Rustig dagje met een hectisch einde

Het begon allemaal zeer rustig: donderdag is mijn vrije dag, en ik deed vooral administratie, voorbereidingen en dat soort dingen. Tussendoor hielp ik Chantal met opruimen, deed ik boodschappen, en tegen half een begon ik te koken. Ik ben er zelfs in geslaagd om, voor ik de kinderen moest halen, een kwartiertje met een koffietje te zitten lezen in de zetel, terwijl het buiten aan het gieten was.

En toen ging het mis.

Want omdat het nog zo aan het regenen was, ging ik de kinderen ophalen met de auto, en dan meteen in het terugkeren nog een brief posten en de boeken binnensteken in de bibliotheek. Alleen hebben de kinderen en ik blijkbaar andere definities van “hard regenen”: ik kwam hen namelijk tegen in ’t klein straatje, nat maar vrolijk. “Bon”, riep ik, “ga maar naar huis, ik ga snel die boeken binnendragen, en ik ben daar”. En dus reed ik fluks naar de bibliotheek. En toen ik daar aankwam, stelde ik tot mijn verbazing vast dat de schoenmaker, die ik al een paar weken kwijt was wegens winkel plots verdwenen, nu in een pand naast de bib zat. Ik was zodanig aan het gapen naar ’s mans etalage, dat ik eigenlijk zonder meer tegen de bordure reed met mijn rechtervoorband. Oi! Ik dacht zelf nog dat het gelijk een beetje hard was, en bij het uitstappen ging ik naar de betreffende band kijken. Al was dat laatste niet echt nodig: een omineus gesis waaide me tegemoet. Jawel, een ganse scheur in mijn vijf maanden oude band. Blah! En binnen de kortste keren sjiekeplat natuurlijk, dus geen enkele mogelijkheid om nog te rijden. Hoe stom kunt ge zijn, zeg!

Ik belde dan maar naar de VAB – dat abonnement heeft zijn geld al opgebracht – en sprak met hen af dat ik naar huis ging wandelen, dat de pechdienst mij dan thuis ging oppikken, naar mijn auto brengen, en die slepen. Afhankelijk van het uur ging ik dan ook een reservewagen krijgen. Maar ze waren daar veel sneller dan geanticipeerd, eigenlijk, en tegen kwart na vijf stond ik met auto en al in de bandencentrale op de Wiedauwkaai, waar ze meteen de band gingen vervangen. Enfin, ja, meteen… Het probleem was intussen dat Wolf, in die tien minuten dat ik thuis was, me wist te melden dat zijn schoenen van nog geen twee maand oud (10 november, nagekeken) finaal naar de knoppen waren: ze waren gewoon losgescheurd van de zool! Allez jong! Maar morgen moet hij wel naar school, en zijn scoutsschoenen zijn echt smerig. Hmmm. Ik heb, toen ik vertrok uit de garage, naar hem gebeld dat hij klaar moest staan, en ben nog met hem om tien voor zes naar de Brantano geraced. Ze waren gelukkig open tot half zeven, en dus heeft hij een nieuw paar schoenen. Maar ik heb wel van mijn oren gemaakt aan de kassa over zijn “oude” schoenen, en ze gaan ze laten lijmen. Ik ben benieuwd.

Enfin, ik ben dus nogal dolgedraaid thuisgekomen, met een nieuw paar schoenen, een nieuwe band, en zonder bibliotheekboeken.

Missie geslaagd. Oyoo.

Dooie auto. Of toch een beetje kapot.

Toen we daarstraks vrolijk tegen zessen naar de rugby reden, sloeg plots mijn hele dashboard in het rood: temperatuur van het koelwater was boven de 120°. Unk? Ik schakelde meteen over op een veel lager tempo en vooral een veel lager toerental, en het zakte net onder de 100°, en uit het felrood. Maar toen ik een paar bochten moest nemen en dus gas moest geven, sloeg alles meteen weer rood uit. Heel voorzichtig reed ik nog tot op de parking van de Blaarmeersen, liep met Merel naar het clubhuis, en belde de VAB. Daar hebben we gelukkig, sinds vorig jaar, een abonnement, en dat heeft zijn geld al opgebracht.

Ik belde dus, en kreeg een ongelofelijk vriendelijke dispatcher aan de lijn. Hij moest me helaas melden dat het een drukke avond was, en dat de wachttijd tegen de twee uur aanliep, maar hij ging zien wat hij kon doen, aangezien ik Merel bij me had. Ik mocht rustig in het warme clubhuis blijven: zodra de wegenwachter naar mij ging vertrekken, ging die een smsje sturen, en voor de zekerheid gaf hij ook nog mijn GSM-nummer door, zodat die mens mij kon bellen om de exacte locatie van de auto op de parking te weten.

Ik had amper dichtgelegd (of hoe moet je dat zeggen, tegenwoordig, met een smartphone?) of ik kreeg al een smsje binnen dat de VAB over 15 minuten bij mij ging zijn. Chic! Ik was nog toezicht voor Merel aan het regelen – gelukkig zit het hele clubhuis vol met ouders – toen mijn telefoon een paar minuten later al ging: dat hij net de Blaarmeersen ging oprijden, en waar hij precies moest zijn. Ik schoot mijn jas aan, en liep op een drafje naar de parking. En jawel, de auto van VAB stond al vrolijk te pinkelen naast mijn auto.

Na veel vijven en zessen – de details zal ik u besparen – bleek er een lek te zijn in de radiator of de waterpomp, iets wat hij niet ter plekke kon repareren. Bart kwam de kinderen ophalen, en 59-jarige Danny uit Knesselare – ne mens hoort wel wat als ge bijna een uur samen in een auto zit – takelde mijn wagen naar Ledeberg, en bracht mij naar de vervangwagen aan het Vanbeverenplein. Het moet gezegd: bijzonder vriendelijke mens, excellente service. Onder de omstandigheden – dooie auto, per slot van rekening – had het niet beter kunnen zijn, eigenlijk. Danny kreeg van mij op het latere smsje van VAB over de service dan ook zonder meer een tien. Echt, moest iedereen op zo’n manier zijn job doen, wel, de wereld was een pak amusanter.

Nu maar hopen dat ook de CIAC een gelijkaardige service geeft, want we willen vrijdag met deze auto naar de Ardennen. Zucht.

UPDATE: jawel, ook de CIAC kwam uit zijn pijp, gaf ons prioriteit, en vrijdagmorgen om tien uur was de kapotte waterslang al vervangen. Chapeau!