog te zijn. Een en ander resulteerde in een zeer fijne, lenteachtige dag, waarbij Wolfs team ook nog eens de tegenstander een pandoering gaf: 69-15. Booya!

Thuis was het helaas anders: Bart had wel al boodschappen gedaan en zo, maar voelde zich allesbehalve in orde. Griep, vermoed ik. Hij had gekookt, maar was daarna prompt in de zetel gaan liggen. En onze date ’s avonds, waar ik zo naar uit had gekeken en wat een van de redenen was dat ik gisterenavond ook niet meer naar dat feestje ben gegaan, viel in het water. Balen!

Ik liet Dirk weten – de avond was gepland met de partners van Wijs, 14 man in totaal – dat Bart ziek was, en dat ik er zo naar uit had gekeken om eerst de rondleiding in het museum te krijgen, en dan daar te dineren. Bleek, na wat heen-en-weergemail, dat ook Ilse niet mee kon, en dat Dirk het volledig zag zitten om mij te chaperonneren. Dik in orde!

Ik trok een schoon kleedje aan, wreef wat schmink op mijn toot, wierp een kushandje naar mijn slapende echtgenoot, en reed naar het S.M.A.K.

Daar kregen we zowel van James Welling – fotokunstenaar – een uitleg rond zijn tentoonstelling ‘Metamorphosis’ als een toelichting van Wilfried Huet bij de overzichtstentoonstelling bij het laatste nummer van kunsttijdschrift Gagarin.

Aansluitend was er, zoals altijd, het diner. Dirk had helaas het aantal van de gasten verkeerd doorgegeven, waardoor wij twee niet meer aan de tafel bij de rest van de groep konden zitten, en dan maar samen aan een andere tafel plaats namen. Dat resulteerde in een bijzonder aangename kennismaking met mijn buurman, een 59jarige kunstliefhebber met blijkbaar een hoge functie bij ING, en diens vrouw. We hebben de ganse avond zitten kletsen over de meest uiteenlopende onderwerpen, soms in ’t plat Gents, en ik heb me echt de max geamuseerd.

Echt, een bijzonder, bijzonder aangename avond. Bedankt, Dirk!

Trop is te veel

Het is al de hele week nogal hectisch, met extra vergaderingen en afspraken, en dan nog ons pa die in het ziekenhuis ligt en dat soort onzin.

Vandaag was er om een of andere reden te veel aan.

Ik had me bij het opstaan niet speciaal moeten haasten, en ook de les in mijn tweedes – ik heb toch echt wel fijne leerlingen, zelfs voor tweedejaars – viel best goed mee.

En toen ben ik snel richting ziekenhuis gegaan. Enfin, eerst nog in vijfendertig haasten geld afgehaald en een boek en krant gaan kopen voor ons pa. Hij heeft er niet echt lectuur, mist zijn kranten, en “Oorlog en Terpentijn” is echt een boek dat hij moet gelezen hebben. Bon, snel richting het ziekenhuis dus. Daar was het duidelijk te merken dat hij behalve Roeland nog niet echt bezoek had gehad, want hij ratelde als een wekker. Die manie zit er natuurlijk ook wel voor wat tussen, maar bon. Ik had wat moeite er een speld tussen te krijgen, maar kreeg uiteindelijk toch alle informatie die ik wilde. Maar, ik geef het toe, ik heb me zelf echt moeten aanmanen rustig te blijven, want op zo’n momenten werkt hij gigantisch op mijn zenuwen.

Soit, om half twaalf verliet ik zijn kamer, met het idee om nog beneden aan de balie een telefoon voor hem aan te vragen, en dan om 12.05 uur terug voor de klas te staan. Bleek dat die telefoon niet aan de balie, maar aan de kassa moet aangevraagd worden. Ticketje voor de kassa dus, en ik zag mensen die na me waren aangekomen, al behandeld worden. Bleek dat er maar één kassa was die dat soort administratieve zaken behandelt, en dat er blijkbaar een taaie zaak voor mij was. Enfin, twintig minuten ijsberen later vroeg ik het nummer aan, en zei ze dat ik het rustig kon laten weten aan ons pa. Als in: met dat kaartje met zijn nummer op naar zijn kamer gaan en het hem afgeven. Niet dus. Gelukkig wilde de dame het ook via de buizenpost naar zijn afdeling sturen.

Ik ben naar buiten gecrosst – en ja, zelfs met zo’n laars aan kan je blijkbaar snelwandelen – en richting school gereden, om er nog net op tijd aan mijn les te kunnen beginnen. Oef.

Om te  eten had ik welgeteld een kwartiertje tijd, en toen stond ik alweer buiten op de speelplaats toezicht te houden. Op zich eigenlijk wel een zenmomentje. En toen kwamen er twee uren eerstejaars, waarvan het eerste uurtje een herhalingstoets was. Op die manier kon ik mijn lijstje van spullen die Jeroen ’s avonds moest meebrengen naar ons pa, netjes doormailen.
Maar toen was het voor de leerlingen duidelijk ook vrijdagnamiddag: ze waren ongenietbaar, en ik heb me zelfs kwaad moeten maken. Tsja.

Les gedaan, boeltje gepakt, Wolf de opdracht gegeven mijn fototoestel af te halen, snel naar huis gereden, getoeterd voor de deur, Kobe ingeladen en naar de fagotles gereden. In een toch wel echt druk verkeer, eigenlijk. En toen een fijne collega van vorig jaar tegengekomen, zodat ik heel rustig en gemoedelijk heb staan kletsen, en het de moeite niet was om nog naar huis te rijden. Ik ben dan maar om brood gereden, en heb me een beetje bij Kobe in zijn leslokaal gezet. Enfin, naar huis gereden met het idee om dan alweer haastig naar de rugby te vertrekken, maar Bart bleek al thuis te zijn. Oef.

Dat zorgde ervoor dat hij de jongens naar de rugby kon brengen, en ik rustig met Merel kon thuisblijven en eten. Maar ik was dood- en doodmoe. En eigenlijk was er nog het nieuwjaarsfeestje van Wijs op de Bateau in Gent, in Roaring Twenties-stijl. Ik heb hier nog steeds dat charlestonkleedje liggen dat ik ooit geleend heb en dringend moet terugbrengen, en ik had ook de rest van de accessoires al uitgehaald, maar… Ik ben om half acht de jongens gaan ophalen – Bart was toen al vertrokken – en ben hier thuis in mijn pyjama in de zetel gekropen, met een thee, een breiwerk en een aflevering van Poirot. En prompt in slaap gevallen, dat ook.