Dan slaap je op je trouwdag tot negen uur, kom je met een slaaphoofd aan je computer om te kijken of de bib vandaag nog open is, en lees je de prachtigste ode aan jezelf. En dan zit je, nog in je slaapkleedje en helemaal slaapwarm, te huilen voor je scherm.
Dank je, mijn lief.
Dank je, om mijn rustpunt te zijn. Al heel mijn leven raas ik maar door omdat ik overloop van energie, enthousiasme, ergernis en frustratie, maar zodra ik bij jou ben, ben ik als een ballon die leegloopt, een puddinkje dat inzakt. Ik hoef maar eventjes je armen rond me te voelen, en mijn wereld is weer oké.
Dank je, om mijn rots in de branding te zijn, wanneer mijn lijf het weer eens opgeeft. Hoe vaak heb jij nu al met mij in het ziekenhuis gestaan? Voeten, enkels, rug, stem, kaak… En jij kijkt naar me, schudt je hoofd, en bent er. Ook als ik twijfel of het dit keer nog wel goed komt.
Dank je, om zelf een tomeloos vat van doorzettingsvermogen te zijn. Twaalf jaar geleden bespraken we het nog samen: of het een goed idee was om als zelfstandige in bijberoep te beginnen, en of we dan de zolder konden inrichten als kantoor. Ja, zei ik vanuit mijn hart, ga ervoor, liefje, want dat is jouw passie. En twaalf jaar later loop ik met mijn vader door een gloednieuw gigantisch kantoor waar al meer dan honderd man onder jou werkt, en springt mijn hart bijna uit mijn borstkas van trots. En heb ik mijn pa wel een keer of tien aangestoten: da’s die van mij, hé! De mijne!
Dank je, om al 22 jaar te blijven proberen orde in mijn chaos te brengen. Ik doe mijn best, liefje, maar clean desk zal me echt nooit lukken. Dat zit niet in mij, vrees ik. Maar telkens wanneer ik de garagepoort hoor opengaan, en jij iets later de woonkamer binnenkomt, maakt mijn hart een sprongetje. Je zucht, puft, zet je spullen weg, en ploft in de zetel. Dan weet ik dat ik je even moet laten bekomen van die zotgeraasde dag, en dan ben ik blij dat er dit rustgevende, zij het rommelige huis is.
Dank je, om telkens opnieuw van die onnozele opmerkingen en dwaze grapjes te maken. Je doet me lachen, en da’s niet om jouw woorden, maar om dat kleine twinkeltje in je grijze ogen, en dat krullen van je ene mondhoek. En je gevatte opmerkingen, die doen gewoon mijn hart smelten.
Dank je, om me telkens weer voor voldongen feiten te stellen als het op plannen aankomt. Als het aan mij lag, zouden we nooit georganiseerd ons kot uitkomen. Maar jij, jij stuurt me bericht dat ik een bepaalde avond vrij moet houden, en dan doe ik dat. Zeg ik plannen af, probeer ik haakjes te vinden om de kinderen aan te hangen, mensen te zoeken met wie ze kunnen meerijden, dat soort dingen. Want aan de praktische kant had je alweer niet gedacht, liefje. Maar dat los ik met plezier voor je op. En ook wel een beetje grommelend, dat ook.
Dank je, om me geduldig mijn ding te laten doen. Om in je broodnodige weekends toch de kinderen voor je rekening te nemen, zodat ik ergens in een of ander Vlaams bos het stof uit wat orken hun gat kan kloppen, of een weekend de longen uit mijn lijf kan zingen, of god-mag-weten-welke onnozeliteit kan uithalen.
Dank je, mijn lief, om 22 jaar geleden met mij ervoor te gaan. Ik kijk om me heen, en zie een warm huis voor drie kinderen en onszelf, een gelukkig gezin. Dit is meer dan waar ik 22 jaar geleden had van durven dromen.
Ik weet niet waar we over 22 jaar zullen staan, mijn lief. Wellicht niet meer hier, want mijn rollator zal niet compatibel zijn met die trappen, en tegen dan is dit huis ook veel te groot voor ons. Maar ik weet wel dat het samen zal zijn. En weet je? Dan maakt het me eerlijk gezegd ook niet veel uit waar we zijn. Zolang ik maar bij jou ben.
Want je hebt gelijk, mijn lief. 22 jaar is onvoldoende.