Beetje op onze nest gepakt…

Dat ons dak moest vernieuwd worden, dat lag al een tijdje vast. Tijdens de laatste storm waren er nog maar eens enkele leien losgekomen, zoals al enkele keren eerder was gebeurd. De laatste keer, toen er vooraan een aantal zijleien was losgeraakt, hadden ze ons al gewaarschuwd: ze gingen opnieuw loskomen, want het hout was intussen rot van het ingesijpelde vocht. Oh, en de leien waren asbesthoudend, dat ook. Op zich geen probleem, zolang ze niet breken of zo, want dan komen de asbestvezels wél los. Oh, en het dak is ook niet goed geïsoleerd. Toen we destijds de zolder omvormden tot een kantoor voor een startend Netlash, hebben we ons eigenlijk een beetje laten doen door de aannemer die 6 cm rotswol voldoende vond. Quod non: dat is intussen onze slaapkamer en het is daar bloedheet in de zomer en pokkekoud in de winter. De rest van het dak, de eigenlijke zolder, is zelfs niet geïsoleerd en heeft zelfs geen binnendak – dat overigens ook asbest bevat, dankuwel.

Reden te meer dus om dat dak eindelijk te laten vernieuwen: een duur affaire, maar wel noodzakelijk, zeker als we zonnepanelen willen leggen, want dat kan niet op een asbest dak.

We vroegen bij eentje een offerte, en die mens kwam eens kijken, keek enkel aan de buitenkant, kwam zelfs niet binnen, maakte een ruwe schatting en maakte dan ook een ruwe, dure offerte. Hmmm…

Bij Durieux vroegen we ook een offerte, en die mens kwam langs, klom naar de zolder, inspecteerde buitendak, binnendak en gebinte, bestaande isolatie, mat dingen op, boog zich over onze bouwplannen, begon daar vanalles te meten en te noteren, en stelde extra vragen. Of we opnieuw leien wilden of zwarte dakpannen? Leien zijn duurder, maar voor pannen moest hij wel een studie hebben van een bouwkundig ingenieur om zeker te zijn dat het gebinte het extra gewicht kon dragen.

Enfin, veel professioneler, veel meer vertrouwen. Er kwam een offerte, er kwam een contract en een tijdsbestek van ‘ergens in oktober’ al naargelang het weer en andere bouwomstandigheden.

En toen kwam er afgelopen maandag een telefoontje: dat ze dinsdag zouden komen met een gans team en een stelling en alles erop en eraan en dat ze het dak zouden afbreken en leggen en hopelijk op een week klaar zouden zijn. Euh, wacht, wat?? Er was blijkbaar een grote werf weggevallen wegens het zoontje zwaar ziek geworden, en dus hadden ze alles opgeschoven, waaronder wij dus.

Dat ik op dinsdag met Merel naar Parijs trok, dat Bart met Kobe op donderdag naar Keulen trok, en dat Wolf pas op dinsdagavond terugkwam en hijzelf op donderdag en vrijdag ook moest werken, goh ja… Bijkomstigheden zeker? ’t Is ook niet alsof die mannen ons echt nodig hebben, maar toch, ik hou al eens graag een oogje in het zeil. Maar bon, hoe sneller hoe liever, dan kunnen we ook meer opschieten met zonnepanelen en al dat soort onzin.

Dinsdag stond hier een ploeg van 8 Roemeense jonge gasten en een kraanman voor de deur, en man, die wisten van aanpakken! Volgens de kraanman – een oudere Vlaming – zaten die gasten meer op een dak dan op de begane grond, en dat was er ook aan te zien. Er werd een container geprepareerd met een stevige dikke zak, al die gasten deden speciale pakjes aan met maskers, ze klommen op het dak en de asbesthoudende leien werden voorzichtig verwijderd, in de kraanbak gelegd en op die manier zachtjes in de container gedeponeerd. Ik denk niet dat er meer dan drie leien gebroken zijn…

Terwijl we in Parijs zaten, kreeg ik af en toe een update van Bart of Wolf. Vrijdag, bij thuiskomst, was de ene kant al volledig gedaan, zaten de nieuwe dakramen erin en waren ze vooral aan het prutsen met hoekjes en kantjes, want dat viel gelijk wat tegen.

Ik heb er het volste vertrouwen in: het ziet  er fantastisch uit, die mannen werken stevig door en vooral: ze voelen zich compleet thuis op dat dak, het is leuk om zien.

En wij, wij gaan een pak armer zijn maar wél minder warm in de zomer en minder koud in de winter. En asbestvrij, dat ook.