Caesarfeesten

Eén keer om de vijfentwintig jaar – jawel!  – viert het Archeocentrum in Velzeke Caesarfeesten. Ik herinner me nog dat die van 25 jaar geleden compleet uitgeregend waren, en hopelijk haal ik de volgende editie ook nog!

Enfin, niemand hier had goesting om mee te gaan, en ook al deed de rug behoorlijk lastig, ik zorgde dat ik tegen een uur of vijf ter plekke was om de gladiatorengevechten te zien. Waarom niet eerder? Wel, een temperatuur van meer dan 30 graden is niet zo standaard in september, en op zo’n loeiheet grasveld zonder veel schaduw, met een zere rug… Maar ik had mijn lichtgewicht vouwkrukje mee, en daar was ik bijzonder blij om.

Eerst waren er dus de gladiatoren, waarbij onder andere Anthony ‘Sparta’ meevecht. Het bleef echt leuk om zien, ook al is het niet de eerste keer dat ik hen bezig zie.

Eigenlijk was ik toch beter iets vroeger gekomen, want tegen zes uur begonnen de meeste marktkramers op te kramen. De glasblazer had het tegen dan al lang voor bekeken gehouden wegens de loden hitte – al was zijn oven wel nog op temperatuur – en ook de smid en de pottenbakker zagen het niet meer zitten. Wat ik volkomen begrijp.

Ik pikte nog wel de demonstratie te paard mee, van twee legionairs en hun verschillende types wapens te paard. Fijn om zien, maar wellicht ook weer veel te heet voor die beesten.

Ik keek rond in het kampement van alle verschillende Romeinen en Kelten, en zag vooral dat veel van die mannen daar zeer ver in gaan. Fijn om zien, kudos voor de inzet.

Ik wilde nog iets fris gaan drinken, maar blijkbaar was de bar volkomen uitverkocht. Gelukkig had Farys in dit weer een watertap voorzien, zodat ik niet hoefde om te komen van de dorst.

Ik wandelde even tot aan het dorp en de muziekgroep daar, zag dat het enige kraam dat eten verkocht volkomen belegerd was door een rij van zeker vijftig man en besloot dat ik toch eigenlijk niet zo’n honger had.

En toen wandelde ik opnieuw naar boven, keek nog even rond, wilde salut gaan zeggen aan Anthony, en liep toen een jonge Wondelgemnaar tegen het lijf, oud-scoutsleiding van Wolf, en vooral ook classicus. Hij was bij het Legio Claudia als soldaat. En toen ging hij er even bij zitten en klapte ik mijn stoeltje open, en toen waren we plots meer dan een uur later. Tsja. Faeces accidit.

Al bij al was het tien uur tegen dat ik thuis was, met een hongertje maar ook met een rug die precies nog niet te moeilijk deed over de lange dag. En vooral met een zeer tevreden gevoel, jawel. Fijne, fijne namiddag.

Een dagje Velzeke met de tweedes

Naar jaarlijkse – allez ja, als het geen corona is tenminste – trokken we ook dit jaar met onze tweedes naar het Provinciaal Archeologisch Museum in Velzeke.

Vorige jaren organiseerde een collega, die daar vlakbij woont, dit, maar zij is veranderd van school en ik mocht het dus doen. Het had wel wat voeten in de aarde, want op de eerst gereserveerde dag, de donderdag voor de paasvakantie, waren er nergens in Oost-Vlaanderen nog bussen beschikbaar. Met veel moeite werd er voor vandaag nog een schattig klein busje – we waren maar met dertig – gevonden dat ons naar daar kon brengen.

Velzeke will be Velzeke: het was nog exact hetzelfde als de vorige keren, met dezelfde gidsen en dezelfde uitleg, maar eigenlijk bleef die gewoon leuk. Alle leerlingen werden verkleed in Gallo-Romein of Romein, kregen een uitleg rond militaire uitrusting en een korte rondleiding door het museum zelf. Nieuw was de opslagruimte beneden, want de locatie is nu ook een Archeosite van de Vlaamse Gemeenschap, met kasten vol betekenisloze scherven, maar bon.

Lucie geeft geen tweedes en was dus niet mee, maar wel Sam, mijn jonge collega, en Eva, mijn stagiaire.

Het was, zoals men dan pleegt te zeggen, voor herhaling vatbaar.

Het volledige verslag met tal van foto’s staat op de website van de school.

Beetje druk, zei u?

Het was weer zo’n dag vandaag, eentje van de soort die mijn rug niet zo tof vindt.

Om half negen vertrok ik namelijk met drie collega’s en 66 eerstejaars met de bus naar Velzeke, voor onze jaarlijkse uitstap naar het Gallo-Romeinse museum aldaar. Hele fijne dag gehad, daar niet van, maar gewoon te veel van het goede. Ik heb me over de middag een kwartiertje languit op een bankje gelegd, maar dat is eigenlijk niet voldoende.
Tegen het einde van de uitstap keken mijn collega’s me inderdaad bezorgd aan: ik had er blijkbaar al beter uitgezien. Het verslag van die dag, met massa’s foto’s, vind je trouwens hier.

Tegen half vier waren we op school, net op tijd om snel even goeiedag te gaan zeggen binnen, en dat we allemaal veilig en wel terug waren, en naar huis te rijden. Tegen vier uur kon ik eindelijk een tiental minuten in de zetel liggen, want daarna laadde ik Merel in de auto, en reden we naar Kobes koffiestop. Was me dat een teleurstelling, zeg! Op papier stond hij aangekondigd tot half vijf, maar om kwart over vier waren ze net de laatste dingetjes aan het opruimen: het was te koud om nog veel volk te lokken, en dus waren ze maar gestopt. Meh. Ik kon nog wel voor elk een cakeje kopen, nam Kobe mee, gooide Merel thuis af, en reed door richting ’t stad. Kobe heeft namelijk twee keren op vrijdag fagotles in de Poel. Zijn juf heeft door een zware verkoudheid en het vele hoesten een rib gebroken, en dan is toeteren geen goed idee natuurlijk. Er is een vervangjuf, maar dus in de Poel. Enfin, ik zocht samen met hem zijn lokaal, en ging zelf in alle rust koffie drinken in de Labath. Ik hoefde maar te knikken om een latte te bestellen, en ze waren zowaar verwonderd om me op een vrijdag te zien. Tsja…

Ik trakteerde mezelf op een stukje kaastaart, Kobe kreeg nog een warme chocomelk, en weg waren we weer, naar huis. Daar was er nog een kwartiertje overschot tegen dat Bart, Kobe en Merel naar Nands verjaardagsfeestje vertrokken, en ik moest nog een hoop kleren meegeven.
Ik ging eindelijk wat liggen – bevel trouwens van Wolf, zodra die mijn gezicht had gezien – checkte mijn social media, at snel een boterhammetje, en iets over zeven stonden Wolf en ik bij Jesse en Cody voor een sessie Dungeons and Dragons. Die jongens zijn echt superlief: ik kreeg meteen een clubzetel aangeboden als zitplaats, want daarin kan je perfect hangen en je rug laten rusten.

Waardige afsluiter van een tsjokvolle dag.

Migraine?

Vandaag was op zich wel een fijne dag: een hele dag op uitstap met onze tweedes naar het Gallo-Romeinse museum in Velzeke, en dat doe ik altijd graag. We kregen de rondleiding, en daarna het kledingproject. Het verslag daarvan, met massa’s foto’s, is uiteraard op de schoolwebsite te lezen, en wel hier.

Rond de middag begon ik echter al koppijn te krijgen. In de bus naar huis werd die plots bijna onhoudbaar: ik werd misselijk, en dat was voor een keer niet aan de busrit gelegen. Toen ik uitstapte aan de school, voelde ik me ronduit slecht. Ik hield mijn zonnebril op, probeerde me af te sluiten van het geluid, en toen ik heel even mijn hoofd binnenstak bij de directie om te melden dat we veilig en wel terugwaren, viel het hen op dat ik er niet zo goed uitzag.

Ik ben puur op wilskracht naar huis gereden, maar overwoog toch een paar keer om te stoppen aan de zijkant en over te geven in de gracht. Ik ben thuisgekomen – Bart was al thuis omdat hij in de voormiddag ook een gigantische koppijn had gekregen, bizar – en heb me in de zetel gegooid. Bart heeft Kobe dan naar de fagotles gebracht, terwijl ik zo stil mogelijk probeerde te liggen. Toen Merel echter plots beneden lawaai kwam maken, ben ik naar boven gevlucht, naar haar kamer – hoger geraakte ik niet – en heb een uur in het pikdonker en complete stilte gelegen, met een Dafalgan 1000. En toen was het plots voorbij. Oef.

Bizar. Ik dacht dat ik dat nog nooit eerder had gehad, maar jawel, de laatste schooldag in 2015 was het ook van dat, toen zelfs mét overgeven.

Hmpf.

Romeinse en verder gewoon pokkedrukke dag

Nikske geen lekker rustige dinsdagochtend: om half negen stond ik samen met Wolf, drie collega’s en 74 leerlingen op de parking van de school op de bus te wachten. Die maar niet kwam, want in de file stond, maar die niks liet weten. Juist.

Enfin, iets over half tien wandelden we gezellig samen het museum binnen, kreeg mijn groep eerst het Gallo-Romeinse kledingproject, aten we in het aangename maar qua akoestiek niet ideale zaaltje, en deed ik in de namiddag nog een rondleiding en een project rond militaria mee.

Intussen nam ik stapels foto’s, en schreef ik in mijn hoofd al het verslag voor de schoolwebsite. Dat kan u, met alle foto’s, overigens hier bekijken. ’t Was wel redelijk de max, ja.

Kwart voor vier stormde ik terug te school binnen, want eigenlijk had ik nog les met de zesdes, en hadden we om half vier terug willen zijn. Wat ik behoorlijk fantastisch vond, was dat al mijn zesdes netjes stonden te wachten. Op papier hadden ze namelijk dispensatie gekregen, een misverstandje van het secretariaat. Maar de dag voordien had ik hen nog gezegd dat ik zeker les ging geven, dat ik normaal gezien op tijd ging terug zijn, en dat ze dus eventueel eventjes moesten wachten. Dat eventjes liep dus uit, op papier mochten ze naar huis – er ging hen eigenlijk niks te verwijten vallen – maar ze waren allemaal. Chic, echt chic. En bijzonder geapprecieerd.

Aansluitend, om kwart over vier dus, startten we de leesclub van de school weer op voor dit jaar. Niet dat dat erg lang duurde – het ging om data en boeken vastleggen – maar toch.

Ik repte me naar huis, net op tijd om snel een koffie te drinken en dan Wolf af te zetten voor zijn gitaarles, onderwijl nog een bakker passerend.

Thuis begon ik snel een beslag bij elkaar te kletsen, en bakte ik twee mooie cakes voor Merels verjaardag morgen, om uit te delen op school.

Gelukkig was intussen Bart thuisgekomen, en ging hij dan om half acht Wolf ophalen van de les.

Maar man, dat het druk was. Poeh.