Niet bepaald van een leien dakje…

We stonden op om acht uur, aten nog bijzonder rustig, en begonnen rond negen uur in te pakken. We zijn het intussen wel zo’n beetje gewoon natuurlijk.

De kinderen pakten ook zichzelf goed in, zetten de bagage een voor een op de slee – bagage op de slee, Merel erachter om ze vast te houden, Wolf trekken, en Kobe ernaast om alles toch nog in goede banen te leiden – en gingen zo telkens naar beneden om de spullen in de auto te zetten.

Halverwege wilde ik eventjes helpen om iets op de slee te zetten, trok ik een paar croques aan, en liep naar buiten. En toen viel de voordeur in het slot, en stonden we daar. De kinderen hadden gelukkig hun jassen aan, maar ik stond er in een T-shirt, en bij -10° is dat niet ideaal te noemen. Gelukkig had ik net de zak met mijn kleren vast, en griste ik er snel een dikke gilet uit, maar dan nog. Wolf had gelukkig wel de autosleutels vast: in het ergste geval reden we terug naar Leuven om daar de reservesleutel te halen. Maar een gigantische chance: de buren waren thuis, en die hadden ook een reservesleutel! Een beetje onderkoeld en gigantisch opgelucht kon ik terug naar binnen, en deden we verder.

Tegen half twaalf was alles ingeladen en opgekuist, en trokken we de deur bewust achter ons dicht. Vrolijk gingen we naar de auto, krabden de vensters ijsvrij, en… De auto wilde niet meer starten. Nikske. Tsja, mijn auto is natuurlijk ook geen -10° gewoon, en staat zo goed als altijd in de garage.

De oude buurman haalde er een externe batterij van een van zijn tractoren bij, en we probeerden te starten, maar helaas. Bizar, eigenlijk. Hij wilde zijn zus bellen die een garage heeft, maar ik heb gratis Ford Assistance, dus dat was eigenlijk nogal onnozel. Bon, na een telefoon van een kwartier ging er iemand langskomen. Alleen… Er was blijkbaar maar één iemand voor de provincie Luik, en de wachttijd was ongeveer twee uur. Tsja.

Wij dus terug naar binnen, gewapend met een doos koekjes, want intussen was het al twaalf uur gepasseerd. Binnen zaten we lekker warm, keken de kinderen tv, en zat ik wat te lezen. En na nog geen uur ging mijn telefoon: dat hij al beneden aan de auto stond, en of ik niet kon afkomen. Ik repte me naar beneden, de man nam een batterij, en… Blijkbaar zat de min van de batterij niet op de logische plaats waar wij de kabels aan hadden gehangen, maar een pak dieper, onder een pak kabels. Kon niet missen, dus, dat de auto niet had willen starten. Ik bedankte de man, gaf de oude buurman drie dikke zoenen – zijn dag was goed, denk ik – en vijf minuten later waren we vrolijk op weg naar Eupen.

We vonden nog een prima restaurantje dat ons om kwart voor twee nog eten wilde serveren, en reden meteen door naar Leuven. Kobe en Merel vielen prompt in slaap, en stapten in Leuven zelfs niet uit om bij Ellen de sleutel af te geven.

Om half zes, zo net na donkeren, reed ik onze eigen garage binnen, en Bart stond ons al op te wachten. Hij beweerde dat hij ons echt gemist had, dat het huis te leeg was deze keer, terwijl hij anders serieus kan genieten van de rust.

En wij, wij leegden alles aan sneltempo uit, en kropen lekker samen in de zetel.

Oef.

Autoperikelen

Bart, hoewel nog steeds ziek zijnde, had het in zijn kop gestoken dat hij vandaag toch moest gaan werken, en meer bepaald naar Antwerpen moest. Bon ja.

Hij stond dus iets voor achten nogal lusteloos zijn ruit af te krabben, en wilde toen starten. Niks. Hmmrruuuu? Nog eens: niks. Dooie batterij, na een week niet gebruikt te zijn in de vrieskou. Bij een auto van nog geen twee jaar zou dat niet mogen, maar bon.

Als een koe naar een trein stond hij naar zijn auto te kijken, en straalde, grieperig, een en al “help” uit.

“Liefje”, zei ik, “ik zal de kinderen eerst naar school brengen, neem jij al de startkabels”. Startkabels? Diezelfde blik van koe naar trein. Ik schoot in de lach, zei hem op te zoeken hoe het precies bij zijn auto moest aangesloten worden en hoe hij de capeau moest openkrijgen.

Vijf minuten later parkeerde ik de neus van mijn auto tegen die van de zijne, en sloot de startkabels aan. Niks. Hmpf? Nochtans deed ik niks verkeerd? Bizar. Maar het waren oude startkabels, nog van mijn schoonvader, misschien lag het daar wel aan.

Intussen was er in Barts grieperige ogen echte paniek verschenen. Het was inmiddels half negen, en hij moest om tien uur in Antwerpen zijn. “Rustig”, zei ik, “ga naar binnen en kijk of er een auto van de Wijsvloot beschikbaar is”. Zo ver had hij, ziek zijnde, blijkbaar nog niet gedacht, en jawel, er was er eentje beschikbaar. Ik voerde hem naar zijn kantoor – chance dat ik maar moet beginnen lesgeven op dinsdag om 10.10uur – en zei dat ik zijn auto wel ging oplossen. Thuis nam ik een verlengkabel, de batterijlader, en sloot zijn batterij aan, die inderdaad sjiekeplat bleek te zijn. En reed naar mijn werk. In het slechtste geval zou mijn oplader gepikt worden, maar dat leek me straf, in onze buurt.

Tegen half een was ik even terug, en jawel, de auto startte probleemloos. Ik liet hem nog een tweede lesgeefsessie ook opladen, maar bon, gelukkig reed het ding toch al.

Oef.

’t Is toch een gemak, zo’n handige man in huis :-p