Vuile Mong (deel 1)

Ik zit al een heel tijdje bij de redactie van Gentblogt, en toen begin dit jaar bekend werd dat Mong Rosseel, van de Vieze Gasten (een begrip in Gent en omstreken) met pensioen ging, vroeg ik hem om een interview.

Ik ken Mong al jaren, we komen goed overeen, en dus zat hij eind januari bij mij in de woonkamer koffie te drinken, terwijl ik hem een paar vragen stelde. Het fijne daaraan is, dat ik ook zijn achtergrond zeer goed ken, zijn familie, zijn huis, zijn vrouw… Hij heeft me dan weer weten opgroeien, en kent mijn ma zeer goed.

Het werd een fijn gesprek, dat ik helaas gigantisch lang liet liggen, omdat ik me er geen man over zag om het uit te typen. Maar dit weekend geeft Mong een afscheidsweekend, en dus kon ik het nu niet langer uitstellen. Omdat het zo’n fijn gesprek was, wilden we er niet teveel in knippen, en hebben we het dan maar in een paar delen op Gentblogt gezet.

Ik ga het ook hier zetten, zoveel ben ik Mong wel verschuldigd. Want, om eerlijk te zijn: het is gewoon ne vree wijze mens!

20111130_Mong_sm

Eén van mijn eerste herinneringen aan Mong zal toch wel een dertigtal jaar oud zijn. Hij heette toen nog Vuile Mong, en trad met zijn Vieze Gasten op in een tent op een grasveldje naast het jeugdhuis. Aangezien ik toen nog in Zomergem woonde, was dat steevast de première, en zat de tent serieus vol. Ik herinner me nog vaag de meest waanzinnige woordspelletjes, fijne kostuums, liedjes, en vooral ook Magda, de vrouw van Mong. Wij, kinderen, vonden het zálig.

Later liet ik de kindervoorstelling voor wat ze was, en zat ik ‘s avonds in diezelfde tent te luisteren naar zijn politiek en maatschappelijk geëngageerde voorstelling. Jaar na jaar, keer op keer. Migranten, vierde wereld, milieu, Afrika, … Alle thema’s werden bijzonder ludiek gebracht, maar deden je voor de rest van de avond toch behoorlijk diep nadenken.

De Vieze Gasten verhuisden naar Gent, lieten de tent voor wat ze was, nestelden zich in de Brugse Poort, en werden een vast onderdeel van de Gentse cultuur.

En nu, nu hij vijfenzestig wordt, gaat Mong met pensioen. Hij heeft groot gelijk, maar hij zal gemist worden. Dit weekend is er trouwens het grote afscheidsweekend van Mong, waarbij hij vrijdagavond een vooruitblik op zijn toekomstplannen geeft, en zaterdag een nostalgische avond beleeft met medewerkers van vroeger en nu.

Eerder dit jaar belde ik hem op voor een interview voor Gentblogt, en hij stemde dadelijk toe. Ik had amper een paar vragen voorbereid, want hem intussen vrij goed kennende, wist ik dat hij nauwelijks een half woord nodig heeft om er zelf een hele spraakwaterval van te maken. Juist omdat hij verdomd goed weet wat hij vertelt, hebben we dit interview dan ook opgesplitst in een aantal afleveringen. Vandaag krijgt u daarvan het eerste deel. Of, zo u wil, de eerste vraag.

Vraag 1: In hoeverre voel jij je ondertussen een Gentenaar? Want jij bent niet van Gent?

Ik voel mij een Meetjeslander, als ik het mag zeggen. Ik ben eigenlijk West-Vlaming, hé, geboren in Veurne. Vandaar ben ik naar Leuven gegaan, en dan, na drie jaar, naar Gent. Dat was toen, in die tijd, voor mij werkelijk een verademing, alhoewel Gent toen, in vergelijking met vandaag, een klotestad was, bij manier van spreken. Maar in vergelijking met Leuven was het een hele verademing. Ik had nogal wat problemen thuis, en bleef heel wat weekends in Leuven. Gelukkig had ik nogal wat buitenlandse vrienden, vooral Zaïrezen, en ik bleef heel dikwijls bij hen, want in het weekend was Leuven een compleet dooie stad. De vrijdagavond ging iedereen weg, en op zaterdag en zondag was er geen kat. Dat schijnt nog zo te zijn, maar het is er toch levendiger geworden, zoals in alle provinciesteden. Veurne was nog erger natuurlijk. Nu, mijn broer woont daar nog altijd, en er is in verhouding, denk maar aan Aalter of Eeklo, meer te doen dan vroeger.
Gent was dus een verademing, ik vond het toen zalig in Gent, en ik ben, na mijn sociale school, dat buurthuis begonnen. In ’71 zijn de Vieze Gasten ontstaan. We hadden ondertussen een aantal vrienden die uit de stad wegtrokken. Ook Walter De Buck woonde wel in Gent, maar aan de rand, aan wat toen nog de wilde woestenij van de Blaarmeersen was, en dat sprak me wel aan. In de stad zelf, welja, wij hadden toen twee kleine kinderen, en in de Sleepstraat hadden wij zo’n stoepje, dat als we de deur opendeden en de tram net passeerde, wij terug naar binnen moesten. We konden niet met de kinderwagen naar buiten komen tenzij je zeker was …

(onderbreekt, verwonderd) Jij hebt nog in de Sleepstraat gewoond?

Het buurthuis was in de Sleepstraat, net in een bocht, en het hele huis daverde telkens de tram daar rakelings passeerde. Wij zijn dan naar Waarschoot verhuisd. De groep was, doorheen zijn geschiedenis, heel erg verbónden met Gent, door Walter, door het Trefpunt, door de Gentse Feesten – want dat was iets van óns – maar ik woonde níet in Gent.
Van Waarschoot ben ik naar Zomergem gegaan, en ik woon daar nu al zó lang, dat ik eigenlijk wat met Zomergem vergroeid ben. We zaten toen een beetje met de rare situatie dat iedereen De Vieze Gasten beschouwde als een Gentse groep, maar dat de zetel van de Vieze Gasten in Zomergem was. Heel de periode met de tent is dat zo gebleven: we waren altijd met die tent op toer. We speelden wel veel in Gent maar dat was dan ook weer met de tent, op uitnodiging.

Het is eigenlijk Dany Vandenbossche die de groep weer naar Gent gehaald heeft, in de periode toen Gilbert Temmerman burgemeester werd. De vrouw van Gilbert was trouwens een enorme fan van ons, en zelfs toen ze niet goed meer te been was, wilde ze ons per se zien. Erik (hun zoon, nvdr) bracht haar enkele jaren geleden tijdens de Gentse Feesten naar de Baudelokapel maar kon toen met die rolstoel nergens door. Maar soit, terug naar Dany Vandenbossche. Hij zei op een bepaald moment: “Dat is nu toch wel straf: jullie worden altijd beschouwd als een Gentse groep, we hebben een goed bestuur nu, we zijn goed met Gent bezig, ook op gebied van cultuur, maar jullie kunnen niet eens in de Gentse Cultuurraad zitten, want de zetel van de Vieze Gasten is in Zomergem.”
Op dat moment, het was 1991, verhuisden wij dan de zetel van de Vieze Gasten naar Gent en het kantoor naar Trefpunt. Rita, de vrouw van Fabien Audooren, deed onze boekhouding en administratie en zo, en deed ook de boekhouding van de Gentse Feesten voor het Trefpunt. Zij was daar dus vriend aan huis, en wij ook, en zo kwam van het een het ander.
Dat was prima, maar … wij waren – en zijn eigenlijk nog altijd – een collectief, waar er heel veel contact met elkaar moet zijn. En dat contact viel plotseling weg. Wij repeteerden soms in Zomergem, wij waren daar gaan spelen, en Rita zat vroeger ook daar aan haar bureautje. Dat was bij mij thuis, de kantoren waren in de omgebouwde schuren en stallingen. Wij kwamen elke donderdag bijeen – da’s trouwens nog altijd zo, die teamvergaderingen op donderdag – en dan probeerden we iets nieuws uit, en was het van “Ga Rita eens halen? Ga de techniekers eens halen?” Die waren daar ergens aan het knutselen of decors aan het schilderen of zo, en dan wilden we iets uitproberen met hen erbij. ‘s Middags aten we ook samen, en plots was dat weg. Op de vergaderingen begon dat eigenlijk op iedereen zijn systeem te werken: we zijn een collectief, en er zat nu plots iemand in Gent. Vroeger, als we iets moesten hebben van paperassen, iets voor de vakbond of om het even wat, dan liepen we gewoon even naar ‘t kantoor. Nu moesten we plots elke keer een afspraak maken in Gent.

Dat kon zo niet langer. Er waren toen stadsschooltjes die leeg kwamen te staan, en wij vroegen aan de stadsdiensten: “Als er zo iets vrijkomt, kijk eens of er niks bij is voor ons? Dat we daar in kunnen, dat we daar een zaaltje kunnen maken om te repeteren, en ook kantoren in hetzelfde blok.” Op een gegeven moment zijn ze afgekomen met dat complex aan de Lousbergskaai, waar nu de mensen van het OCMW zitten, maar nog voor we konden gaan kijken – anders hadden we daar dus gezeten, we hadden daar waarschijnlijk ja op gezegd – kregen we nog een ander bericht, uit de Reinaertstraat. “De Democrazy moet daar nu echt definitief weg. We hebben ze tien jaar lang de hand boven het hoofd gehouden, maar de buurt is met de zoveelste petitie bezig, het kan echt niet meer. Er komt een boot voor hen, ze krijgen de Rock ‘n’ Rollboot, dan kunnen ze in de haven zoveel lawaai maken als ze willen.” Die boot is gezonken, maar soit. Wij hebben toen wel aan de telefoon gezegd: “Bon, nu gaan wij eerst met de mensen van de Democrazy praten, want wij willen niet dat zij denken dat wij hen verjaagd hebben.” Het bleek eigenlijk omgekeerd: die mensen waren doodcontent, dat ging voor hen ook dé oplossing zijn, ook naar de eigenaars toe. Die eigenaars, dat zijn twee broers Hutsebaut, nogal bekende figuren in Gent, Ronny en Patrick. Vooral Ronny (ook bekend van de Hutson in de Langemunt, nvdr) was zeer actief, hij was bijvoorbeeld ook de man die Dalida naar Gent liet komen. Die was met van alles bezig. Jammer genoeg is hij enkele jaren geleden gestorven. Maar Patrick was op het feest van Veertig Jaar Vieze Gasten.
Zij waren dus wreed content dat wij daar kwamen, en Democrazy ook. In ’97 of ’98 zijn wij dus naar daar verhuisd, en vanaf toen gingen we daar in première, maar daarna stond dat gebouw daar. We gingen daar wel spelen, en dat was onze vaste plek, onze kantoren en zo, en we zagen elkaar weer meer.

Gingen jullie toen nog rond met de tent?

Nee, de tent, dat was al gedaan. 1990 was het laatste jaar dat we die gebruikten. De organisaties die ons altijd gevraagd hadden, begonnen af te takelen, maar er kwamen nieuwe die een ander soort voorstelling wilden, dat is eigenlijk mooi in elkaar geklikt. Wij zijn begonnen met kleinere producties: Over de schreef of Klein kasteeltje, met twee, drie man, en één muzikant, en dat was ideaal! Ik heb in verhouding de laatste jaren meer gespeeld dan ooit tevoren in heel de periode van de Vieze Gasten. Met alle schoolvoorstellingen en zo, dat was onvoorstelbaar! Globaal genomen heeft zeven jaar gelopen, 253 voorstellingen; De Millenniumdoelstellingen heeft meer dan drie jaar gelopen, en ik denk toch wel meer dan honderdvijftig voorstellingen; Water net hetzelfde, ook meer dan drie jaar, Volle Pot heeft toch meer dan drie en een half jaar gelopen, ook meer dan tweehonderd voorstellingen. Dat verkocht als zoete broodjes. Ik ben echt moeten stoppen, hoor, nu is dat allemaal afgebouwd. Dit jaar heb ik alleen nog Van pukkels en rimpels gedaan, en begin december is er een afscheidsweekend. Ik ben geboren op 30 december, en op 1 januari 2012 begin ik aan mijn pensioen. Ik zeg altijd: daarna ga ik nog dingen doen, ik ga zingen en vertellen, maar dat wordt dan mijn hobby. Ik ga geen theatervoorstellingen meer spelen, ik ga niet meer zeulen met decors, ik ga niet meer zeulen met geluidsinstallaties, …

Maar de groep neemt het dan over, toch?

Neen. De groep neemt het niet over, het hele collectief werkt nu in de Brugse Poort aan het sociaal-artistiek project, maar de afdeling vormingstheater stopt met mij, er is geen opvolging.

Dat is toch zonde?

Tsja. Aan de ene kant ben ik ontzettend gelukkig met wat we in de Brugse Poort doen, ik vind dat prachtig en sta daar helemaal achter. Ik vind het ook zalig dat het project Bij’ de Vieze Gasten heet, want aanvankelijk hadden we dat een andere naam gegeven, Buurtstation West. Toen was de ingang nog in het straatje tussen die garageboxen, en Sint-Lucas heet zelfs nog met leerlingen die hele gevel geschilderd, met een station en treinen en in het groot ‘Buurtstation Gent-West’. Ha ja, vroeger waren er overal van die buurtstations, vandaar.

Maar De Vieze Gasten zijn natuurlijk een begrip.

Voilà! En dus waren er op een gegeven moment mensen die zeiden: “Maar wat is dat nu toch voor flauwekul, waarom moet dat nu een andere naam hebben? Kunnen jullie niet gewoon zeggen dat dat bij de Vieze Gasten is?” Er is eigenlijk geen mens die nog weet dat dat heel kort anders heette. We hebben enkel nog een paar foldertjes waarop Buurtstation Gent-West staat, da’s alles.

En zo is het collectief inmiddels een volledig Gents initiatief geworden. Maar ik woon sinds ’75 in Zomergem en ik woon daar graag. Ik heb al dikwijls gezegd: indien ik jong was, zou ik er misschien wel over denken om terug naar de stad te komen, maar nu zie ik dat echt niet meer zitten.

Dat kan ik me voorstellen. Je bent intussen ook een deel van het Zomergemse leven.

Dat ook al. Ik zit bijvoorbeeld met een Senegalproject in Zomergem (een project van de lokale Noord-Zuidraad, waarmee hij een paar jaar geleden nog op inleefreis is geweest, nvdr.). Ik ben daar van het allereerste begin bij geweest, mijn hart ligt daar ook. Ik zit er in 11.11.11. en in de Wereldwinkel, ik voel me daar goed. Ook met het domein waarop ik woon, hebben we gigantisch veel geluk gehad. We konden dat indertijd voor ontzettend weinig geld kopen, maar er was daar niets. We hebben dat zelf opgekuist, boompjes geplant, … Ze hebben nu voor het feest van 40 jaar ‘kweetniethoeveel foto’s verzameld, en op die eerste foto’s, zie je ons vergaderen aan een tafel bij ons in de tuin. Mensen zeggen: “Hoe, is dat bij jullie? Maar dat kan toch niet?” Maar dat kan wel, er stond daar dus geen enkel boompje, niks. Nu woon ik daar in een paradijs, maar toen was daar niets! Gebouwen, weide, en verder kale vlakte.

Maar je bent ook echt een deel van Zomergem geworden. Voor zover ik me dat persoonlijk herinner – dat kan een impressie zijn hoor – was er gans in het begin vanuit katholieke hoek behoorlijk wat tegenkanting. Jullie sloegen voor de première, die altijd in Zomergem was, de tent op naast het gebouw van de jeugdbeweging en ik wéét dat er toen bij de leiding gereuteld werd door de pastoor over het feit dat wij met de jeugdbeweging naar jouw voorstelling zouden komen. Dat kón gewoon niet! Jij was toen in elk opzicht ‘Vuile Mong’.

(knikt nadenkend) Ja, ik weet het, dat was overal zo. Je kan dat ook aan jongeren van vandaag nauwelijks nog vertellen wat een andere tijd dat was. Mensen die zeggen dat de wereld niet verandert, weten niet wat ze zeggen. De wereld is onwaarschijnlijk veranderd in die veertig jaar, on-waar-schijn-lijk.
Maar om dus te antwoorden op je eigenlijke vraag: “voel ik me Gentenaar?” dan zeg ik: ik hou van Gent tot en met, ik vind Gent een zalige stad, ik ken de mensen in Gent, ik ken het stadsbestuur. Ik hou van de Gentenaar, ik hou van de humor van de Gentenaar, ik hou van de Brugse Poort, maar ik ben geen Gentenaar, ik ben een Meetjeslander. Geworden, want, zoals reeds gezegd, ik ben West-Vlaming van geboorte.

Dat hoor je dus nog altijd hoor!

Er zijn periodes geweest van niet! De laatste tijd let ik er weer minder op, maar in de tijd in Leuven wílde ik dat zelfs niet, en ze hoorden het dus niet! Dus als ik wil, hoor je het niet. Maar als ik in West-Vlaanderen West-Vlaams probeer te spreken, zeggen ze altijd dat ik Gents spreek. Ik ben verwant met Gent, maar ik ben echt wel een Meetjeslander. Ik voel me geen West-Vlaming meer, in die zin dat ik daar weg ben. Mijn ouders zijn intussen ook gestorven. Mijn broer woont daar nog wel, maar mijn zus woont in Brugge, en mijn roots, ach, dat zegt me niet veel. Ik heb daar in mijn jeugd in een rockgroepje gespeeld, en nu is er iemand die aan het opzoeken is wat er in Veurne allemaal gebeurd is in de jaren zestig: ik moet plots allemaal vragen beantwoorden over vijftig jaar geleden, en ik denk: “Mijn god, mijn god!” (lacht uitbundig). Voor mij is dat afgesloten.
Maar ik vind Gent een zalige stad: net niet te groot, net niet te klein, en dynamisch, … Kijk, ik ga zeer graag een keer met vrienden naar Brugge wandelen. Magda (zijn vrouw, nvdr.) is van Brugge, haar hart ligt daar, maar in Brugge wandelen, dat is zoals in Venetië: je wandelt in een museum. Dat is leuk om eens te doen, maar om daar te wonen? Nee, geef mij dan maar Gent. Gent is dynamisch, ik kan het niet anders zeggen. Dat is altijd al zo geweest, ook toen ik er toekwam. Toen was er een heel ambetant, autoritair en conservatief stadsbestuur, er was een bisschop die nog erger was dan Léonard vandaag, maar de Gentenaar, die laat zich niet doen, die heeft iets van een rebel in zich. Een Gentenaar spot graag met zichzelf. Ik heb altijd gezegd: humor, ja, op voorwaarde dat je ook met jezelf kan lachen. Zelfrelativering, dat is me aangeboren, dat vind ik absoluut belangrijk. Als je jezelf té au sérieux neemt, dan kom je er niet, en een Gentenaar heeft dat van nature. Misschien heb ik wel veel geleerd van Gentenaars: de manier waarop zij zich zonder complexen kunnen blootgeven en met al hun zwakke kanten naar buiten komen, zonder iets weg te steken, ik hou daarvan.

Voilà, de eerste vraag zit erop (lacht opnieuw uitbundig). Ja, ik kan dat niet, kort antwoorden. Daarom ben ik ook een slecht schrijver: ik kan geen voorstellingen schrijven, ik maak mijn voorstellingen al vertellend. Ik vertel en vertel, en iedereen die ik tegenkom weet dat dan: binnen de kortste keren ben ik dingen aan het uittesten. Van pukkels en rimpels bijvoorbeeld heb ik zo gemaakt. Ik ben wel met een groep senioren gaan praten, en met vijftien-, zestienjarigen, maar voor de rest … Iedereen die ik tegenkom, klamp ik aan en dan probeer ik, en dan zie ik aan de gezichten: “Ok, dat zit goed, dit is serieus, dit wordt lachen, dit ga ik houden, dit niet”.

(Origineel geschreven en gepost op Gentblogt)

Uitstap

Vandaag heb ik een fijne, fijne klasuitstap gehad. Ik had de eer om met onze vijfdes mee te gaan naar Brussel, naar het federale parlement, en in de namiddag naar het Magrittemuseum. Ik had geen van beide al gezien, en wilde ze dus echt wel eens meemaken.

Het parlement, wel, da’s toch eens een belevenis. Je krijgt kort de werking van onze parlementaire democratie uitgelegd, een rondleiding doorheen het gebouw, en een schets van de geschiedenis die erbij hoort. Echt wel interessant.

parlement1

Ook de leerlingen deden hun best om te luisteren, op te letten en vragen te stellen, al werden die door de ietwat saaie gids vaak vakkundig genegeerd.

parlement3

Het doet toch wel iets, zo op de banken van zowel senaat als parlement te zitten, zeker als je dan de namen herkent van degenen die ons na quasi 500 dagen nog altijd niet van een regering hebben voorzien.

parlement2

In het Magrittemuseum mochten helaas geen foto’s genomen worden, vooral omwille van copyrightredenen, blijkbaar.
Ik moet toegeven, ik vond het machtig interessant. En ik was zeer trots op mijn leerlingen, die zich al bij al zeer aangenaam hebben gedragen, effectief zeer aandachtig waren, en mooie discussies over de werken hebben gevoerd. En ook een duidelijke, onderbouwde voorkeur voor bepaalde kunstwerken uitspraken.

Mooie dag gehad, echt wel een mooie dag.

MGX by Materialise

iMaterialise, het 3Dprintingbedrijf waar ik zo van onder de indruk ben, heeft ook een eigen designafdeling: MGX by Materialise.

Ik ben zot van bepaalde van hun producten, en jammer genoeg is een aantal van de vroegere lampen en zo niet meer te krijgen.

Maar waar ik vooral zot van ben, is hun krukje. Ik heb het zelf al in handen gehad, ik heb er al op gezeten, en ik vind het zalig.

The-One-Shot-MGX-bench

Maar 2000 euro, da’s toch misschien wel een klein beetje veel, vind u niet? Het mag dan wel in alle wereldvermaarde designmusea staan, ik zal toch nog even moeten sparen.

Cadeautje van iMaterialise

bggd

Op 1 december 2009 maakte ik, via BGGD, kennis met iMaterialise, en ik was diep onder de indruk.
3Dprinting, dat was iets nieuws voor me, en ik vind het nog steeds een schitterend concept. Op hun site kan je trouwens een kort filmpje bekijken dat het grondig uitlegt.

Eigenlijk kan je zowat alles laten printen, zolang je er maar voor wil betalen. Zo blijken bepaalde auto’s in de hogere prijsklasse hun bumpers te laten printen in één stuk, extra stevig.

Op de bewuste decemberdag maakte ik de suggestie om juwelen te printen, en volgens hen hadden ze daar nog niet aan gedacht, en bracht ik hen op een idee. Ik geloof daar niet teveel van, dat het mijn idee zou zijn: ze hadden al armbanden en dergelijke uitgewerkt. Ik heb toen trouwens een armband gewonnen die ik zelf mag ontwerpen, maar… ik heb nog steeds koudwatervrees, ik durf er niet aan te beginnen, en dus bijna twee jaar later is die armband er nog steeds niet. Ik heb een idee, ja, gebaseerd op een bestaand model, maar toch…

Intussen is de designafdeling van iMaterialise, MGX, wel volop bezig met juwelen. Goedkoop zijn ze niet, maar je hebt dan ook wel iets speciaals vast, en dat zie je. Toen een van mijn leerlingen een opmerking gaf over mijn oorringen, legde ik uit dat ze een 3Dprint waren, en ik moet zeggen, ze waren onder de indruk. Ze zagen er meteen ook het potentieel van in, en kwamen met de wildste ideeën af. Maar je kan dus inderdaad zelf dingen ontwerpen, zoals bv. klinken.

klink

Dan heb je meteen compleet unieke stukken in huis, die niemand anders heeft. Je moet maar eens kijken op hun site, echt.

Gisteren lag er een zakje klaar voor de eerste 25 girl geeks, met een bijzonder mooi cadeau: een set oorringen, en een hanger.

oorringen

Die hanger zou ik zelf niet veel dragen, en dus heb ik hem doorgegeven aan Annick, die wat later was en dus geen zakje meer had.

krizant3

iMaterialise had alles dan ook nog mooi verpakt, en er zat een handgeschreven briefje in elk zakje. Nice touch!

Mocht ik wat creatiever zijn, en vooral met 3D-modeling kunnen werken, ik zou het wel weten: ik ontwierp zelf een lamp voor in de woonkamer, en liet ze printen.

Maar nu zit ik zelfs al vast op die armband. Stel je voor.

Instrument

instrument1

instrument2

Dit instrument heb ik gekocht als student, toen ik het zag liggen in ‘Rommelandtje’ (sic), voor 3000 frank. Dat was veel voor een arm studentje, maar ik vond het zo mooi…

InstrumentInstrument

Ik weet echter aan geen kanten wat het dus precies is. Het vel is echt dierenvel, ik vermoed gemzenleer of zoiets, en de snaar is duidelijk ook dierlijk. Er zijn geen frets, en het lijkt me zelfs moeilijk te bespelen door het houtsnijwerk. Ik vraag me dus zelfs af of het wel een echt instrument is, en niet zomaar een sierstuk.

Iemand enig idee?

Edit: Xavier kon me het antwoord geven: het is een gusle. Nu nog eens op zoek gaan naar zo’n strijkstok.

Nils Holgersson

Gisteren is mijn ma met de kinderen naar Nils Holgersson geweest, met Alexander, het zoontje van mijn broer, ook mee. Eigenlijk had ik zelf wel willen gaan, maar Merel was ziek, en dan wilde ik mijn ma niet met haar opzadelen. En op die manier had zij er tenminste ook nog iets aan. Voor Gentblogt wilde ze zelf niet schrijven, maar heeft ze wel zeer uitgebreid verslag gedaan aan mij, zodat ik een recensie kon schrijven. Ik heb het maar in de ik-persoon gedraaid, om het beter te doen klinken, maar bon.

Artikeltje is dus ook terug te vinden op Gentblogt. Uiteraard.

In dit weer zie ik er tegenop om met de kinderen naar de Gentse Feesten te gaan, ik geef het toe. Wat uiteraard wél kan, is naar een voorstelling gaan ergens in een zaaltje binnen. En lui als ik ben, ga ik dan het liefst niet naar het stadscentrum, want alweer, met twee jongens van respectievelijk zeven en nog-net-geen-vier een eind door de regen te moeten stappen, daar is niet veel lol aan.

De Toren van Babel aan de Bargiekaai (het stukje tussen de Elyseese Velden en de Phoenixbrug) is dan ideaal: je kan er nog vrij vlot parkeren, en het programma van Uitgezonderd, het theatergezelschap dat het charmante zaaltje heeft ingepalmd, is perfect voor jonge kinderen.

20110718_nils

Daardoor stond ik vandaag tegen kwart voor vijf met beide kinderen in het zaaltje voor de voorstelling van Nils Holgersson. Het verhaal van Selma Lagerlöf werd bewerkt door regisseur Fabio Van Hoorebeke, en uitgebeeld door Maarten Schuermans. En dat uitbeelden mag je letterlijk nemen: als enige attributen heeft de verteller een waslijn, een droogrek, een emmer en een wasmand kleren. Het verhaal zelf is vrij simpel en bekend: Nils Holgersson is een echte pestkop. Hij kan de dieren op de boerderij niet met rust laten. De kabouters al helemaal niet. Als hij er eentje vangt, betovert die hem zodat hij nog amper een duim groot is. Nu is het de beurt aan de dieren om kleine Nils uit te lachen… Maar dan wil Morten, de tamme gans aansluiten bij een groep trekkende wilde ganzen. Nils probeert dat te verhinderen. Maar in plaats van Morten aan de grond te houden, gaat hij zelf de lucht in! Het begin van een meeslepend muzikaal verhaal waarin Nils niet alleen zijn land, maar onder andere ook Akka de ganzenleidster, Smirre de Vos en vooral zichzelf leert kennen.

Maarten neemt de fantasie van de kinderen op sleeptouw: de ganzen worden voorgesteld door een resem grijze t-shirtjes aan de waslijn, de vos is een oranje lap, en wanneer ze gaan schuilen in een hol, wordt daar de broekspijp van een jeansbroek voor gebruikt. Wanneer hij op de rug van de ganzerik zit, bezigt hij de twee flappen van het droogrek als vleugels. Hij gebruikt een gans arsenaal aan stemmetjes en accenten, springt, rent, rolt, crosst door de zaal, en laat de kinderen volop meedoen, zoals wanneer hij hen vraagt dieren na te doen.

Mijn kinderen vonden het alvast heerlijk. En de tickets voor een andere voorstelling van Uitgezonderd zijn, aangezien het weer er niet op zal verbeteren, alvast besteld!

De verdere voorstellingen van “Nils Holgersson” zijn helaas uitverkocht, maar er zijn nog wel een paar plaatsen voor “De GVR” en “Raad eens hoeveel ik van je hou”.
Info en tickets via de website van Uitgezonderd
.

365 Avatars

Ik ben onder de indruk van @sweetcharlie, ook wel gekend als Micha Symoens.

Een tijdje geleden had hij op twitter een heel tof project aangekondigd: 365 avatars. Of zoals hij zelf op de betreffende site schrijft:

On june 27th 2011 I felt like changing a random avatar in my twitter-feed and so I picked the first person to post next. It happened to be @vromant so he got his avatar transformed as a random act of design. And so I kept doing it, one avatar a day, either random or from the queue of people asking me to tackle their avatar.

Ik vroeg hem of ik ook in de wachtrij kon gaan staan, maar hij gaf toe dat hij mijn foto heimelijk sowieso al eens onder handen wilde nemen. Ik blij, uiteraard.

En vandaag post hij het resultaat. Ik weet niet hoe hij het gedaan heeft, en hoeveel werk hij eraan gehad heeft, maar ik vind het knap. Héél knap.

avatar4gesl8

sweetcharlie

Bedankt, @sweetcharlie!

Face Off

Daarnet ben ik met mijn ma (dag ma!) naar een vernissage geweest. Dirk studeert namelijk af als fotograaf aan de academie, en houdt met zijn medestudenten een tentoonstelling. In de Cirk in de Zebrastraat dan nog. Persoonlijk vind ik dat zijn werk eruitspringt, het spreekt me echt wel het meest aan van alles wat er tentoon werd gesteld. Chapeau! (Voor wie het gezien heeft: pun intended.)

Je kan het dus ook zelf nog gaan bekijken. Ik zet hieronder even de post die ik erover geschreven heb op Gentblogt, daar staat meteen ook alle info in.

FaceOff[+]

Een goeie vriend van ons studeert al jaren fotografie aan de academie. Voor ons is dat heel erg mooi meegenomen, want hij is dan ook zo’n beetje de huisfotograaf op alle mogelijke feestjes hier ten huize, en hij vindt dat ook helemaal niet erg.

Zijn werk op de academie staat uiteraard nogal haaks op de beelden die hij hier schiet: daar gaat het om zorgvuldig geconstrueerde foto’s, met een hoop technische aspecten en vooral ook rare kronkels. Intrigerende beelden, als je ‘t mij vraagt. Maar ook u kan dat nu zelf gaan beoordelen. Hij zit namelijk in zijn laatste jaar, en samen met zijn medestudenten heeft hij dan ook een tentoonstelling op poten gezet.

Ze hebben er zelfs een aparte website aan gewijd: www.faceoff.be.

Hun eigen tekst is hier en daar nogal pompeus opgesteld, maar ik wou u hem niet onthouden:

Pierre Baetens – Peter Bracke – Ursula Cardenas – Marc Careel – Kris De Waele – Nicolas Doutreligne – Benjamin Ingelbrecht – Erwin Mortier – Dirk Sabbe – John Van Assel – Yves Vande Woestyne

Wij zijn de laatstejaars studenten Fotokunst aan de Academie voor Beeldende Kunst van Gent. In het laatste jaar is het de bedoeling dat de eindejaars studenten een tentoonstelling organiseren om hun eigen eindwerk te presenteren. Dat was het startpunt dat ons samengebracht heeft.
Ondertussen is uit die groep het collectief “Faceoff” gegroeid.

Face off ….. : Confrontation, Encounter, Showdown. In het ijshockey de aftrap waarbij de scheidsrechter de puck laat vallen tussen de sticks van twee opponenten. Elf studenten studeren in juni 2011 af aan Gentse Academie DKO – richting fotokunst.

Tijdens hun parcours werden ze begeleid, omgeven, beschermd en omzwachteld met codewoorden zoals denkproces – zoektocht – identiteit – reflectie en authenticiteit. Na vier jaar Academische vorming gaan zij nu de confrontatie aan met de buitenwereld, de critici, een ander forum waarop de artistieke prestatie opnieuw wordt. De spanningsboog tussen het individuele, particuliere en de omwereld staat centraal. Elf invalshoeken van één thema.

Ik versus de ander. Ik versus de wereld. Ik versus mezelf. Spiegels die een beleving weerkaatsen. Vervormde perceptie? Projectie van dromen, verlangens? Geconcipiëerd in de twingtigste eeuw, gemaakt binnen een 21ste eeuwse realiteit. Dislocatie van vaststaande ideëen. Leest de toeschouwer taboe? Interpretatie staat centraal. Hun innerlijke belevingswereld wordt die van de toeschouwer.

Fotokunst als communicatiemiddel, het einddoel is de beleving. Diversiteit, gelijkenis, mijn verloren paradijs, mijn verbondenheid, de bloedbanden… De actoren kijken de toeschouwer aan – rechtstreeks, onbevangen en zonder schroom, als door een doorschijnende spiegel – de reflectie aan gene zijde.

Als je een fotograaf vraagt om een andere taal te gebruiken dan de beeldtaal zal hij eerst een pauze nemen… als de maskers afvallen is de knipoog niet meer te verhullen.

De tentoonstelling heeft plaats in de Zebrastraat 32 op
vrijdag 10/06 van 18 tot 22u
zaterdag 11/06 van 10 tot 18u
zondag 12/06 van 10 tot 18u
vrijdag 17/06 van 18 tot 22u
zaterdag 18/06 van 15 tot 18u
zondag 19/06 van 10 tot 18u

Concert en dergelijke

Vandaag heb ik met Furiant, mijn koor, een stevig passieconcert gezongen. Jammer dat mijn ouders al op reis vertrokken zijn, want mijn vader had het prachtig gevonden. De locatie, de Buurtloods van de Muide, is overigens een prachtige zaal, alleen vreselijk warm.

Deze middag heb ik de kinderen in de respectieve opvangen gedaan (Merel kan wennen, en de jongens doen niets liever dan op school buiten in de zandbak spelen) en heb ik hetzelfde programma gezongen in het hoogkoor van de Sint-Baafskathedraal. De opkomst was mager, maar dat wijt ik aan het mooie weer.

Daarna zijn we met een aantal iets gaan eten in de Komkommertijd, een veganistisch maar zeer lekker restaurant, en ben ik met Sarah ’t stad ingetrokken. Ik had nog 200 euro aan cadeaubons die dringend op moesten, en heb kleertjes voor Merel gekocht en speelgoed voor de jongens. Na nog een paar winkels had ik er alweer genoeg van, en zijn we op de Vrijdagsmarkt iets gaan drinken. Ik was met de auto tot aan de Reep gekomen, en had mijn fiets in de koffer gestoken. Een zalige manier van verplaatsen, fietsen in ’t stad!
Daarna moest zij weg, en ben ik nog tot aan Cora Kemperman gefietst, in mijn queeste naar een kleedje voor Wolfs communie. Helaas, ik heb er niet direct iets gevonden, alleen een petrolblauw topje. Mja. Ik vind nog wel iets.

En toen viel mijn euro dat in de vakantie de schoolopvang maar tot vijf uur open is, en heb ik me nog ferm mogen reppen.