Tenoren

Ik heb het ooit geprobeerd, hoor, zingen bij de alten. Het was de enige manier om in Furiant te kunnen blijven, want bij de tenoren komt mijn stem er bovenuit – ander timbre, weetuwel – en dat is niet bepaald bevorderlijk voor een homogene klankkleur. Toch niet in een relatief klein koor op eredivisieniveau. Tsja.

Het heeft me toen een jaar logopedie opgeleverd, want ik zing mijn stem rats kapot. Eigenlijk wist ik dat wel, maar de dirigent en de stemcoach wilden de logopedist – nochtans een bijzonder gewaardeerd man in zangmiddens, vraag maar aan Helmut Lotti bijvoorbeeld – niet geloven. Meh.

Ik zing dus nu opnieuw bij de tenoren, met dezelfde fantastische dirigent, maar in Cantabile, een ietwat ouder koor met een veel klassieker repertoire. Daar had ik het al eerder over.

Vandaag heb ik gigantisch mijn pere gezien op de repetitie. We zijn maar met zes tenoren, op een behoorlijk wat groter aantal bij de andere stemmen, en ik geef het toe, we waren aan het prutsen. Ik had al het repetitieweekend gemist, en een paar repetities (infoavond en zo), en ook al ben ik thuis alles beetje bij beetje aan het instuderen, het trok er eigenlijk niet op. Vandaag riep Steve ons al om 19.30 uur op het appel, voor anderhalf uur tenorenrepetitie. Man, heb ik afgezien zeg! Maar het heeft wel immens geholpen qua stemvastheid en zelfvertrouwen. Nu nog wat meer blokken, en we komen er wel. Maar wat een beest van een werk!

Het gaat in elk geval de moeite zijn. Kaarten bij mij te koop, trouwens :-p

concert_mozart_2016_a5

Even naar adem happen

Er zijn zo van die dagen… Merel was aan het huilen voor iets van kleren, Kobe was een stuk huiswerk ‘vergeten’ maken, en ik had bijzonder slecht geslapen. Da’s zo’n dag waarop ik al voor negen uur koffie nodig heb, en een hoodie aantrek. Wolf moest glimlachen toen hij de pull zag: “Ah mama, zo’n dag?” Ik grommelde iets onverstaanbaars terug.

De wandeling naar en van de lagere school klaarde mijn humeur iets op, maar bijster veel was het niet. Dan maar gewoon verbeteringen en administratie gedaan, het was toch al geen goeie dag. Tegen elven sprong ik op de fiets, deed boodschappen, en zorgde dat ik om kwart voor twaalf bij de tandarts zat. Die afgebroken tand, weet u wel? Dat gat was intussen gewoon nog groter geworden, maar de tandarts vond het allemaal niks ergs: blijkbaar was er een vulling losgekomen. Wat geboor en dergelijke later was de tand weer compleet. Yay voor tandartsen zonder complimenten, die gewoon snel en pijnloos hun werk doen. Ik werd er zowaar wat beter gezind van. Komt dat tegen.

Bon, ik smeet vis in de oven, kookte rijst, en toverde een geweldig gerecht op tafel. Vond ik toch, want de kinderen waren maar matig enthousiast. Tsja. En Kobe voelde zich eigenlijk echt niet goed: hij heeft zich in de zetel gelegd, en is ook effectief in slaap gevallen. Juist.

Toen vroeg Merel wanneer haar verjaardagsfeestje bij Julie begon. Ik was er gerust op: da’s altijd twee uur. Tot ik rond half twee effectief het kaartje zocht, en zag dat het de bedoeling was dat we om kwart voor twee aan de Rozenbroeken – lees: de andere kant van ’t stad – stonden. Ik heb in zevenendertig haasten een kaartje gezocht, Wolf heeft het geschreven, terwijl ik geld in het envelopje stak en Merel haar zwemspullen bijeenraapte. We stonden in Sint-Amandsberg om twee uur, en waren nog niet eens de laatste. Oef.
Even rust, en dus beloonde ik mezelf met een geocache net achter de Rozenbroeken.
In het voorbijrijden ben ik nog even gestopt aan de Kringwinkel aan de Dampoort, en daar vond ik zowaar een ’tweeplankenstoel’, zoals ze gebruikt worden door iemand op larp, en die ik eigenlijk ook van plan was te kopen omdat ze zo fantastisch zitten. Dit is er maar eentje, maar wel een sterk versierde. Ik was plots een heel pak beter gezind!

img_6651

Enfin, heel even tijd voor koffie, en dan heb ik met Wolf de koffer gevuld met de zakken bladeren van de haag, en reden we naar het containerpark. En toen we daar dan toch al waren, zijn we maar doorgereden naar de Wondelgemstraat, om een vleermuispak voor Kobe te kopen, en een vree wijs spinnensjaaltje voor mezelve. Shoptherapie en zo.

Bon, we raceten naar huis, Wolf verzamelde zijn spullen voor de rugby, en ik zorgde ervoor dat hij mee kon met iemand anders naar de training. Kobe zag het echt niet zitten om te gaan: hij had effectief krampen en voelde zich nog niet optimaal. Samen zijn we dan Merel gaan ophalen, en was het tijd om te eten. Ik stak Merel in bed, en toen heb ik zowaar nog een half uur in de zetel geslapen, want ik was doodop.

Maar: no rest for the wicked: tegen half negen stond ik op de eerste kwis van het seizoen. En bleek er eigenlijk geen kwis te zijn, want het bestuur was onderbemand, en door een misverstand had er niemand een kwis voorzien. Juist ja. Ik ging ons dan maar opgeven om binnen het half uur een kwis klaar te hebben, en we begonnen als zotten aan die taak. Gelukkig kwamen toen twee andere ploegen naar voor met het nieuws dat zij wel een kant-en-klare kwis hadden, en kon er alsnog gekwist worden. Bij de tweede reeks eindigden we ex aequo op de eerste plaats, en werd er op goeie ouwe studentenwijze beslist met een ad fundum. We werden dus tweede.

img_2002

Eigenlijk had ik wel een best aangename en ontspannende avond. Maar wat een dag, zeg!

Mijn oma

Mijn broer heeft een prachtige beschrijving van mijn grootmoeder voorgelezen op haar begrafenis. Ik geef ze hier even mee, zodat ik ze ook vooral zelf niet kwijtspeel.

Beste familie, beste vrienden

we zijn hier vandaag samengekomen om afscheid te nemen van Erna Gysel, een moeder van 10 kinderen, een grootmoeder van 13 kleinkinderen, en de overgrootmoeder van 17 achterkleinkinderen.
We doen dit enerzijds met veel verdriet voor het verlies van een voornaam en geliefd persoon, maar anderzijds ook met dankbaarheid omdat ze zo lang in goede gezondheid bij ons mocht blijven.
Met haar overlijden verdwijnt er ook een getuige van meer dan een eeuw geschiedenis. Erna werd immers geboren op 26 november 1911, bijna 105 jaar geleden, als middelste van 3 kinderen. Haar vader, brouwer Arthur Gysel, was afkomstig van Assenede en haar moeder Julma Dhooge was een dochter van de mosselkweker Dhooge uit Philippine in Zeeuws-Vlaanderen.
Als klein meisje heeft ze nog de Eerste Wereldoorlog meegemaakt, en dit van dichtbij. De brouwerij van haar ouders lag immers in Moershoofde in Sint-Laureins, een straat gelegen over het Leopoldkanaal vlakbij de Nederlandse grens. De Duitsers hadden tussen België en Nederland de zogenaamde dodendraad gebouwd, die onder hoogspanning stond. Aan Moershoofde had men om praktische reden de draad verschoven van de grens naar het kanaal, omdat de bruggen over het kanaal waren opgeblazen en de inwoners van Moershoofde anders noch in Sint-Laureins noch in Nederland konden geraken. Erna groeide dus op in een stukje België maar aan de Nederlandse kant van de draad, wat toch speciaal was. Tot voor kort vertelde ze ons nog levendig over de smokkelaars die met gevaar voor eigen leven smokkelwaar over en onder de draad vervoerden, maar ook over haar lieve hond die ze als klein meisje levend heeft zien verbranden toen die de draad raakte. Het zijn dingen die haar levenslang zijn bijgebleven.

Na haar lagere school in Sint-Laureins voltooide ze haar middelbare studies aan de Visitatie in Sint-Amandsberg. Op haar 25ste huwde ze met Oscar Rombaut, directeur van de Kredietbank in Zomergem maar afkomstig van de Kruipuit in Adegem. Ze kreeg tien kinderen, waarvan er tot haar grote spijt maar zes zijn kunnen opgroeien. Ze verloor 3 kinderen door vroeggeboorte, maar verloor ook een dochter tijdens de Tweede Wereldoorlog. In april 1944 nam ze de tram naar Gent om daar haar zes maanden oud dochtertje Hedwig te laten behandelen in het ziekenhuis voor een longontsteking. Daar hebben ze Erna echter terug naar huis gestuurd met haar baby omdat de dag voordien Merelbeke was gebombardeerd en men geen tijd en plaats had voor haar. Hedwig is in haar armen gestorven op de tram naar huis… Vorig jaar nog vertelde ze het aan Delphine en begon ze zachtjes te wenen. Het zijn gebeurtenissen die haar getekend hebben voor het leven en die ze zelfs na 70 jaar nog steeds verdriet gaven.

Nochtans was haar leven geen kommer en kwel, want buiten de oorlogsjaren heeft ze een lang, kleurrijk, gevuld en boeiend leven geleid, samen met haar man en zes kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde ze met haar gezin naar de Kloefkapperstraat, de huidige Alfons Sifferstraat, waar zij naast de zorg voor haar 6 kinderen samen met haar man, dag en nacht ijverde in het nieuw opgestarte filiaal van het Gemeentekrediet. In de haar weinig resterende vrije tijd vond zij er plezier in om kledij te naaien voor haar en de kinderen. Haar naaikamer lag vol met stoffen en patronen en van haar hand kwamen de mooiste stukken.
Na veertig jaar van inzet en hard werken, en nadat alle kinderen het huis uit waren, werd het bankkantoor overgedragen aan haar zonen Koen en Frank en verhuisde ze in 1975 naar de Guido Gezellestraat, waar ze samen met haar man en oudste dochter Lieva genoot van een welverdiend pensioen.
Vanaf dan kon ze tijd maken voor haar 13 kleinkinderen, die ze doodgraag zag. Als kleinkind herinner ik me dat we heel graag op bezoek kwamen, want er was altijd wel iets te beleven. Er waren de vele bloemen in haar tuin, er was het duivenkot van opa, en af en toe werd er cider gemaakt van de appels uit de boomgaard. En om vier uur kregen we steevast een glaasje limonade en een kommetje pudding of een stuk zelfgemaakte crème-au-beurre-taart.
Als ze aan het koken was hoorden we haar zingen tot in de living. Ze kookte graag, en haar specialiteit waren duifjes met zelfgemaakte kroketten. Ze luisterde ook veel naar muziek, vooral La Esterella, maar ook opera en belcanto.
Omdat Erna langs moederszijde van Nederlandse afkomst was, sprak ze geen dialect en ijverde ze er altijd voor dat de kinderen en kleinkinderen mooi Nederlands spraken. Zij moedigde haar kinderen ook aan om gebruik te maken van spreekwoorden en gezegden. Als er bijvoorbeeld iets niet zo goed ging zei ze ”al doende leert men” of “niet opgeven want oefening baart kunst “. Wanneer we ons ergens wilden vanaf maken klonk er ”willen is kunnen” of “waar een wil is een weg”.  Haar slagzin “problemen zijn er om opgelost te worden” demonstreerde haar nooit aflatend doorzettingsvermogen en werklust.
Ze voedde haar kinderen en kleinkinderen ook katholiek op. Voor elke maaltijd was er steeds een dankgebed. Ik herinner me goed toen we bleven logeren dat we steeds de 4 aktes opzegden voor we gingen slapen. Hier onder de preekstoel had ze haar vaste plaats tijdens de hoogmis op zondagvoormiddag, ook al kwam ze soms wel een beetje te laat.
Haar man Oscar overleed in 1991, waardoor ze alleen achterbleef met haar oudste dochter Lieva. Ondanks het feit dat ze intussen 80 was kon zij nog steeds goed haar plan trekken in het huishouden, en bleef ze nog heel actief bezig. Zo ging ze op haar eigen vraag voor mij met haar Toyota nog regelmatig langs bij oude klanten en vrienden van haar, waar ze bij de koffie en een stuk taart en passant nog geldzaken ging regelen en kasbons ging vernieuwen. Ze genoot daar echt van. Ook ging ze tot op hoge leeftijd nog jaarlijks op reis naar haar zus Angèle in Tenerife. Ze ging graag op reis, en het vliegtuig nemen schrok haar niet af.
Toen ze 97 was, na het overlijden van Lieva eind 2008, verhuisde ze naar het rust- en verzorgingstehuis Ave Maria in Sleidinge, waar ze goede zorgen kreeg en kon genieten van haar oude dag. Ze was daar een graag geziene gast, en las daar nog elke dag haar krant en veel boeken. Twee jaar geleden las ze zelfs nog een Frans boek, waarbij ze ons liet weten dat ze dit deed om haar Frans te onderhouden. Ze ging ook nog regelmatig kaarten bij tante Angèle in Knokke, of legde een kaartje met familie en vrienden in Ave Maria zelf. Ze genoot van het bezoek dat ze kreeg van haar kinderen en kleinkinderen en was steeds nieuwsgierig naar de bezigheden en schoolresultaten van haar achterkleinkinderen.
Tot op het einde mocht ze genieten van een goede gezondheid en bleef ze kranig en sterk. De laatste dagen echter werd ze stiller en doofde ze langzaam uit. Het was mooi geweest maar genoeg. Ze overleed stilletjes in haar slaap.

Ons mama en oma mag terecht een straffe madam genoemd worden.

We zullen haar dankbaar blijven gedenken, en haar stilletjes missen.

Noeste dag

Er zijn zo van die dagen dat het plots vooruitgaat, zeker als de zon schijnt. Ik moest ook niet werken voor school: facultatieve verlofdag, weetuwel.

Er was hier eindelijk iemand om de haag te scheren, en toen kreeg ik het plots ook zelf in mijn bol: ik heb de hele tuin opgeruimd – oude planten weggesmeten, parasol afgebroken en binnengezet, gerief opgeborgen, hibiscus gesnoeid, enfin, u kent het wel. Ik heb meteen ook stevig de snoeischaar in een klimplant gezet, dat was ook eens nodig, en nu was er iemand die me kon helpen om de grote ladder uit te halen.
Daarnaast heb ik eindelijk Wolfs lamp gerepareerd. Het ding flikkerde en scheen meer niet dan wel. Ik had er al eerder aan geprutst, maar dat leek niet te helpen. Vandaag heb ik het hele ding dan maar van het plafond gesnokt, en gezien dat het aan het lusterklemmetje van Ikea lag, en dat de kant van de lamp zelf niet goed aangesloten was. Een dikke meter overbodige kabel moest eraan geloven, en met mesje, denudeertang en wat gepruts hing de lamp eindelijk weer vrolijk te schijnen.

Ik had mijn werkgerief nog niet eens opgeruimd toen Cedric kwam melden dat hij zonder stroom gevallen was. De kabel was ooit al eens gerepareerd na een iets te heftige scheerbeurt van de haag, en was nu weer losgekomen. Geen nood, op een goeie vijf minuten hing het ding weer aan elkaar op een verantwoorde manier. Go me!

En nu ik toch bezig was, heb ik meteen Wolfs emailadres losgekoppeld van het mijne, en hem een eigen mailbox op zijn eigen computer gegeven. Hij straalde!

En toen kwamen de kleintjes terug van school, en dook ook Wolf weer op van bij Quinten, en was het gedaan met de rust. Tsja.

Maar toch veel gedaan, eigenlijk feitelijk. Zo van die extra dagjes vrij zonder kinderen in huis: laat maar komen!

Vreemde vogels

Dat het hier wel vaker de zoete inval is, dat heb ik al verteld. Vandaag kwam tegen half twaalf Julie aanwaaien: haar mama moet werken van twaalf tot vijf, en dat clasht nogal met de uren van de scouts. Dus zaten we met zeven aan tafel: ook mijn pa was mee, zoals quasi elke zondag.

Tegen twee uur werden de drie kinderen richting scouts gesommeerd, en daalde de stilte zowaar neder. Die iets later doorbroken werd door een zacht gesnurk. Jawel.

Ik ging de meisjes ophalen om vijf uur, en toen werd er hier vooral gigantisch veel gegiecheld en gelachen en geschaterd.

Alleen ging Julie’s mama haar ophalen rond kwart voor zes, en ging ik dan om zes uur iets ophalen bij een vriendin. Het werd kwart voor zeven, tot zover mijn plannen.

Maar bon, alle duiven weer in hun eigen kot.