Containerparkkafka

We moesten al een tijdje dringend naar het containerpark. Je kent dat wel: opgestapelde rommel die zich maar blijft uitbreiden.

Bon, vandaag hadden we toch niet zo veel beters te doen, dus laadden Wolf, Kobe en Merel de auto vol, en Kobe reed met me mee richting de Gaardeniersstraat. In vogelvlucht ligt dat containerpark op een goeie kilometer, denk ik, maar de ingang is net iets moeilijker te bereiken voor ons. Goed, we hoeven zelfs niet aan te schuiven, chanceke. Alleen… wordt mijn Ivagokaart geweigerd. Ik stap dus uit – en veroorzaak een kleine file – en zoek een medewerker, in de intussen gietende regen. “Ha ja madammeke, ge zijt verhuisd zeker?” “Euh nee?” Hmm. Bleek dat de lezer mijn kaart niet meer aanvaardde. Nu, ik moet wel toegeven dat ze in een snikhete auto had gelegen en dus een beetje gekromd was, maar dan nog.

Hmpf.

Er is gelukkig een ‘afrijstrook’, want nee, ik mocht het containerpark niet binnen, klantnummer of niet, volle auto of niet. Vanuit de auto belde ik naar Ivago, en die wisten me te zeggen dat ik een nieuwe kaart kon ophalen in de Proeftuinstraat. De andere kant van Gent, tegen Zwijnaarde, weetuwel? Een klein half uurtje rijden. Soit, Kobe protesteerde nog niet te erg – die doet toch niks anders dan gamen – en wij reden dan maar naar de Proeftuinstraat. De kaart was snel vervangen, maar het ging wel twintig minuten duren voor ze effectief geactiveerd ging zijn en we het containerpark op konden.

Tsja. We hadden de keuze tussen 20 minuten wachten in de auto, of even naar de Albert Heijn wat verderop, om er rare Nederlandse dingen te gaan kopen, zoals roze koeken en rare hagelslag en drop en zo. Die keuze was snel gemaakt, zeker met zo’n vreetmonster in de auto.

Een goed half uur later reden we probleemloos het containerpark op, haalde Kobe alles vakkundig uit de auto, en twee uur nadat we aangezet waren, waren we uiteindelijk weer thuis. Een hoop rommel armer, een hoop boodschappen én een nieuwe Ivagokaart rijker. Maar die gaan we deze keer níet meer in de auto laten liggen, zeker weten.

Opgeruimd staat netjes

Ik had de kinderen deze week gevraagd om even een uurtje mee te helpen opruimen hier beneden: gewoon de rommelhoekjes aanpakken en vooral ook het gerief voor het containerpark klaar te leggen. Het is niet dat het hier vuil ligt – daar hebben we gelukkig Chantal voor – maar gewoon… rommel. Dingen die blijven liggen. Je kent het wel: een schroevendraaier die gebruikt is om het bakje van iets open te vijzen, die lege batterijen die naar de box in de berging moeten, wat magazines die richting papierslag moeten verhuizen, ontsmettingsgel die op de kast is gezet maar in de berging moet…

Resultaat dik drie uur later, toen ze er eens in gevlogen waren: tuinhuis opgeruimd, garage opgeruimd, berging volledig opgeruimd, alles voor het containerpark klaar gezet, boekenkast in orde gezet, nog extra dingen netjes gemaakt en mijn rug steendood.

Oud zijn, veronderstel ik. Maar wel een ietsjes properder huis. Het zijn schatten.

Drukke dag. Beetje te druk, zo bleek.

Het begon allemaal redelijk rustig, met een deftige nachtrust en al. En dan Chantal een beetje meehelpen, rustig ontbijten, koffie drinken, de auto probleemloos starten, en naar de garage rijden. Daar moest ik een klein uur wachten, en betaalde ik ook de navenante prijs. Duur affaire, zo’n nieuwe batterij!

Een en ander zorgde ervoor dat ik veel later dan voorzien terug thuis was, en dat we dus maar de gisteren gekochte pizza’s opaten, in plaats van zelf nog hespenrolletjes te maken.

In de namiddag trommelde ik de kinderen op, vulden we de auto met brol en bucht, reden naar het containerpark, en aansluitend naar de kapper voor beide jongens.

Traditie vereist inmiddels dat we na de kapper een vieruurtje halen bij de Turkse bakker, en dat bleek in mijn geval een boterkoek met slagroom te zijn. I know, maar hij had niks met minder calorieën.

Enfin, we stopten nog bij de C&A om een paar nieuwe Tshirts voor Wolf te halen – ze zijn allemaal plots te kort qua mouwen – en sprongen meteen ook de Proxy Delhaize binnen om melk te halen, wegens acuut zonder gevallen. Thuis kabbelde de dag gewoon verder, we aten boterhammen, en nadat Merel in bed zat, installeerden we ons voor de tv met een kommetje borrelnootjes.

Film was gedaan, jongens gingen slapen, en ik begon naar Endeavour te kijken. En begon me misselijk te voelen. Mja, de nootjes waren vettig, maar toch ook weer zó erg niet?

Ik vluchtte richting het toilet met buikkrampen, vreesde het ergste, en jawel… Ik ging liggen, kon nog net Bart roepen, en viel flauw. Hoe lang ik buiten westen was, weet ik niet, dat zei Bart niet, maar het moet wel een paar minuten geweest zijn, alweer. Ik slaagde erin hem gerust te stellen, en vroeg om me gewoon te laten liggen, daar op de koude grond. Maar iets later moest ik hem toch roepen, en gaf ik nogal heftig over in de klaarstaande emmer. Meh. Duidelijk te veel vettigheid, waartegen mijn lijf grondig protesteerde. Ik slaagde erin om weer op het toilet te krabbelen, en ook de rest van de opgegeten brol verliet met enige spoed mijn lijf.

Ik heb nog wat liggen slapen daar op de vloer, tot ik me goed genoeg voelde om de twee verdiepingen naar boven te klauteren, en in mijn bed te vallen.

Blah.

Ik haat mijn lijf.

(En nee, het kan geen kwaad, dat is me door een neuroloog bevestigd. Ik moet alleen buikkrampen zien te vermijden.)

Even naar adem happen

Er zijn zo van die dagen… Merel was aan het huilen voor iets van kleren, Kobe was een stuk huiswerk ‘vergeten’ maken, en ik had bijzonder slecht geslapen. Da’s zo’n dag waarop ik al voor negen uur koffie nodig heb, en een hoodie aantrek. Wolf moest glimlachen toen hij de pull zag: “Ah mama, zo’n dag?” Ik grommelde iets onverstaanbaars terug.

De wandeling naar en van de lagere school klaarde mijn humeur iets op, maar bijster veel was het niet. Dan maar gewoon verbeteringen en administratie gedaan, het was toch al geen goeie dag. Tegen elven sprong ik op de fiets, deed boodschappen, en zorgde dat ik om kwart voor twaalf bij de tandarts zat. Die afgebroken tand, weet u wel? Dat gat was intussen gewoon nog groter geworden, maar de tandarts vond het allemaal niks ergs: blijkbaar was er een vulling losgekomen. Wat geboor en dergelijke later was de tand weer compleet. Yay voor tandartsen zonder complimenten, die gewoon snel en pijnloos hun werk doen. Ik werd er zowaar wat beter gezind van. Komt dat tegen.

Bon, ik smeet vis in de oven, kookte rijst, en toverde een geweldig gerecht op tafel. Vond ik toch, want de kinderen waren maar matig enthousiast. Tsja. En Kobe voelde zich eigenlijk echt niet goed: hij heeft zich in de zetel gelegd, en is ook effectief in slaap gevallen. Juist.

Toen vroeg Merel wanneer haar verjaardagsfeestje bij Julie begon. Ik was er gerust op: da’s altijd twee uur. Tot ik rond half twee effectief het kaartje zocht, en zag dat het de bedoeling was dat we om kwart voor twee aan de Rozenbroeken – lees: de andere kant van ’t stad – stonden. Ik heb in zevenendertig haasten een kaartje gezocht, Wolf heeft het geschreven, terwijl ik geld in het envelopje stak en Merel haar zwemspullen bijeenraapte. We stonden in Sint-Amandsberg om twee uur, en waren nog niet eens de laatste. Oef.
Even rust, en dus beloonde ik mezelf met een geocache net achter de Rozenbroeken.
In het voorbijrijden ben ik nog even gestopt aan de Kringwinkel aan de Dampoort, en daar vond ik zowaar een ’tweeplankenstoel’, zoals ze gebruikt worden door iemand op larp, en die ik eigenlijk ook van plan was te kopen omdat ze zo fantastisch zitten. Dit is er maar eentje, maar wel een sterk versierde. Ik was plots een heel pak beter gezind!

img_6651

Enfin, heel even tijd voor koffie, en dan heb ik met Wolf de koffer gevuld met de zakken bladeren van de haag, en reden we naar het containerpark. En toen we daar dan toch al waren, zijn we maar doorgereden naar de Wondelgemstraat, om een vleermuispak voor Kobe te kopen, en een vree wijs spinnensjaaltje voor mezelve. Shoptherapie en zo.

Bon, we raceten naar huis, Wolf verzamelde zijn spullen voor de rugby, en ik zorgde ervoor dat hij mee kon met iemand anders naar de training. Kobe zag het echt niet zitten om te gaan: hij had effectief krampen en voelde zich nog niet optimaal. Samen zijn we dan Merel gaan ophalen, en was het tijd om te eten. Ik stak Merel in bed, en toen heb ik zowaar nog een half uur in de zetel geslapen, want ik was doodop.

Maar: no rest for the wicked: tegen half negen stond ik op de eerste kwis van het seizoen. En bleek er eigenlijk geen kwis te zijn, want het bestuur was onderbemand, en door een misverstand had er niemand een kwis voorzien. Juist ja. Ik ging ons dan maar opgeven om binnen het half uur een kwis klaar te hebben, en we begonnen als zotten aan die taak. Gelukkig kwamen toen twee andere ploegen naar voor met het nieuws dat zij wel een kant-en-klare kwis hadden, en kon er alsnog gekwist worden. Bij de tweede reeks eindigden we ex aequo op de eerste plaats, en werd er op goeie ouwe studentenwijze beslist met een ad fundum. We werden dus tweede.

img_2002

Eigenlijk had ik wel een best aangename en ontspannende avond. Maar wat een dag, zeg!

Zomergems werkdagje

Nu ons ma niet meer alles zelf kan doen – chapeau voor wat ze tot hiertoe wel allemaal deed, ze is per slot van rekening de 70 voorbij – en soms moedeloos wordt van al het werk dat er overal ligt, dachten de broers en ik: we doen eens van werkdag in Zomergem.

We hadden om tien uur afgesproken, maar – mea culpa – het was kwart voor elf voor we eraan begonnen. Roeland dook met Wolf de oude kelder in die overstroomd stond en haalde er alle rommel en brol uit: kapotte en lege wijnkistjes, oude dozen, restanten van bijengerief, kapotte zakken suiker, enfin, u kent het wel. Meteen pompten ze ook alles leeg, schepten de smurrie eruit, en ruimden ook gewoon alles op. Jammer van het goede weer, ze zaten grotendeels in een donkere en zeer vochtige kelder.

Intussen ruimde ik het plankier beneden wat op. Buitenzitten doet ons ma altijd op het balkon en soms op het terras, maar ook beneden is er wel degelijk tuin met een groot plankier. Ik sorteerde massa’s oude bloempotjes en gooide er stapels weg, stapelde hout, sleepte tegels weg, veegde hoekjes uit, gooide rommel weg, sorteerde ander gerief, en begon daarna hetzelfde te doen in de garage. Nu de oude jeep er weg is, is er meer plaats. En helaas ook meer plaats voor rommel en ongeordend gerief. We gooiden bakken overbodig computergerief weg, ons pa sorteerde een paar andere bakken, we ruimden op, veegden, kuisten, versleepten, en gooiden nog meer weg. Jeroen sleepte het meest naar mijn auto.

Ik heb gelukkig een grote auto met een echt grote koffer, en die hebben we twee keer bomvol gestapeld met gerief voor het containerpark. Roeland zegt dat hij eigenlijk spijt heeft dat hij er geen foto van genomen heeft, want dat hij nog nooit een auto zó vol bucht en brol gezien heeft.

En ook merci aan mijn schoonzusje, die tegen half een voor iedereen soep en spaghetti had, zodat we ons daar geen zorgen over hoefden te maken.

Mijn rug vond het welletjes, mijn benen ook, maar het resultaat mag er zijn. Alleen gaan er nog wel zo’n paar dagen moeten volgen.