Sociëteit ter bevordering van het archaïsch taalgebruik

Sinds enige tijd ben ik lid van de facebookgroep “Sociëteit ter bevordering van het archaïsch taalgebruik”, alwaar ik menig mij bekende naam zag opduiken.

Bijwijlen wordt er een bericht geschreven waarin een fictief, doorgaans ook compleet onjuist oud Nederlands gebezigd wordt. Amusant om te lezen, maar meer ook niet. Ik wil liever oude Nederlandse woorden herontdekken en eventueel zelfs opnieuw invoeren in mijn taalgebruik. Dat ik fan ben van ellenlange zinnen met stapels neven- en ondergeschikte fraseringen, bloemrijke adjectieven en schilderende substantieven, dat zal de trouwe en aandachtige lezer wellicht niet ontgaan zijn. Ieder zijn eigen stijl, en ik weet dat ik in het middelbaar onder mijn voeten kreeg voor deze stijl die blijkbaar als te omslachtig werd ervaren. Maar gelukkig: mijn blog is van mij en daar doe ik wat ik wil, dus ook naar hartenlust ellenlange zinnen debiteren. Af en toe is de linguïst in mij toch wel sterk aanwezig.

Ik schreef er ook het volgende bericht: “Ik maakte me gisteren in de auto de volgende bedenking: nogal wat mensen hier proberen – meestal puur voor de lol – een bijzonder archaïsch en dus ook compleet onbruikbaar taaltje uit. Mij gaat het eerder om het herinvoeren van in onbruik geraakte woorden. Toen ik daar wat verder over nadacht, kwam ik alras op het volgende uit het gaat niet zozeer om substantieven of adjectieven – veelal zijn die in onbruik geraakt, zoals die kloefen uit een der vorige berichten, omdat het voorwerp in kwestie obsoleet is geworden – maar om bijwoorden. Dra had ik er enkele verzameld in mijn gedachten: bijwijlen, schier, alras, dra, heeltegans, altegader, kwansuis, altoos…

Iemand een andere mening toegedaan? Of heb ik hier de juiste snaar geraakt?
Uiteraard zijn er daarnaast ook nog de talloze uitdrukkingen die niet roemloos ten onder mogen gaan in het moeras der moderne uitspraken, maar dat is een ander subject, mijn inziens.”
U weze gewaarschuwd: er kunnen hier wellicht vanaf nu nog meer archaïserende wendingen opduiken.
Caveat emptor.

Cora

In 2016 was mijn favoriete kledingmerk failliet gegaan. Favoriet als in: ik draag vrijwel niks anders, als ik eerlijk ben. Ja, een gewone jeans, maar verder? Cora Kemperman quasi all the way.

Intussen is al een paar jaar de webshop opgestart met steun van de ontwerpster – die had destijds haar merk verkocht en dat was dus door mismanagement over kop gegaan – en zijn de klassiekers weer allemaal te krijg, samen met een reeks ontwerpen die echt volledig trouw blijven aan het oorspronkelijke concept. Oef.

Daarnaast is er ook een bloeiend tweedehandscircuit opgestart. Want ja, blijkbaar ben je voor Cora of niet, en dan ga je er ook volledig voor. Vooral in Nederland lopen er nogal wat “Corameisjes” – lees: meestal vrouwen van iets gevorderde leeftijd – rond. Sinds een jaar of wat ben ik medemoderator van de groep Cora Kemperman addicts op Facebook, en ja, ik durf daar ook nog wel eens wat kopen, ja. Zo was de top die ik aanhad op Roelands trouw zo’n tweedehands stuk, en er zijn er wel meer. Eigenlijk zou ik gerust zelf een winkel kunnen beginnen in Cora Kemperman kledij, ik heb vlot 60 stuks, denk ik.

Goh.

’t Is een hobby als een ander zeker?