En toen kwam de kraan…
Dat de tuin al lang op mijn zenuwen werkte, is niks nieuws. Maar vandaag werd ik zowaar zenuwachtig bij wat er in die tuin gebeurde. Hij wordt namelijk quasi helemaal afgebroken. Alle tegels gaan eruit (behalve het kleine stukje helemaal achteraan aan mijn bureau, en het paadje langs de haag aan de vroegere voordeur), alle gras wordt afgegraven, en alleen mijn struiken vooraan blijven staan. Het tuinhuis is intussen al weg, maar ook dat beton verdwijnt, samen met het houthok. Er komt een nieuw langwerpig tuinhuis langs de haag, en het hout wordt erachter gestapeld. Waar het houthok stond, komt een klein moestuintje voor Kobe, en die ziet dat al helemaal zitten.
Maar nu wordt er dus gegraven, door twee jolige zestigers met een ongelofelijke precisie. Ik denk dat die man op de centimeter kan graven, niet normaal.
Vandaag, dag één, hebben ze al het groen mee, al het organische materiaal. Mijn hortensia en de magnolia zijn netjes uitgegraven en voorlopig aan de andere kant weer in de grond gestoken, en ook de kleine haagjes zijn voorlopig gered.
Best dat het op zijn kraan staat dat het goed komt, want ik hou mijn hart vast. Zalig gevoel voor humor, dat wel.
365 – 25 augustus
Loopgraven…
“Wanneer begonnen jullie ook weer met die verbouwingen, hm?”
Wel, vorige maandag dus. Juist ja.
Vorige week waren er de “voorbereidende werken”, aka. twee ‘verboden te parkeren’ borden komen zetten. Echt wel een ganse week in de planning.
Maar maandag om acht uur stonden er hier stipt twee mannen, die hekkens kwamen uitladen, en die ons terras begonnen uit te breken, zoals u hier kon zien. Het deed raar, het werd allemaal plots zo echt.
Maar wij, wij vertrokken naar de Ardennen en lieten de beginnende bouwwerf voor wat hij was. En toen kregen we van de projectplanner al de volgende foto, met als bijschrift “Geen weg terug”:
We wisten ook dat ze woensdag de regenwaterput kwamen leveren en plaatsen. Opnieuw kregen we foto’s door:
Ik hield mijn hart vast, en was blij dat de kinderen niet thuis waren, met die graafwerken in dat prachtige weer. De tuin is er in elk geval aan voor de moeite, zoals we wisten. Maar toch jong. Zo voor echt en al.
Poeh.
366 – 25 april
vliegende wagentjes…
Een ouwe kapelle…
Ik heb vreselijk moeten lachen vandaag, maar mijn dag was eigenlijk ook wel meteen goed.
Ze zijn hier al anderhalve week aan het werken in de straat: vernieuwen van de totaal verkalkte waterleidingen. Concreet betekent het een hoop lawaai, een hoop modder, alle voetpaden die opengebroken liggen, alle auto’s die ergens anders moeten parkeren, en een hoop malcontente mensen. Ik vind het ook niet leuk, maar daar kunnen die werkmannen ook niet aan doen, het is hun job en het moet gebeuren. En dus zeg ik altijd vriendelijk goedemorgen, en lach ik eens naar die mannen.
Dat had de voorman ook opgemerkt, en die zag mij blijkbaar wel zitten: al de hele week kwam hij aanbellen als er iets scheelde, om iets mee te delen, sprak hij me aan voor een babbeltje, enzovoort. Ik heb de indruk dat het een Italiaan is, of toch zoiets. Blijkbaar hield hij ook nauwlettend in de gaten wat ik droeg, want hij sprak me er lachend op aan dat ik ’s morgens nog een bril droeg, en later niet meer. Dat soort dingen dus.
Deze morgen kwam hij deemoedig melden dat ze het water in de straat hadden afgesloten, maar dat ze mij en de overbuurvrouw niet verwittigd hadden, omdat wij gedomicilieerd zijn in de andere straat, maar blijkbaar ons water betrekken uit deze straat. Ach ja. Ik heb dan maar flessenwater gedronken, douchen hadden we gelukkig allemaal ’s morgens vroeg gedaan.
Rond een uur of twee stond hij opnieuw aan de deur: dat het water terug was. En dat het zijn laatste dag hier was (het terug aanleggen van de bestrating is een andere ploeg), dat ze de werf aan het opkramen waren. En dat hij het dus jammer ging vinden dat hij me niet meer ging zien. Want, ha ja, “zo’n vriendelijkheid en mooiheid (sic) in één vrouw, dat ziet ge niet veel. Ofwel zijn ze heel mooi, maar dan zo vies en lastig, of omgekeerd”. En dat het niet eerlijk was dat ik gewoon alletwee had. Ik schoot in de lach, en zei dat mijn man dus geluk had. Wat hij volmondig beaamde, mij nog een stralende glimlach schonk (had ik al gezegd dat hij eigenlijk niet onknap was?), en weg was hij.
En ik, ik stond te grijnzen. Zeg nu zelf…
366 – 19 april
Voorlopig geen garage dus.