Pamperloos?

Die dochter van mij, dat is toch een karaktertje…

Gisteren verkondigde ze plots met grote stelligheid tegen Bart: “Papa, vanavond ga ik slapen zónder pamper, en dat zal lukken!” Ik geef het toe, mijn linkerwenkbrauw schoot ongeveer een halve meter de hoogte in. Mijn meisje, dat nog elke ochtend een kletsnatte pamper heeft, zomaar ineens zonder pamper? Ik zweeg, maar haalde al verse lakens en een vers slaapkleedje uit de kast en legde ze klaar, kwestie van niet midden in de nacht nog in die kast te moeten grabbelen.

Zo fier als een gieter ging ze slapen, vol zelfvertrouwen.

Rond half twaalf heeft Bart haar nog eventjes uit bed gevist en op het toilet gezet: beter voorkomen dan staan wassen.

En deze morgen? Toen kwam een klein blond geval, vrolijk springend en hupsend en met een grijns die de halve wereld meteen van hun ochtendhumeur zou afhelpen, in mijn bed gekropen. Droog.

En toen was niet alleen zij zo fier als een gieter.

Koppig mormel, dat kind van ons. Ze weet maar al te goed wat ze wil, zoveel is duidelijk, ja. Nu maar hopen dat dit blijft duren, want dan zijn we eindelijk definitief uit de pampers. Het wordt stilaan tijd, zo na elf jaar…

 

Broederliefde

Het is eigenlijk onvoorstelbaar hoe Wolf voor zijn zusje zorgt. Of hoe hij eigenlijk in het algemeen buitensporig zorgzaam en verantwoordelijk is.

Zo komen ze zo goed als elke dag te voet naar huis na school. Ze worden door de juffen in een rij begeleid tot aan het begin van de woonwijk, en dan moeten ze geen enkele drukke straat meer over. Maar het valt op hoe Kobe altijd ergens ofwel een tiental meter voorop loopt, ofwel een eindje achterblijft. Merel loopt steevast aan de hand van Wolf, netjes langs de kant van de huizen, terwijl hij meestal ook nog in zijn vrije hand haar boekentasje draagt.

Intussen heeft Merel haar fietsje ontdekt. En dan bedoel ik niet de echte fiets met steunwieltjes, maar het evenwichtsfietsje zonder trappers dat ik vorig jaar heb gekocht om Kobe eindelijk te leren fietsen. Kobe kan intussen meer dan behoorlijk fietsen: het heeft wat overredingskracht gekost om hem weer aan het fietsen te zetten, maar zodra hij merkte dat de fiets die vorig jaar eigenlijk nog een ietsiepietsie te groot was, nu perfect past, zag hij het helemaal zitten. Enfin, het was goed weer vorige week, en dus gingen ze samen fietsen. Samen als in: ook Merel. Het was prachtig om zien: Kobe op zijn felgele fiets die vrolijk heen en weer crosste, Merel op het kleine groene wiebelfietsje op het voetpad, en Wolf die met een engelengeduld aan vier per uur naast haar op straat fietste op zijn grote blauwe fiets.

Ik geloof dat ze meer dan een half uur zijn weggebleven, en alle drie kwamen ze met glinsterende ogen en rode kaken terug. Ze hadden ook ergens in een boom geklommen, vertelde Merel, en Wolf had haar de hele tijd vastgehouden. Zalig, toch?

Grootouderfeest… of toch niet.

Merel had er al lang naar uitgekeken: de afspraken lagen vast, de juiste kleertjes waren gisteren al meegenomen naar school, en ze had me al uitgebreid verteld over het toneeltje dat ze gingen spelen voor de oma’s en de opa’s vandaag. Want ja, het was grootouderfeest!

Helaas…

Deze morgen riep ze me kwart voor zeven op: ze had plots kaka moeten doen, had niet genoeg tijd gehad om op te staan, en het was dus in haar pamper. Gelukkig dat ze nog een pamper draagt, want het was maar een slappe bedoening.

Enfin, toen ze iets later bij me in de badkamer stond, trok ze plots helemaal wit weg: “Mama, ik moet overgeven!” Veel kwam er niet uit, maar toch… Maar ze wilde toch heel graag naar school, had intussen weer een blosje op haar wangen, en ze slaagde er zelfs in wat te eten. Ik stuurde ze dus maar, op hoop van zegen, richting school.  Al had ik er niet echt veel vertrouwen in: ik liep zelfs al even voor schooltijd langs bij Peggy, de personeelssecretaresse, om te zeggen dat de kans er dik in zat dat ze me ging moeten vervangen.

Ze heeft het nog lang uitgehouden, eigenlijk: pas om tien over negen kwam het telefoontje dat ze nog een keertje overgegeven had, en of ik haar kon komen ophalen. Bon, wat telefoontjes links en rechts, een afgewerkte herhalingstoets en wat geregel later kon ik mijn kleine meisje ophalen. Die er eigenlijk helemaal niet ziek uitzag, en vrolijk aan het tekenen was met de rest van de klas. Maar de juf wou begrijpelijkerwijs liever geen risico nemen: het zou al hectisch genoeg worden met al die grootouders, dat ze er liever geen kotsend kind bij had.

Ik heb haar dus maar meegenomen naar huis, waar ze de hele dag vrolijk en rustig heeft zitten spelen. Van enige ziekte geen spoor: ze heeft normaal gegeten en al. Maar de oma’s en opa kregen dus een onverwacht rustige dag. Tsja.

’t Moet er toch altijd om doen, nee?