De eerste picknicks van 2016

Eigenlijk was het er dit jaar nog niet van gekomen om te picknicken met Merel terwijl de jongens trainen. Ha ja, Kobe is lange tijd meegereden met Sebastiaan en Tije omdat Wolf toch niet mocht trainen. Verschillende keren was het ook gewoonweg rotweer, en dan zien we dat uiteraard ook niet zitten.

Maar vandaag waren Merel en ik opnieuw buiten te vinden, genietend van een boterhammetje, elkaars gezelschap en de zonsondergang. En wat doet ne mens dan? Gekke selfies trekken natuurlijk!

Uiteraard liepen we rond en trokken we ook andere foto’s. En kreeg Merel de slappe lach toen ze van de glijbaan ging en haar poep helemaal nat was. Ik moest er per se een foto van trekken…

Woensdag had ik ook al een toertje rond het water van de Blaarmeersen gedaan, zonder Merel, gewoon omdat ik het zo hard nodig had om eens in alle stilte uit te waaien. Ik zag het langzaam donker worden, en genoot.

Cantabile

Ik mis mijn koor gigantisch hard. Nee, ik mis niet de repetities op zondagavond, terwijl ik dan graag het weekend afsluit met de kinderen. Ik mis zeker niet het verplicht sociaal doen met mensen die mij niet liggen en met wie ik nooit bevriend zou worden, maar met wie ik nu toevallig een passie voor zang deel. En nee, ik mis ook niet de CD-opnames en de concerten, dat geef ik eerlijk toe, want dat ligt buiten mijn vast schema en zorgt alleen maar voor extra stress. Al vindt het podiumbeest in mij de concerten zélf dan wel weer de max.

Wat ik wel mis, is het zingen zelf. De koude rillingen als elke stem even zijn partituur heeft doorlopen, en we het voor het eerst samen zetten. De magie van harmonieën, de reactie van 30 man op een kleine handbeweging van de dirigent, het subtiele samenspel van al die factoren… Eigenlijk het intens genieten van écht muziek maken, muziek die je op je eentje nooit kan waarmaken. Ik geniet eigenlijk nog het meest als we eerst zelf keihard moeten zwoegen om een stuk in te studeren, en als het dan allemaal netjes op zijn plaats begint te vallen. Daarom ga ik zelf ook niet graag naar kooroptredens, want dan merk je niks meer van het proces, alleen het resultaat. En ik kan, als ik zing, zelden een glimlach van mijn gezicht wissen, want man, ik zing zo ongelofelijk graag…

Ik ben, sinds ik gestopt ben met Furiant, ook naar geen enkel optreden meer geweest. Dat kon ik gewoon niet, want dat deed gewoon te veel pijn. Maar zingen in Furiant was geen optie meer: het koor zingt op het allerhoogste amateurniveau, en dan valt een vrouwenstem tussen de mannenstemmen veel te hard op. Ze moesten blijkbaar mijn stem bijwerken op opnames, en we kregen er opmerkingen over van de wedstrijdjury, dat de homogeniteit in klankkleur toch beter kon. Tsja. En dus deed de dirigent het enige wat een dirigent op dat moment kan doen: hij zette me van de tenoren naar de alten. Technisch gezien kan ik een altstem perfect aan, maar ik overbelast mijn stem er blijkbaar mee. Toen ik na een paar maanden mijn stem weer kapot had gekregen, twee weken thuis zat van het werk – mijn stem is mijn enige echt noodzakelijke werkinstrument – en opnieuw voor een jaar bij de logopedist zat, kreeg ik van hem formeel het verbod om nog alt te zingen in een koor.

Geen Furiant meer voor mij. Snif.

Dat is intussen geleden van november 2011 (ik dacht amper een jaar of twee, ik heb het moeten opzoeken) en ik mis het zingen nog steeds. En toen stond er plots een koor van een paar man schitterend te zingen op de kerstviering, onder leiding van dezelfde dirigent: het alom gerespecteerde en eigenlijk ook wel gekende koor Cantabile. Na afloop zei ik hallo tegen de dirigent, praatten we even, en kwam het er op een of andere manier op neer dat ik welkom was in Cantabile om daar tenor te komen zingen. Dezelfde uitstekende dirigent, quasi hetzelfde hoge niveau, alleen een ouder publiek en een iets klassieker repertoire, maar dat kan me allemaal niet schelen: ik kon weer zingen!

En dus toog ik vandaag voor het eerst naar de Machariuswijk om daar te gaan zingen. Ik werd meteen compleet van mijn sokken gezongen: de dirigent zelf was er niet, maar er was wel een goeie repetitor om met het koor een aantal stukken van de Johannespassie van Bach door te nemen, voor een concert over een goeie maand. Voor een bepaald lid van het koor zal het de 60ste (!) uitvoering zijn van de Johannespassie, dus het is vrij overbodig te stellen dat het koor al vertrouwd is met het werk. En ik, ik voelde me als een eendenkuiken dat achter zijn moeder aanpeddelde, en probeerde dapper mee te zingen. Tot mijn grote verbazing lukte dat bij bepaalde stukken ook nog vrij behoorlijk: meteen op zicht een Duitse tekst op een melodie plakken, ik had niet gedacht dat ik het zou kunnen.

Het concert ga ik alvast niet meedoen, want ik kan volgende week nog gaan, maar dan twee keer niet – repetitie op donderdagavond, maar ook infoavond en klassenraad – maar daarna beginnen ze aan een nieuw iets, en ga ik er volledig voor.

Maar ik kan tegen geen mensen zeggen hoe ongelofelijk veel deugd dat het zingen vandaag deed. Serieus. Echtig waar.

 

Alle plekken tegelijk

Het is eigenlijk dringend tijd dat ze de teleportatiemachine uitvinden. Op reis gaan, bijvoorbeeld, vind ik op zich fantastisch, maar de verplaatsing is er me altijd te veel aan. Extreem bewegingsziek zijn helpt daar niet bij, natuurlijk: ik ben altijd zo misselijk als een hond in de bus, trein of vliegtuig. Fijn hoor.

Maar vooral: verplaatsen is meestal gewoon tijdverlies. Vraag maar aan iedereen die niet het geluk heeft om, zoals ik, op tien minuten van zijn werk te wonen.

Soms is de verplaatsing ook gewoon… inconveniënt, komt het aan geen kanten uit. Neem nu vandaag.

Kobe had om drie uur notenleer in Evergem, zoals elke week.  Maar voor één keer had Wolf gitaarexamen in de Poel, Gent centrum dus, en dik twintig minuten rijden. Hij moest er zijn om kwart voor vier, en ik had gedacht om dan terug naar Evergem te rijden, Kobe op te halen, terug naar de Poel, Wolf ophalen, en dan naar huis en naar de rugby. Gekkenwerk, eigenlijk.

Ik parkeerde in de Ramen, en ging met Merel luisteren naar Wolfs examen. Hij kwam niet onmiddellijk aan de beurt, en het was dus al half vijf toen we de muziekschool verlieten. Tsja, het was gelukkig mooi weer, en Kobe wist dat hij wellicht even ging moeten wachten. Dat “even” werd twintig minuten, maar hij vond het gelukkig niet erg.

Maar zo’n teleportatiemachine: handig, jong! Beam me up, Scotty!

Autoperikelen

Bart, hoewel nog steeds ziek zijnde, had het in zijn kop gestoken dat hij vandaag toch moest gaan werken, en meer bepaald naar Antwerpen moest. Bon ja.

Hij stond dus iets voor achten nogal lusteloos zijn ruit af te krabben, en wilde toen starten. Niks. Hmmrruuuu? Nog eens: niks. Dooie batterij, na een week niet gebruikt te zijn in de vrieskou. Bij een auto van nog geen twee jaar zou dat niet mogen, maar bon.

Als een koe naar een trein stond hij naar zijn auto te kijken, en straalde, grieperig, een en al “help” uit.

“Liefje”, zei ik, “ik zal de kinderen eerst naar school brengen, neem jij al de startkabels”. Startkabels? Diezelfde blik van koe naar trein. Ik schoot in de lach, zei hem op te zoeken hoe het precies bij zijn auto moest aangesloten worden en hoe hij de capeau moest openkrijgen.

Vijf minuten later parkeerde ik de neus van mijn auto tegen die van de zijne, en sloot de startkabels aan. Niks. Hmpf? Nochtans deed ik niks verkeerd? Bizar. Maar het waren oude startkabels, nog van mijn schoonvader, misschien lag het daar wel aan.

Intussen was er in Barts grieperige ogen echte paniek verschenen. Het was inmiddels half negen, en hij moest om tien uur in Antwerpen zijn. “Rustig”, zei ik, “ga naar binnen en kijk of er een auto van de Wijsvloot beschikbaar is”. Zo ver had hij, ziek zijnde, blijkbaar nog niet gedacht, en jawel, er was er eentje beschikbaar. Ik voerde hem naar zijn kantoor – chance dat ik maar moet beginnen lesgeven op dinsdag om 10.10uur – en zei dat ik zijn auto wel ging oplossen. Thuis nam ik een verlengkabel, de batterijlader, en sloot zijn batterij aan, die inderdaad sjiekeplat bleek te zijn. En reed naar mijn werk. In het slechtste geval zou mijn oplader gepikt worden, maar dat leek me straf, in onze buurt.

Tegen half een was ik even terug, en jawel, de auto startte probleemloos. Ik liet hem nog een tweede lesgeefsessie ook opladen, maar bon, gelukkig reed het ding toch al.

Oef.

’t Is toch een gemak, zo’n handige man in huis :-p

12 jaar

Lieve Wolf

je verjaardag is al een paar dagen voorbij, ik geef het toe, maar het kwam er niet van je te schrijven. Je bent twaalf nu, en draai het of keer het zoals je wel, ergens blijft dat toch een mijlpaal.

Ik heb zo bijvoorbeeld hier de inschrijvingspapieren liggen voor het middelbaar. Je gaat uiteraard naar mijn school gaan, dat is zowat de dichtstbijzijnde middelbare school, en een goeie school bovendien. Je kiest ook zelf voor de vier uur Latijn, en je weet dat je me daar een immens plezier mee doet. Eigenlijk heb je niet echt de keuze, want met jouw palmares in het lagere zou het zonde zijn mocht je geen Latijn proberen. Maar zoals gezegd, je kiest er ook zelf voor.

En verder is er alweer niet echt een trendbreuk met vorig jaar. Je bent nog steeds mijn lieve, bedachtzame en vooral zorgzame Wolf. Ja, je durft al eens de prepuber uithangen, en het valt me op dat je in het weekend zelfs al eens tot na tienen durft slapen. Maar echte humeurswisselingen zoals een echte puber heb je gelukkig (nog) niet. Het hanggedrag begint zich wel al te manifesteren, en je kan met je ogen rollen als geen ander als ik je weer eens wijs op het feit dat je je bord niet hebt afgeruimd of zo.

Ik heb het er ook al met je over gehad: wij twee, wij gaan nog serieus boel hebben. Dan grinnik je schaapachtig, en moet je me gelijk geven. Maar voorlopig komen we nog prima overeen, Wolfje. Je snapt perfect wanneer ik een lastige dag heb, en vice versa, en dan laten we elkaar gewoon met rust. Soms kom je ook gewoon je hart luchten bij mij, en moet ik luisteren naar je minutenlang geraas over wat er allemaal oneerlijk, onrechtvaardig en unfair is in deze wereld, en vooral dan tegenover jou. Soms kom je me ook gewoon een knuffel geven, zomaar.

Ik zou er eigenlijk graag wat vaker met jou op uit trekken, gewoon, wij twee onder elkaar. Helaas, er is nog steeds je broer en je zus, en ook al zien we die alletwee doodgraag, soms zijn ze gewoon lastig. Want lag het aan ons, dan gingen we gewoon samen cachen. Misschien is dat wel een ideetje voor deze zomer, jij en ik op de moto, terwijl de kleintjes bij papa blijven.

Soms zie je er ook echt zo volwassen en groot uit, en soms gedraag je je ook zo. Maar af en toe, vooral als je met Kobe en Merel aan het spelen bent, zie ik toch ook nog een klein kind in je, liefje. Je zit op de wip tussen twee werelden, en je hebt het er nu soms al lastig mee.

Toch kan je niet zeggen dat ik je veel verbied: als je een berichtje krijgt van Quinten met de vraag of je langskomt, zal ik daar zo goed als altijd ja op zeggen, als je er de tijd voor hebt. Dan neem je je fiets en rijd je tot daar, of stap je gewoon de tram op. Je tramabonnement zit tegenwoordig standaard in de binnenzak van je winterjas, heb ik gemerkt, en ik vind dat best grappig.

Ach Wolf, ik vind het eigenlijk gewoon fantastisch dat ik je groot mag zien worden, en ik vind het vooral fascinerend om te zien hoe jij op die twaalf jaar echt al bent uitgegroeid tot een tiener met heel erg duidelijke ideeën en standpunten. En ik voel me bevoorrecht dat je me nog steeds de kans geeft om er zo’n groot deel van uit te maken, en dat je bij mij terechtkomt voor raad en daad.

Ik zie je graag, Wolf. Meer en meer.