Afscheid van mijn motor…

Deze morgen is er een klein stukje van mijn hart afgebroken, en ik denk niet dat het nog kan geplakt worden…

Bart, een bevriend larper, is namelijk mijn motor komen ophalen. Ik had eerder een motor dan een auto, ik heb er als student een vakantiejob voor gedaan en reed rond op mijn 21ste, altijd met hetzelfde model, een Suzuki Savage. Dat is een kleine, lage chopper, 652 cc, riemaandrijving, luchtkoeling, een heerlijk ding om mee te rijden.

Ik heb met een hoop mannen van toen middelbare leeftijd in Zomergem een motorclub opgericht, MC Arapaho, en reed als eenentwintigjarige met hen mee op zondagse toer. Secretaris was mijn functie en ik heb me er echt mee geamuseerd.

Ik ben met het ding ooit naar Parijs gereden, enfin, naar Jouy-en-Josas bij Versailles, waar een goede vriendin destijds werkte, en we zijn samen gaan cruisen op de Champs Elysées.

De laatste jaren voor mijn rugprobleem reed ik al niet vaak meer: ik moest te vaak kinderen of boodschappen meenemen of andere dommigheden, en om naar school te rijden op een mooie zomerdag nam ik dan liever de fiets. Dat scheelt een pak in kledij, namelijk. De regels zijn ook enorm verstrengd, en terecht: ik heb nog gereden met sandaaltjes, shortje, bustier en jawel, lederen handschoentjes, in mijn magere en leniger studentenjaren.

Sinds mijn rugongeluk in 2017 stond hij stil, die motor. Bart reed ook al niet meer, sinds hij zelf zijn knie om zeep had geholpen door ermee te vallen. Ik kreeg het echter niet over mijn hart om hem weg te doen, dat betekende het definitief afsluiten van een stuk van mijn jeugd, een stuk van mijn vrijheid, een stuk van mijn wilde haren.

Maar het ding stond op den duur in de weg, en die rug gaat toch nooit meer beter worden. Ik mag er niet meer op rijden, het geeft me te veel schokken. En dus heb ik van mijn hart een steen gemaakt en heb hem weggegeven. Kon ik hem verkopen? Goh, wellicht wel, maar dat wilde ik niet.

Bart is hem komen ophalen, omdat hij stelde dat het ding gewoon wat extra liefde nodig had. Dat is ook zo: hij staat vier jaar stil, zit onder het stof en vuil, de leidingen moeten gekuist worden, maar vier jaar geleden reed hij wel nog prima, met nieuwe banden en al.

Ja.

Het deed pijn om mijn motor te zien vertrekken. Maar ik weet dat hij in goede handen is.

Ik ben officieel een ouwe taart nu.

Zucht.

Donkerte

Lieverds

als het ooit té donker wordt, als het licht voor jou precies niet meer wil schijnen, als je zelf het eind van de tunnel niet meer ziet, kom dan bij me, bel me, spreek met me, hou me vast, laat me je knuffelen, en laat me vooral jouw kaarsje zijn.

Of laat me tenminste toe bij jou te komen, jou aan te spreken, naar je te luisteren, en wimpel me niet af.

Want er is altijd wel ergens nog een sprankeltje hoop, ook al kan jij het zelf niet meer vinden.

En anders is er ook altijd nog het nummer 1813 of https://www.zelfmoord1813.be/

Er is altijd een luisterend oor. Echt.

Drie jaar…

Zeg ma,

het is vandaag precies drie jaar dat ik de laatste keer salu heb kunnen zeggen tegen u. Drie jaar… En ik mis u bij momenten nog altijd even hard.

Ik heb het gevoel dat dat in de lente het ergst is: gij hadt daar zo’n deugd van, van die beginnende zon en die beginnende natuur. En ik, ik kan geen bloeiend muguetje zien, of de magnolia’s of de rododendrons zonder aan u te denken en u te willen bellen. Het doet nog altijd pijn, ma.

Meestal maakt het me nostalgisch, en denk ik met zo veel deugd terug aan ons beidjes. Aan alle domme stoten die we samen gedaan hebben, aan al onze gesprekken, al dan niet diepzinnig…

En de kinderen missen u ook, ma. Ze zeggen dat dikwijls: dat oma daar zo of zo zou op reageren, of dat of dat zou zeggen. En dan staan we met zijn allen met onze voeten in de Warche en staan we allemaal te grijnzen omdat gij daar zo godsoneindig veel leute hebt gehad dat ge tewege in uw broek hebt gedaan van ’t lachen. En dan doen we de wandeling die we samen met u deden, en dan genieten we daarvan.

Och ma, er is zo veel veranderd in die drie jaar, en tegelijk zo weinig. De kinderen worden groot, ik sta erbij en ik kijk ernaar, en ik kan ze alleen maar graag zien, net als gij. En ik ben nog steeds gelukkig met mijn leven, mijn Bart, mijn job, mijn kinderen, mijn vrienden… Alleen mis ik het om tegen u te kunnen zagen over dat lijf van mij, en ambeteer ik daar nu andere mensen mee. En ik mis het zelfs dat gij zaagt tegen mij over dat lijf van mij, en dat ik beter ne keer wat zou vermageren, dat dat algelijk een pak zou schelen voor mijn rug. En dan zou ik met mijn ogen rollen en zuchten en zeggen dat ge u niet te moeien hebt.
Terwijl, ma, ik eigenlijk niets liever zou hebben dan dat ge u nog zoudt kunnen moeien.

Zaterdag trouwt Roeland, ma, en ik ga daar staan in uw plaats. Dat is zo niet eerlijk: gij hadt daar moeten staan blinken en genieten en uitleggen en peten tekenen. Ge kondt dat zo goed. En nu ga ik dat moeten doen, en iedereen gaat zeggen dat ik zo ongelofelijk op u trek, dat ik just mijn moeder ben.

Ik mis u, ma. Al drie jaar. En wellicht gewoon de rest van mijn leven.

Kus.