Ik moest vandaag op het eiland Malem zijn om er een reeks kunstbloemen voor mijn lokaal op te halen, en nam in dit prachtige weer uiteraard de fiets. Ik wilde meteen nog enkele extra caches wegsteken, kwestie van mijn rondje vol te maken.
Ik repareerde ook meteen enkele die als beschadigd of nat waren doorgegeven, keek er enkele na, en genoot vooral met volle teugen van de fietstocht.
Omdat er al een sluizencache van mij zit aan het Rabot, moest ik dat een beetje zien te ontwijken. Er zijn dus nieuwe caches bijgekomen aan de Begijnhofkerk, in de buurt van de Sint-Antoniusbrug en de doorgang naar ’t Prinsenhof, eentje in Park Voortman en eentje aan een mij onbekend parkje aan de Maria Gorettikerk.
Nu maar hopen dat ze allemaal goedgekeurd worden en ook nog even blijven zitten. Dat weet je dus nooit…
Gisteren, na het gedoe met ons pa, kon ik alsnog richting Nederland vertrekken. Rond kwart na vier pikte ik Mireille op ter hoogte van Kemzeke, en daarna gingen we vrolijk in de file rond Antwerpen staan. Zodoende was het effectief zes uur tegen dat we onze auto op het vertrouwde plekje bij Hanneke konden parkeren. Rebel, haar poes, kwam ons al meteen tegemoet.
Binnen werden we bijzonder hartelijk verwelkomd door zowel Hanneke als Sabrina: die kwam uitgebreid koken voor ons viertjes en gastvrouw spelen. Met Hanneke gaat het namelijk niet zo goed, en dat is een understatement. We wisten dat uiteraard al een tijdje, maar hadden nog volop genoten op Big Rivers vorige zomer. Maar Mireille en ik wilden dolgraag Hanneke nog eens zien, en we wisten allemaal dat dit perfect de laatste keer kon zijn. We hebben het onderwerp ook niet geschuwd: Hanneke liet ons een pracht van een nummer horen dat ze op haar uitvaart wilde laten afspelen, Sabrina las ons haar speech voor, en Han had net haar Marla-jurk – uit onze favoriete larp Poort – gewassen om daarin begraven te worden.
Het deed niet akelig of vreemd, maar hard en intens was het bij momenten wel, ja. Dat weerhield ons er niet van om extra hard te genieten. Sabrina had een heerlijke, bijzonder uitgebreide chili klaargemaakt, en ik wist dus echt niet dat ik chili lekker kon vinden – ze had er speciaal voor mij de bonen uit gelaten. Maar die waren er dus als extraatje, net zoals de nacho’s met gesmolten kaas, en de guacamole, en de paprika’s en al. Serieus, veel te veel gegeten eigenlijk.
Daarna werd er rustig gechilld in de zetel, zaten we te kletsen, tot er een berichtje van Leon binnenkwam, Hannekes zoon die enkele straten verderop in dezelfde wijk woont: de bevers waren actief! Jawel, die hele wijk is via kanaaltjes en watertjes verbonden met de Biesbosch, een groot natuurgebied naast Dordrecht, en die bevers hebben er niets beters op gevonden dan een burcht te beginnen bouwen daar tussen de huizen.
Wij dus allemaal een vestje aan en naar buiten, naar de bevers. Maar zo wijs!
Eentje zwom wat verderop – er is daar een fijn pad aan deze kant zodat je kan meevolgen – en ging daar vrolijk in een tuin een stuk struik afknagen om die dan naar zijn burcht te slepen. Als die mensen niet op tijd een soort afsluiting voorzien, hebben ze binnen de kortste keren geen tuin meer…
En wij, wij stonden daar als gekken te kijken en te filmen. Serieus, daarvoor moet ge veertien dagen in Canada zitten om geen enkele bever te spotten, en dan gewoon in Dordrecht tussen de huizen hen te zien zwemmen.
We keerden op onze stappen terug, en Hanneke ging rond half tien slapen, het was genoeg geweest. Wij bleven nog even zitten praten, tot Mireille en ik richting de logeerkamer gingen en Sabrina ging overnachten bij haar zoon wat verderop.
De volgende morgen was er een bijzonder uitgebreid ontbijt – die twee zijn gewéldige gastvrouwen – en daarna leerde Sabrina ons werken met ecoline. Ja, een Vossenweekendje is dat niet zonder dat we op zijn minst ook iets maken of knutselen. Ik vond het best wel geslaagd, ja.
Wat later aten we bij wijze van middageten Mireilles zeer geslaagde applecrumble, en nog wat later verklaarde Hanneke dat het welletjes was. Mireille en ik waren sowieso al bijzonder opgetogen dat we hadden kunnen overnachten en op die manier wat extra tijd met ons vieren hadden kunnen doorbrengen.
We namen hartelijk afscheid en spraken meteen ook af voor Big Rivers in juli. Hoop, nietwaar.
Maar het was prachtig weer, en ook al kan Mireille niet echt veel – long covid with a vengeance – rustig wandelen zit er gelukkig nog wel in. We gingen eerst naar het Sterrenburgpark voor vijf labcaches.
En toen zagen we dat er een ongeluk was gebeurd op de autostrade ergens in de buurt van Zwijndrecht en dat we daar twee uur zouden stilstaan, en dus kozen we voor nog een extra wandeling in de Biesbosch, met uiteraard ook nog enkele labcaches. Wat een prachtig, muisstil natuurgebied zeg! Heerlijk gewoon, zeker in die zon…
En toen bleek het bijna half zeven, stond er nog steeds behoorlijk wat file, en kregen we een hongertje. De bistro aan dat Sterrenburgpark had er zeer behoorlijk uit gezien, zodat we daar iets gingen eten: zeer ruime porties voor weinig geld, zo hoort dat.
Het resultaat was dat we rustig zonder file naar huis konden rijden, Mireille werd opgepikt door Arend, en ik tegen tien uur, helemaal uitgerust en opgeladen, terug thuis was.
Vossenweekendjes – al is het tijdens de week – ik ga dat gigantisch missen. En dat niet alleen.
Gwen weet altijd van die fijne, nieuwe adresjes zijn, dankzij haar dochters natuurlijk.
Deze vakantie lukte het gewoonweg niet om onze agenda’s ’s avonds op één lijn te krijgen, maar gelukkig kon een namiddagje wel, en dus spraken we af op de Oude Beestenmarkt voor een relatief nieuw koffiehuis.
Euhm… Laat ons zeggen dat het nogal hipster is en dat wij duidelijk niet het doelpubliek waren. Het is er groot, echt groot, het was blijkbaar vroeger een avondcafé. Het is nog steeds relatief spaarzaam bemeubeld waardoor het een heel ruim effect krijgt.
De koffie is er prima, maar van suiker hadden ze precies nog nooit gehoord. Ik kreeg dan gewoon een mini kannetje mee met wat suikersiroop in, want wie doet er nu suiker in een koffie? Gwen had gemberthee gevraagd en kreeg dus gewoon heet water met wat stukken gember in. Allemaal mooi en wel, maar dat geeft een behoorlijk slap aftreksel, om eerlijk te zijn. Toen ze ging vragen of ze daar een zakje gewone thee bij kon krijgen, hoorden ze het donderen in Keulen. Gewone thee? Een zakje? Dat hadden ze helemaal niet.
Toch was het er best aangenaam zitten, toen we eenmaal nog een lepel hadden gekregen om te roeren en het dienstertje haar euro was gevallen dat een koekje ook wel aangenaam is om erbij te serveren. Misschien was het gewoon haar dagje niet, dat kan ook natuurlijk.
Maar Gwen en ik zaten er wel meer dan twee uur genoeglijk te kletsen over de dingen des levens, onderwijl nippend aan onze drankjes. Wat ik zeer aangenaam vond, is dat er geen muziek was – misschien was ze dat ook vergeten? – en pas later hele zachte, rustige muziek, iets waar je probleemloos overheen kon praten en wat dus niet stoorde. Maar ik zal wel oud zijn, denk ik dan.
Enfin, een rustige middag in fijn gezelschap, dat is dus echt vakantie.
Al speelt de vorige plotlijn nog mee in de achtergrond en blijft Eric Carter het nog moeilijk hebben met het feit dat hij teruggehaald is uit de dood – en het fijne ‘leven’ dat hij daar had -, we krijgen hier een compleet nieuwe overkoepelende plotlijn. En dat overkoepelend mag je gerust letterlijk nemen: het boek eindigt op een gigantische cliff hanger, waardoor het meer lijkt alsof dit maar een half boek is.
Carter neemt namelijk de opdracht aan van een kennis om een soortement lijfwacht te spelen bij een familiebijeenkomst van een van de grote adellijke magische families, een bijeenkomst waarbij doorgaans de nodige doden vallen. Alleen blijken dat nu plots eerder zelfmoorden te zijn, en dat is absoluut niet logisch.
Carter verzeilt op deze manier in een eeuwenoude twist tussen twee zeer oude, zeer belangrijke families en kan zich er ternauwernood staande houden. Maar als necromancer kan je wel wat extra, natuurlijk, al heeft hij deze keer ook te maken met krachtige magiërs en niet zomaar gewone stervelingen. Maar als je gewoon bent om te gaan met goden…
Ik ben eigenlijk vooral blij dat ik niet hoef te wachten op het volgende boek, zoals veel lezers, maar dat dat volgende deel al gewoon uit is en ik kan verder lezen.
Marleen moest deze namiddag naar het ziekenhuis voor een scan en had geen vervoer. Geen nood, had ik gezegd, ik kan je wel brengen. Ze had eerst nog geprotesteerd omdat ik dan nodeloos moest zitten wachten op mijn vrije middag, maar dat had ik gecounterd door te zeggen dat het voor mij eindelijk eens de gelegenheid ging zijn om mijn cache op de pier van de Blaarmeersen na te kijken. Die wordt niet zo vaak gelogd, maar was wel gemeld als doornat en dus niet beschrijfbaar. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want hij hangt onderaan de pier net boven de waterlijn, na verloop van tijd wordt die quasi onvermijdelijk nat.
Bon, ik gooide haar af, sprak af dat we elkaar zouden treffen daar in de bewuste gang van de scanners, en ging op wandel. Het was ook de eerste keer dat ik eindelijk de nieuwe brug over de Watersportbaan zou betreden, en ze ligt er nu wel al eventjes.
Ik genoot van het uitzicht en het zalige weer, verving de effectief doornatte cache en was een uurtje later terug in het ziekenhuis, nét op het moment dat Marleen buitenkwam. Perfect getimed, dus. En extra karma: Marleen had haar vervoer, mijn cache was hersteld en ik had een fijne wandeling gemaakt.
Vakantie, en dus tijd om met Gwen te gaan eten, zo is dat nu eenmaal.
Ze had haar oog laten vallen op een gezellig restaurantje, Ce’s Arts, tegenover het Lyceum, waar ze regelmatig met de fiets passeert en dat haar opgevallen was.
Kwart voor acht – we waren eerst even langs het appartement gepasseerd, ze wilde het graag eens zien – tekenden we present in een bijzonder gezellig interieur, met nota bene een knappe oud-leerling van haar als onze ober. Het is er niet goedkoop, maar het niveau was wel de moeite.
Je hebt er voorgerechtjes om te delen, en dan losse hoofdgerechten. Gwen en ik zagen een stevig hoofdgerecht niet zitten, zo laat op de avond, dus vroegen we of we een aantal van die voorgerechtjes mochten nemen als maaltijd. Dat kon, al wilden ze daar geen gewoonte van maken.
Uiteraard gingen we eerst voor een aperitief, en aangezien die voornamelijk met wodka waren, kon ik zelfs eentje met alcohol nemen, zijnde een Pornstar Martini. Die was voortreffelijk.
We gingen voor een garnaalkroket elk, ik nam er de foie gras mi-cuit bij, Gwen de vongole, en we deelden nog de chicken tikka massala, al heb ik daar bijzonder weinig van gegeten, want dat lukte niet meer.
Ik ben de rest gewoon vergeten fotograferen, want we waren zo aan het opgaan in ons gesprek en in ons eten. Het was echt lekker, maar jammer genoeg hebben we de helft van de kip laten staan. Tsja… En dan had ik echt nog te veel gegeten, ik was achteraf wat misselijk.
De rekening? 113.5 euro voor ons twee, met nog een fles water en een theetje erbij. Maar we vonden het dus echt wel een aanrader, ik ga het ook doorgeven aan Bart als lunchadres.
Het was de hoogste tijd om nog eens écht te gaan cachen, vond ik, en de rug deed het redelijk: ik reed dus richting Wetteren via Laarne, en pikte en passant de nodige caches op. Daar zaten enkele hele leuke tussen, zoals eentje met een heuse touwconstructie waarbij je de cache naar beneden moest halen.
In Wetteren zelf deed ik eerst een labcache rond het station, parkeerde me daarna op de Markt, liep daar in de buurt ook twee labcaches, en genoot van eerst een frangipane-ijsje, en daarna een latte macchiato op een terrasje in de zon, met mijn boek erbij. Zalig!
Aansluitend reed ik nog ietsje verder, richting het toch wel mooie kerkhof, voor een paar haltes van nog een labcache, een virtual cache en vlakbij ook nog twee leuke caches van Operation Monkeys. Johan was jammer genoeg niet thuis, want daar heb ik al een paar keer een fijn contact mee gehad. Goed gelachen ook met een cache aan zijn appartementsblok: daar hangt, midden in een drukke straat met rijhuizen, een potje aan een hondenleiband, zo eentje die vanzelf oprolt. Toen ik mijn hengel uithaalde, merkte een passant lachend op: “Ah, gade vissen dan?” Toen ik hem wees op de te halen buit, moest hij pas echt lachen. Ik werd dan ook meermaals vreemd bekeken, maar daar was totaal geen ontsnappen aan.
Tegen half zeven stond ik weer thuis, met 15 labcaches en 10 gewone caches op de teller, en vooral met een uitstekend humeur. Zalig, dit prachtige weer in de krokusvakantie!
Toen ik las dat er in de Bozar een tentoonstelling kwam van Berlinde De Bruycker, vroeg ik meteen aan Bart om een dagje in de krokusvakantie uit te blokken voor me. Wat de lieverd ook prompt deed. Hij reserveerde zelfs tickets.
Kwart voor elf zaten we in de auto – de trein is even duur, en of we nu parking hier of parking ginder betalen, blijft gelijk, en het is gewoon veel makkelijker en comfortabeler voor de rug – en een uurtje later liepen we in de zon. We gingen iets eten in de Brussels Grill waar ik al eerder was met Gwen, en waarvan ik wist dat er een gezellig vuur brandde in het midden van de gelagzaal. Bart nam een steak, ik had genoeg met acht gefrituurde scampi met wat sla erbij. Serieus, die dingen lagen zelfs nog op mijn maag… En nee, geen behoefte om het bijhorende broodje op te eten.
Nog wat later liepen we als volleerde toeristen over de Grote Markt, waar ik dankzij de labcaches enkele Latijnse spreuken en zelfs een lupa opmerkte. Nooit eerder gezien!
Nu we er toch waren en er nog wat tijd over was, liepen we het Broodhuys binnen, het imposante gebouw tegenover het stadhuis. Met onze Museumpassen hoefden we toch niet te betalen.
We liepen verder onder de stralende zon, doorheen de Koninginne- en Koningsgalerij,
om uit te komen aan de Bozar en daar eerst nog een koffietje op een terrasje te drinken. Ik had geen goeie rugdag en wilde echt eerst even zitten.
En toen was er dus Berlinde. In 2015 hadden we de tentoonstelling in het S.M.A.K. meermaals bezocht, een keertje zelfs in het bijzijn van de kunstenares, en ik was daar behoorlijk van onder de indruk.
Heel groot is deze tentoonstelling niet. Haar paard hing er, net zoals enkele andere bekende werken. Ik zag een pracht van een veulen op een groot stuk marmer, en ik keek ademloos naar de Archangelo. Er waren enkele bomen en ook enkele nieuwere stukken waarin ze roestig metaal verwerkt.
En toen was het op. De rug deed gemeen pijn, ik kon niet meer. Slenteren, zoals je standaard doet in een museum, is dodelijk, ondanks het stoeltje dat ik mee had. Zelfs als ik had gewild, dan kon ik toch niet meer geocachen…
Bon, kwart na drie zaten we in de auto, kwart na vier lag ik plat in de zetel te bekomen.
Ne mens moet er wat voor over hebben, maar ik heb ervan genoten.