Ma

Het gaat niet goed. Het gaat echt niet goed.

In die mate zelfs dat Jeroen er vannacht zal blijven slapen, en dat we er morgenvroeg allemaal om acht uur zullen zijn om met de palliatieve arts te praten.

Maatje toch…

Feest!

En feest was het wel, ja! Zelfs het weer werkte al bij al best mee, het bleef droog en je kon zelfs min of meer buiten zitten.

Binnen kweet de traiteur zich van een voortreffelijke taak, en voorzag ons van alle mogelijke hapjes. De kinderen kregen eigen hapjes, konden van die van ons mee-eten, en kregen uiteindelijk een heel erg deftige hamburger.

En bij ons volgde het ene bordje na het andere: koud, warm, vlees, vis… Meer dan genoeg, in elk geval.

Jeroen moest uiteraard even rugby spelen met de gloednieuwe blauwwitte rugbybal die ze mee hadden gebracht.

Tussendoor werd er vooral ook heel veel gespeeld.

En toen was er ook nog dessert: een voortreffelijk ijslam, en een gigantische hoop dessertglaasjes waar we nog wel een paar dagen zoet mee zullen zijn.

Maar het hoogtepunt was toch wel het slachten van het lammetje:

Alleen had ons ma er zo graag bij geweest…

Toen iedereen weg was, zijn we nog met zijn allen even tot aan het ziekenhuis gegaan. Ze zag er helaas echt niet beter uit dan gisteren, wel integendeel. Ik vrees dat we afscheid gaan nemen zijn, en dat zowel zijzelf als de kinderen dat wel beseften…

Communie, maar met een bang hartje

Dat het een echt gemengde dag is geworden, vandaag.

Donderdagavond zaten we nog allemaal samen bij ons ma, op haar uitdrukkelijke vraag, om de begrafenis te bespreken. Het gaat plots snel, nu, ons ma eet bijna niet meer, en ze is extreem moe de laatste tijd. Gisteren zag ze er echt niet goed uit, en vandaag, rond half twee – we waren ons net aan het klaarmaken voor de communie tegen drie uur – ging de telefoon: Jeroen was bij ons thuis, en vond dat het echt niet meer kon zijn. Of hij ons ma naar de spoed mocht laten brengen, want ze was zodanig zwak dat ze niet meer op haar benen kon staan. Wat wil je, als je al vier dagen niks gegeten hebt? In het ziekenhuis gaan ze er misschien voor kunnen zorgen dat ze nog wat kan eten of tenminste binnenhoudt, en met een paar baxters glucose zal ze haar kracht misschien wel terugkrijgen. Enfin, hopelijk toch.
Maar Jeroen wilde de 100 bellen, en dat zag ik niet zitten: dan zouden ze haar naar het dichtst bijzijnde ziekenhuis brengen, zijnde Eeklo. Niet dus. Iets later belde hij terug: dat ze wel met de ambulance naar het UZ kon gebracht worden, als een huisarts dat zo voorschreef. Alleen… ze zouden haar nooit van de trap af willen brengen, maar er de brandweer bij halen, met een speciaal bed en een kraan en al. Enfin, tegen half drie belde hij dat hij haar zelf wel van de trap zou dragen en naar het UZ zou rijden. Hij ging dan wel te laat zijn op het vormsel van Wolf, maar als ik hem kon smsen waar hij precies moest zitten, ging hij achterkomen. Roeland zat in Antwerpen, maar kwam dan wel naar het UZ.

Enfin, wij dus met een bang hartje naar de kerk. Aan de andere kant was ik ook opgelucht: ik was er echt niet meer gerust in, in ons ma, sinds ik haar gisterenavond in bed had gestoken, en in het ziekenhuis ging ze tenminste deftig verzorgd worden. Nog een chance dat ze niet tegenpruttelde.

De mis was twintig minuten bezig, toen effectief Jeroen in alle stilte binnen kwam en plaats nam. Oef. Wolf had dus netjes zijn twee peters bij zich toen het moment van het vormsel zelf kwam, en Jeroen had zelfs daarvoor nog tijd om een paar foto’s te nemen. En de vader van een van Wolfs vriendjes zat op de eerste rij, en had dus ook een massa foto’s.

Na de mis belden we even naar Roeland, uiteraard, en bleek dat ons ma nog steeds op de spoed lag, en dat ze al een pak opgeknapt was van de baxters. Ze was uitgedroogd en ondervoed, zei de spoedarts. Oef.

We dronken eerst een glaasje champagne bij ons thuis, en Jeroen nam een prachtige foto van mij met de kinderen.

13234717_10208748303359033_9623234_o

Daarna ging Koen naar huis, en reed Jeroen naar de spoed, om Roeland af te lossen. Ik zou dan wel nog wat later komen.

En jawel, tegen half acht stond ik op de spoed, waar ons ma nog steeds lag. Al gingen ze haar net naar een kamer brengen, bij de oncologie, om haar deftig in de gaten te kunnen houden. Ons ma had gedacht van misschien toch wel naar huis te kunnen, maar de dokters vonden dat ze nog steeds te zwak was, en eigenlijk was ze inderdaad doodop. En dus reed ik met ons ma op haar bed mee naar de K1, en installeerde haar daar rustig in haar kamer. Jeroen had precies nogal overhaast gehandeld, en dus was haar portefeuille niet mee, en ook geen bril of medicijnen, of iets om te lezen. Ze ging dan maar wat slapen, maar niet voordat ze me uitgebreid geïnstrueerd had over wat Jeroen de volgende dag allemaal moest meebrengen. Onder andere haar mooie kleren, want eigenlijk is ze wel van plan morgen naar Wolfs feest te komen. Per slot van rekening moet ze hier ook niet echt iets doen, en kan ze gerust ook slapen.

Hopelijk lukt het, want ze was echt wel moe.

Orthopedist

Exact een week loop ik dus al rond met mijn verstuikte poot. Vandaag kon ik gelukkig terecht bij mijn vaste orthopedist, en die zat al te grijnzen toen hij me zag: “Wat hebt ge nu weer uitgestoken, hm?” Hij moest lachen met het verhaal, maar bevestigde wel dat het een zware verstuiking was, een derdegraads, wat zoveel wil zeggen als dat alle gewrichtsbanden een stevige knauw hebben gekregen, en dat er eentje op zijn minst partieel is gescheurd. Niks nieuws, dus. Toen ik mijn voet uit de laars haalde, ontsnapte hem wel een welgemeende ‘whoa’, en als je orthopedist dat zegt, weet je dat het er op zijn minst spectaculair uit ziet. Voet zag inderdaad nog steeds alle kleuren, en behoorlijk dik ook.

Maar, zo wist hij na enig getrek en gesleur te zeggen: de voet heeft wel zijn stevigheid en stabiliteit, en da’s goed nieuws. Nog een week met de laars aan, en dan minstens zes weken met een brace. En vooral veel rusten, voegde hij er op een sarcastisch toontje aan toe. Ik denk dat die mens me na al die jaren veel te goed kent.

Rusten? Ja, als ik er eens tijd voor vind, ja.

Belgisch weer

Zitten we dan al eens heerlijk buiten te eten en te genieten, voor het eerst dit jaar, worden we naar binnen gejaagd door een gigantische plensbui. Man man man! Ik heb het stilaan gehad met het Belgische weer, serieus.

Eurovision

Ik geef het toe, als kind keek ik ernaar, en ik vond het zalig. De laatste twintig jaar kon het me niet echt boeien, alleen de puntentelling op zich vond ik eigenlijk best amusant. En soms stond het ook aan als achtergrond terwijl ik aan het lezen was.

Maar nu, nu hebben we blijkbaar al kinderen die oud genoeg zijn om er interesse voor te tonen. Wolf kijkt ook graag naar The Voice en dat soort onzin, en dus waren we eraan voor de moeite, en hadden we dus het Eurosong aan onze rekker. Maar, totaal anders dan in onze tijd, is er nu twitter, en dat maakt het eurovision gedoe ronduit zalig! Ik heb af en toe tranen gelachen met de commentaren, en ook Wolf liet zich niet onbetuigd op mijn account.

Op deze manier is de gigantische hoeveelheid kitch en baggerpop best wel te pruimen, ja. Oef.

Koppig

Ik heb de hele ochtend, braafjes en stil, op mijn stoel gezeten en zitten werken. Enfin, toch min of meer. De voet laat niet veel méér toe dan dat, eigenlijk. En koppigweg ben ik deze namiddag wel gaan lesgeven, ja. Drie uur lesgeven, en uiteraard wat rondlopen op school, en de tocht van de klas naar de parking, en mijn voet had het wel gehad, dat ook, ja.

Ik ben thuisgekomen en heb hem fluks omhoog gelegd, met ijs erop, en blij dat ik pijnstillers in mijn lijf had. Maar helaas ben ik niet van het stilzittende type, en dus heb ik ook thuis nog rondgelopen, terwijl Merel en Kobe het zich niet aantrokken dat de zon intussen weg was, en vrolijk in het zwembadje rondspatterden.

’t Doet zeer. Serieus.

Meh.

 

Voetperikelen, alweer

Om kwart over acht gooiden we de jongens af aan het rugbyclubhuis voor de jeugdfinales, reden fluks naar de overkant van de Watersportbaan, en Bart zette me af aan de spoed van het Jan Palfijn. Ik zei hem dat hij echt niet hoefde te wachten: zoiets duurt wel even, en ik had mijn volgende Robert Harris bij, een flesje water en mijn GSM. En dus reed hij met Merel om boodschappen en aansluitend naar huis, terwijl ik me installeerde in een triagekamer, en de halve gips vakkundig werd losgesneden. De voet zag er… tsja, imposant uit.

Het was vooral heel erg kalm op de spoed, en dus kreeg ik een zeer snelle behandeling. Er werden foto’s gemaakt, en er was inderdaad niks gebroken. Ze gingen bijna al beginnen gipsen, toen ik vroeg of we niet beter zouden wachten daarmee tot de echo’s waren genomen? Hmm, bleek misschien wel een goed idee. Trouwens, wie sprak er al van gipsen? Kwart voor tien kwam de radioloog binnen, en meteen werd er uitgebreid geëchood. Verdict: het viel allemaal beter mee dan gedacht. Alle gewrichtsbanden waren wel geraakt, maar er was maar eentje gescheurd, en wellicht maar partieel. Ah bon. Oké.

Terug naar de spoedafdeling, waar intussen ook een volwaardig orthopedist rondliep. Die twijfelde tussen gewoon een steunverband en een gips, hmm. Tot ik liet vallen dat ik eigenlijk vaste patiënte ben van Wouter Van den Broecke, en ze meteen die mens opbelden. Hij bleek net in Barcelona te zitten, maar herinnerde zich van daaruit dat ik nog een walker boot liggen had, en dat ik die dus kon dragen. En dat ik best in de loop van de volgende week eens bij hem langsging. Juist ja. Chapeau voor die mens zijn geheugen! De dokter schreef me nog drie keer 600 mg Ibuprofen per dag voor, en dat was dat.

Ik belde naar Bart dat hij me mocht komen ophalen, en dat hij best die laars even van onder het stof ging halen. Nog een chance dat ik het ding nog niet weggegooid had, want ik had al een paar keer op het punt gestaan. Maar ik vond het zonde om zo’n duur ding, dat eigenlijk nog niet versleten was, weg te gooien, en dus lag het al een jaar of zeven in de garage op de chauffageketel stof te vangen.

En eigenlijk was ik gigantisch opgelucht. Met dat ding in plaats van een gips kan ik douchen, rustig slapen, en zelfs autorijden, want je doet het gewoon aan en uit. Autorijden wordt me wel stellig afgeraden, maar die vijf kilometer naar school maken wel een wereld van verschil uit, want ik kan tenminste werken. Nu nog de zwelling en de pijn wegkrijgen…

Ik heb me dus de rest van de dag redelijk koest gehouden: nog geen 3000 stappen.

En intussen speelden de jongens rugby, en genoten ze volop van het prachtige weer.

13131178_963060797140561_8115564201243414241_o