Lectuur: “Extremely Loud and Incredibly Close” van Jonathan Safran Foer

Ik geef het toe: nog nooit heb ik zo in tweespalt gestaan over een boek. Aan de ene kant wil ik het 2 sterren geven, aan de andere kant 5.

Heb ik het graag gelezen? Absoluut niet.
Is het een goed boek? Echt wel.
Heb ik er spijt van dat ik het gelezen heb? Hell no.
Is het een aanrader? Ik zou het begot niet weten.

Hoe kwam ik nu bij dit boek? Wolf moest het lezen voor school, en ik lees dan al zo graag eens mee. Alleen snap ik aan geen kanten de aandrang van zijn leraars om altijd van die doodernstige, zware boeken op te geven: verkrachtingen, trauma’s, moorden… Ne mens zou van minder een hekel krijgen aan lezen. Serieus!

Maar bon, ik wist het al na twee bladzijden: dit is niks voor mij. Een stijl die me absoluut niet ligt, een woordgebruik waar ik een hekel aan heb, een hoofdpersonage waar ik de kriebels van krijg… Maar ik geef niet graag op, en dus las ik verder. Ik vloekte er wel even op, noemde het een ‘kutboek’. En toch ben ik blij dat ik het gelezen heb en zal het me nog behoorlijk lang bij blijven.

Het is een moeilijk boek om een synopsis van te geven: het wisselt tussen verschillende standpunten en verschillende tijdslijnen. Hoofdpersonage is Oskar Schell, een jongetje van acht jaar in New York dat twee jaar voordien zijn vader is verloren in de aanslagen van 9/11 en sindsdien zwaar getraumatiseerd is. Als in: hij fantaseert erop los, heeft een diepe angst voor hoge gebouwen, liften, metro, dat soort dingen, schrijft heel veel brieven naar allerhande personen zoals Stephen Hawking, en geeft zichzelf blauwe plekken als iets niet loopt zoals het moet. Hij woont bij zijn moeder en aan de overkant van de straat woont zijn oma. En dan krijgen we het verhaal van vlot 60 jaar eerder: zijn grootvader, Thomas Schell, in het Dresden wanneer dat platgebombardeerd wordt. Ook Thomas is zwaar getraumatiseerd en verliest daardoor geleidelijk aan het vermogen om te spreken. Hij trouwt uiteindelijk met de zus van zijn geliefde – de oma – maar ook hun relatie is er een van opeengestapelde, onverwerkte trauma’s. Maar ook oma komt aan het woord als hoofdpersonage.

Een vrolijk boek is het dus niet. De kleine Oskar gaat op queeste in New York naar een persoon die Black heet en hem misschien iets meer kan vertellen over een sleutel die hij gevonden heeft in de bezittingen van zijn vader. Maar er wonen nogal wat Blacks in New York… En eigenlijk zoekt Oskar vooral een uitweg voor zijn verdriet, een oplossing voor het gemis, een opvulling voor de leegte in zichzelf.

Eigenlijk vond ik het boek vooral frustrerend: enerzijds is Oskar enorm verbaal en gebruikt hij woorden die niet bij een kind passen, anderzijds slaagt hij er niet in om te communiceren, maar dat is vooral een familietrekje, zo blijkt. De hele plot blijkt uiteindelijk ook geen plot te zijn maar loopt met een sisser af. En ook dat is frustrerend, maar misschien wel het hele punt: heeft het leven wel zin? Kan je eigenlijk ooit communiceren met iemand? Of is het leven één lange vlucht en kan je je verantwoordelijkheden ontlopen, als je maar lang genoeg probeert?

De stijl is dus frustrerend, maar de emotie is er wel, toch als je het ziet als een verslag van het trauma van een kind met wellicht een autismespectrumstoornis.

Raad ik het iemand aan? Eigenlijk niet, nee. En toch…