Parijs, dag drie

Dat een nachtje goed slapen toch een wereld van verschil kan maken!

Ik had mijn neusspuiter gebruikt zodat ik niet lag te snuiven, ik sliep onder een laken en Merel onder het donsdeken en blijkbaar was dat voldoende voor een deftige nachtrust. Oef!

We gingen ontbijten op de Place Choron – beetje veel verkeer, maar bon – en liepen te voet richting Opéra, want dat gebouw wilden we wel even zien, én daar zijn ook de fameuze, of misschien zelfs eerder beruchte Galleries Lafayette met dat schitterende dakterras.

Man, we keken onze ogen uit. Ik herinnerde me inderdaad dat daar alle chique merken zaten, maar wist niet meer dat die koepel er was, en dat de prijzen er voor sommige merken zó exuberant waren! Geef toe, 880 euro voor een vestje voor een vierjarige, Dior of niet… We liepen rond, voelden ons verschrikkelijk underdressed en toeristisch maar genoten van het gebouw.

En toen was er natuurlijk ook het dakterras met het fantastische uitzicht…

En verder ging de tocht: de Opéra werd eens grondig bekeken aan de buitenkant – de binnenkant hoefde echt niet voor Merel – en we namen de metro waar het vol stond met van die kleine geschilderde figuurtjes.

En toen, toen kwamen we bij de Tour Montparnasse, een veiligheidscontrole, een bagagescan en een uitzicht om u tegen te zeggen. En heet, heet!

Omdat het etenstijd was, mijn jongedame echt hangry kan zijn en de broodjes in de toren zelf er best wel lekker uitzagen en schappelijk geprijsd waren, bleven we daar dan ook maar iets eten. Alleen hun idee van ‘bière gourmand’ is ietwat vreemd, toch?

We namen de metro terug naar de Jardin des Plantes, de laatste halte van de Batobus, gewoon omdat we het zo leuk vinden om op die boot te zitten. We hadden evengoed rechtstreeks de metro kunnen nemen naar ons doel, maar da’s maar de helft van de lol, toch?

Tijd voor het grote werk: we stapten uit ter hoogte  van Le Petit Palais, wandelden via de afgrijselijke tulpen van Koontz naar de Champs Elysées, en merkten dat het verschrikkelijk heet was. We gingen voor een ijsje – toevallig bij blijkbaar het beste ijs van Frankrijk, en die mens heeft eigenlijk niet overdreven, het was echt ongeveer het beste dat we ooit gegeten hadden – en probeerden waterfonteintjes op te sporen, maar er waren er een aantal buiten gebruik. Meh.

Enfin, we zagen de Arc de Triomphe en het drukke verkeer errond, maar geen zebrapad. Allez! We hebben ons dan toch maar tussen het verkeer door geschoten, om pas achteraf te merken dat er gewoon een voetgangerstunnel was. Kiekens dat we zijn!

Het plan was om dan te voet tot aan de Seine terug te wandelen en intussen onze waterflessen op te vullen, maar dat liep niet zo vlotjes. Merel werd moe, we hadden allebei dorst, onze voeten deden zeer… We liepen langs bijzonder chique hotels met nog chiquere auto’s, en aan de Seine moesten we nog tot aan de Eiffeltoren voor een boothalte. En ja, op mijn open data kaart van drinkfonteintjes vond ik er eentje, een kleintje, niet ver van de Eiffeltoren. Het plan was om onze flessen te vullen, leeg te drinken en opnieuw te vullen, en er stond ook niemand. Maar tegen dat we gedronken hadden, stond er dertig man, I kid you not!

Het drinken hielp wel wat, ja. We namen de boot, stapten af aan Gare d’Orsay en namen daar dan de metro in één rechte lijn naar Saint-Georges, onze halte. En thuis, daar was er water ad libitum en blijkbaar ook een brie die je gewoon als koekje kan opeten. Moet kunnen, toch?

Voor onze laatste avond gingen we niet ver, in de Rue des Martyrs, voor een pokébowl. Merel kende het niet maar is wel fan, ja.

Tegen negen uur waren we terug en we sliepen allebei bijna onmiddellijk. Parijs, da’s vermoeiend, jong!

Parijs, dag twee

Man, maar hebben wij allebei slecht geslapen zeg!

Het lag niet aan de kamer, het lag niet aan het bed, maar wel degelijk aan ons. Tsja. Merel is absoluut niet gewoon om met twee in een bed te slapen en had het lastig met mijn zware ademhaling en af en toe blijkbaar licht gesnurk. Zij lag dan weer te smekken, te babbelen en zat op een bepaald moment zelfs recht. Maar vooral het ene deken voor ons beiden was niet praktisch.

Rond een uur of drie hebben we dan voor haar een nestje gemaakt aan de andere kant van de kamer: twee dekens en een donsdeken op elkaar gestapeld met daarover een laken waar ze zowel op als onder kon liggen. Dat scheelde een pak voor ons beiden, maar we waren eigenlijk nog moe toen we opstonden.

Tegen negen uur zaten we een paar straten verder op het voetpad aan zo’n piepklein bistrotafeltje met elk een croissant, ik met een stevige koffie en zij met een glas koude melk. Echt, gewoon eten in dat kind stoppen, dat scheelt al een pak!

We wandelden naar het dichtstbijzijnde metrostation en trokken naar Trocadero. Ah ja, want als je het mooiste – en bekendste – uitzicht wil op de Eiffeltoren, moet je daar zijn natuurlijk. Merel vond het héérlijk!

We liepen de trappen af, keken even rond in het park rond de Eiffeltoren, zagen dat dat al meteen betalend was, maar aangezien Merel geen zin had om de toren zelf te beklimmen, wandelden we terug naar de Seine.

Daar namen we een abonnement voor twee dagen voor de Batobus: de lijndienst op de Seine waarbij je 10 haltes hebt – vijf aan elke kant, de belangrijkste bezienswaardigheden – met een boot om de twintig minuten. 24 uur was 19 euro voor mij (11 voor Merel), 48 uur maar 21 (en 13 voor Merel). Ge ziet van hier dat we dat meteen 48 uur hebben gepakt!

En ja, het was ondertussen flink boven de dertig graden en behoorlijk heet op die boot in de volle zon, maar het was wel genieten! We bleven een dik half uur zitten en stapten af aan de Notre Dame, waar we eerst iets gingen eten op een terrasje aan de afgesloten brug. Met twee aan dezelfde kant op zo’n bistrotafel, dat is het toch niet…

Daarna waren we zo moe en zo warm dat we in een parkje vlakbij eerst een cache deden en daarna gewoon gingen liggen in het gras, zoals behoorlijk wat Parijzenaars, zo bleek. Het deed deugd, daar in dat gras in de schaduw.

En toen wandelden we rustig verder, gelukkig langs enkele openbare drinkfonteintjes, over het Île de la Cité, langs Hôtel de Ville, naar Centre Pompidou. Ik wilde dat ze die gebouwen toch minstens eventjes gezien had, en ik wilde haar eigenlijk vooral ook de fontein op het Stravinskyplein laten zien, met de bewegende kleurrijke beelden van Niki de Saint-Phalle en Jean Tinguely. Die had enorme indruk gemaakt op mij, blijkbaar, toen ik 16 was en met school naar Parijs was geweest. Alleen bleek de fontein in restauratie en was er geen bal te zien. Meh.

We liepen terug naar het water en namen de boot naar het Louvre. Altijd fijn, zo’n boot om eventjes rustig op te zitten en je voeten wat rust te geven.

Aan het Louvre was het niet alleen pokkeheet maar ook echt wel druk. Ik toonde Merel de Arc de la Caroussel, de rechte lijn van Parijs en uiteraard ook de glazen piramides, want die wilde ze zeker zien. Dat het Louvre niet zozeer die piramides was, maar wel een gigantisch museum en dat die piramides eigenlijk gewoon de ingang en lichtkoepels waren, daar had ze geen flauw idee van. Binnen wilde ze niet, en dat deden we dan ook niet.

We passeerden nog even langs de vreemde zuilen van het Palais Royal en besloten toen dat we allebei geen voeten meer over hadden en dat het welletjes was geweest. Een goeie metrorit later zaten we op een terrasje aan de Place Saint-Georges, het dichtstbijzijnde station bij onze kamer. Vijf euro voor een cola, en dat in een niet echt toeristische buurt…

In de studio gingen we allebei uitgeteld liggen en ik denk dat ik ook echt in slaap ben gevallen. Tsja, zoveel rondlopen na zo’n slechte nachtrust…

Maar tegen half acht stonden we fris en fruitig en netjes gedoucht op een leuk pleintje wat verderop en zagen we de lokale Indiër wel zitten. Man, schitterende keuze! Merel nam lam tikka massala, ik lam korma, met een ongelofelijk lekkere goa bij, een sapje van mango, papaya, ananas en kokos. Héérlijk gegeten en voor geen geld!

Tegen half negen waren we terug, niet veel later sliepen we beiden. Ik had nog gedacht van te bloggen, maar was daar eigenlijk veel te moe voor, zowel lichamelijk als mentaal.