Grotten, meren, dorpjes en familieleden: Saleich dag vier

Iets voor tienen zaten we met zijn vieren in de auto, op weg naar le Mas d’Azil, oftewel: op een uur rijden langs een serieus bochtig parcours de grootste grotten van Europa. Ze hebben er de route départementale gewoon dwars doorheen gelegd als een natuurlijke tunnel, en dat is ronduit bizar. Monica had een rondleiding geboekt door de grotten voor ons twee en Muriel en Eve reden verder naar Eves vader die zo’n tien minuten verderop woont.

Ik heb al veel grotten gezien, maar dit waren de eerste droge grotten, dus zonder stalagmieten en stalagtieten, maar wel met sporen van bewoning door de vroege homo sapiens, drie verschillende periodes zelfs. Foto’s mocht je niet echt nemen, jammer genoeg. We kregen uitleg in vijf verschillende zalen, gingen trap op trap af en wurmden ons via lage doorgangen langs verschillende resten van holenberen, wolharige mammoeten en wolharige neushoorns – ik wist niet eens dat die ooit bestonden – en een hoop andere beesten. En waren allebei toch behoorlijk onder de indruk, ja (Monica ging me nog foto’s doorsturen, die volgen later).

Eve en Muriel kwamen ons oppikken en ik reed een kwartiertje verder naar een heel mooi kunstmatig meertje, een soort kleine Blaarmeersen. Daar hebben we gepicknickt en gesiëst, en uiteindelijk ook gezwommen. Ik was dat eigenlijk niet van plan, gezien mijn rug en het absolute zwembverbod, maar toen ik even ging pootjebaden terwijl de andere drie aan het zwemmen waren, bleek het water zó warm dat mijn rug daar nu niet precies veel last van ging krijgen, zolang ik maar verticaal bleef. Enig gewurm – ik had beter een bikini meegepakt in plaats van een badpak – later genoot ook ik met volle teugen van het water. Eerlijk gezegd, ik heb dat soort temperaturen nog nooit meegemaakt in een buitenlocatie, zelfs niet in Griekenland of zo. Zalig!

Enfin, aansluitend reden we naar het bijhorende kunstenaarsdorpje Carla Bayle, waar we een koffie dronken en rondliepen voor, uiteraard, foto’s.

Daarna stopten we nog even met zijn allen bij Eves vader, een gigantisch kranige vent van in de 90 met een zalig Zuidfrans accent. Dat even werd eigenlijk al gauw drie kwartier, maar dat stoorde aan geen kanten: couleur locale en al.

Tegen zevenen waren we terug in Saleich en werd er voor eten gezorgd terwijl ik even de rug liet rusten en ondertussen mijn foto’s doornam.

Bijzonder gevulde dag, ik was doodop, maar wat een héérlijk vakantiegevoel zeg!

Oh enne… Terwijl ik bezig was met de foto’s, kreeg ik plots bezoek in mijn kamer, tot drie keer toe: Maurice la chauve-souris, ofte een klein vleermuisje. Foto’s daarvan waren niet te doen wegens donker en zo’n beestje is ook ongelofelijk snel. En compleet geruisloos, dat ook, vreemd genoeg.