Kutwinter

Ik heb het gehad met die winter. Normaal gezien vind ik winter absoluut niet erg, het is een kwestie van induffelen. Maar dan moeten er wel van die prachtige winterse helblauwe luchten zijn, de laagstaande zon, de vrieskrakende adempluimen.

Ik snak naar deftige wandelingen in dat soort lucht, in dat soort licht. Maar het enige dat we krijgen, is regen. Regen, en van die vaalgrijze luchten. Wandelen in dat weer, daar is gewoon geen lol aan. Ik had gehoopt in de kerstvakantie te kunnen gaan geocachen, maar het is gene vette geworden, de tweede week heeft het quasi onophoudelijk geregend.

Vorige week sprong ik nog een gat in de lucht omdat ik eindelijk nog eens met de fiets naar school kon. De zon scheen van geen kanten, maar het was tenminste droog.

Gisteren scheen dan eindelijk eens de zon. Mijn zesdes zaten met half dichtgeknepen ogen, maar niemand vroeg om de zonwering naar beneden te laten, iedereen genoot er zichtbaar van. Helaas, tegen dat ik goed en wel thuis was, begon het alweer te overtrekken. Echt…

Ik ben wel nog snel even de tuin ingedoken, gewoon om te kijken of daar misschien al sporen van de nakende lente waren. En jawel, de narcissen en de tulpen zijn aan het schieten en de botten van de japonica zijn aan het zwellen.

Oef.

De eerste echte lentedag!

Gisteren en vandaag was het eindelijk goed weer, en het leven verplaatste zich spontaan naar buiten. De tuin, welteverstaan. Wolf had eerder deze week al het terras schoongespoten met de hogedrukspuit, gisteren haalden we ook al de tuinkussens en de Fatboy uit, en Merel en ik installeerden ons met ons boek.

En vandaag was het nog beter, waardoor we ook onze zondagse taart buiten aten. Geen goed idee, overigens, als uw taart een merveilleux is en alle chocoladestukjes op uw zwarte broek waaien waar ze ogenblikkelijk smelten. Hmpf.

Ik maakte mijn broek zo goed zo kwaad mogelijk schoon, zag dat het een verloren zaak was, en sprong dan maar op de fiets om twee caches te repareren – alweer. Die van de Brusselsepoortsluis was weer eens verdwenen, maar de cachende buur ging er een oogje op houden. En de Sint-Agnetesluis, aan de Coupure, was grofweg losgesnokt. Daar had ik meer geluk: aangezien een vroegere cache in de buurt gearchiveerd is, kon ik hem eindelijk op een betere plaats leggen, vlakbij de eigenlijke vroegere sluis. Happy me!

En intussen fietste ik door bevreemdend lege straten.

En ’s avonds, toen aten we ook gewoon buiten. En Gandalf zag dat het goed was.