De laatste tijd kosten de fietsen hier ten huize ons weer veel geld.
In februari was mijn oude elektrische fiets plots in twee gebroken. Ik stak hem een tijd later binnen bij de fietsenmaker met de vraag wat daar nog aan gedaan kon worden. Vrij weinig, zei hij: het is zoals gevreesd niet te repareren omdat het toch niet stevig zou zijn. Hij had nagevraagd, en het kader was intussen toch buiten garantie, jammer genoeg. Hij kon wel navragen of een nieuw apart kader verkrijgbaar was, en zo ja, wat dat dan zou kosten. Het antwoord liet op zich wachten, maar kwam dan toch nog: voor zo’n 400 euro kon ik een nieuw kader en een omgebouwde fiets krijgen. Voor die prijs zag ik dat wel zitten, want die fiets wordt hier wel veel gebruikt.
Mijn eigen fiets had ik ook om zeep geholpen: mijn favoriete, zeer wijde Cora Kempermanbroek was grandioos in mijn motor gedraaid en dat kostte me ook nog een 80 euro. Meh.
En nu was Kobe afgekomen met het feit dat zijn fiets eigenlijk ook niet meer deftig reed: zijn achterwiel was krom en miste drie spaken. Dat is wellicht ook omdat hij er te voorzichtig mee is, maar bon.
De reparatie heeft op zich laten wachten – ik was dus vaak mijn eigen fiets kwijt omdat hij daarmee naar zijn examen reed – en kostte me uiteindelijk ook 128 euro: een nieuw wiel en al de rest ook weer eens deftig in orde zetten.
En dan is er nog Barts Vanmoof: een zeer fijne, wijze fiets, maar doordat het merk failliet is gegaan en intussen wel weer een doorstart heeft gekregen, is de ondersteuning beperkt. Er is momenteel iets mis aan de besturing – dat is allemaal elektronisch en met een app en al – waardoor hij enkel nog in eerste versnelling kan rijden, en voor de reparatie moet de fiets helemaal naar Amsterdam. Juist ja. Nu, dat is dan een Bartprobleem, ik heb al genoeg te stellen met de fietsen van de rest van het gezin.
Wat me eraan doet denken: ik moet Merels remmen eens nakijken en deftig afstellen, en het geheel eens smeren want het kraakt langs alle kanten. En als dat niet helpt: fietsenmaker, zeker?