Al zeven jaar krak.

Op negen oktober zeven jaar geleden zei mijn rug krak. En is mijn leven geen moment nog hetzelfde geweest. Bij momenten heb ik het er nog steeds moeilijk mee, zeer moeilijk: bij alles wat ik doe, word ik tegengewerkt door mijn lijf. Bij alles wat ik doe, moet ik rekening houden met de rug en hoe ver ik kan gaan. Bij alles wat ik doe, moet ik plannen: als ik x doe, dan kan ik y niet meer doen. Maar als ik x/2 doe, kan ik misschien nog een stukje van y meepikken.

Maar ik ben vooral ongelofelijk blij met wat ik wél nog kan. Ik zit vooralsnog niet in een rolstoel, ik kan zelfs fulltime lesgeven – met de nodige ondersteuning van de collega’s – en ben er deze zomer bijvoorbeeld in geslaagd om twee weken in Canada rond te lopen. Ik ga nog larpen, ik ga nog geocachen. Ik lig veel plat in de zetel, dat is waar, en er zijn veel dingen die niet meer voor mij weggelegd zijn. Ik zal nooit kunnen babysitten op mijn eigen kleinkinderen, bijvoorbeeld, want ik mag niet meer dan 5 kilogram tillen. Ik kan geen lange wandelingen maken, ik kan leerlingen niet begeleiden op een dagtrip met veel stappen. Klopt. Er gaat nauwelijks een dag voorbij dat ik geen pijn heb.
Maar man, ik heb nog steeds een mooi leven, ja, en ik kus elke dag mijn pollekes.
Maar vooral, nog meer dan vroeger: carpe diem. De kleine dingen des levens die me gelukkig maken: een mooie zonsondergang, een bloeiend plantje op mijn salontafel, mijn lief die voor me kookt, mijn kinderen die zingend door het huis lopen, een kat die komt felen, mijn nagellak die afgestemd is op mijn kleren, een stukje chocolade, een fijn telefoongesprek met een vriend die ik al even niet meer gehoord heb…
Dus, lieverds, als het even tegen zit: laat je hoofd niet hangen, maar carpe diem.
Carpe that fucking diem.

 

Krak (maar dan onhoorbaar)

Nu heb ik weer wat voor, zeg.

Ik ga dinsdag Stefaan ophalen in Belzele om samen naar de Cthulhu te gaan. De mens mag nog even zelf niet rijden wegens medische redenen en voor mij is dat niet zo ver om.

Bon, ik rij in zijn doodlopende straat, keer mij op de oprit van zijn gebuur en zie tegen dan zijn dochtertje komen aanhuppelen. Ik doe dus de ruit van de passagierskant naar beneden, zeg hallo tegen het meisje en wacht tot haar papa er is. Die stapt in, en terwijl we praten, doe ik de ruit weer dicht. Waarop Stefaan zegt: “Wat is dat met uw ruit?” Euh, wat is er met mijn ruit, misschien?

Ik kijk en zie een ganse dwarse streep over die ruit. Huh? Daarnet was dat er nog niet? Een slakkenspoor of zo? Nee hoor, ik stap uit, ga kijken en zie dat het een ganse dwarse barst is, met een oorsprong als van een kleine steeninslag. Maar huh???

We hebben geen van beiden iets gemerkt, geen van beiden iets gehoord, en ik ben er zeker van dat die barst er nog niet was toen zijn dochter kwam aanhuppelen, want anders had ik die wel gezien.

Soit, het is iets dat Carglass over twee weken wel zal herstellen, want dit soort zijruiten hebben ze niet standaard liggen. Nu maar hopen dat het intussen niet verder barst, maar gelukkig is het blijkbaar veiligheidsglas.

Serieus zeg…

EDIT: de foto is van twee weken later en die barst is behoorlijk verder gelopen, met nog enkele barsten erbij.  Hmmmm….

Krak

Jawel, vanmorgen in de badkamer, toen ik mijn jeans wilde aantrekken, zei het krak. Letterlijk. En nee, niet de jeans, wel mijn rug.

Ik ben meteen op de grond gaan liggen voor mijn stretchoefeningen, maar helaas… Ik heb lesgegeven, maar van harte ging het toch niet. Maar het is wel nog in die mate dat ik mijn stok nog niet hoef te gebruiken, al staat hij wel klaar.

Maar ik heb er geen goed oog in, nee.