Voor de klas!

Meer dan twee maanden, yup, en een hoop voorbereidingen. Toch wel wat stress ook, deze morgen, dat geef ik toe.

Maar met een glimlach van mijn ene oor tot mijn andere trok ik deze morgen met de fiets richting school. Ik nam zelfs een paar selfies met weggewaaid kapsel op de fiets ^^

En op school zelf moest ik toch een mondmasker aan in de gangen, en zodra de leerlingen op hun plaats zaten en ik vooraan stond, een gezichtsscherm. Dat spreekt nu eenmaal een heel pak makkelijker. De twee tegelijk, zoals op de foto van vandaag, is niet nodig, maar wel fotogeniek :-p

En de les zelf? Awel, ik kan het niet anders zeggen, dat deed gewoon deugd. De opdeling van de leerlingen is wel een beetje vreemd, zijnde een klas van 6 GL-LT met 10 leerlingen, en dan de 6 LWe met 1 leerling. Arme Léon, hij had dus helemaal alleen twee uur les met mij. Maar roostermatig kon het gewoon niet anders, aangezien de ene groep altijd samen les heeft, en Léon voor al zijn andere uren samenzit met de 6 WeMT, die op de uren Latijn dan extra Frans en Engels heeft. Tsja.

Maar het deed echt goed om nog eens gezichten te zien, respons, reacties, en vooral ook dialoog. Je moet eens filosofie geven waarbij de enige antwoorden die waren die ze typten. En deze les was ik al helemaal dankbaar: Parmenides en de paradoxen van Zeno, dat zag ik me al niet doen voor een camera.
Maar bon, het is gelukt, ze hebben het – hopelijk – begrepen. En Léon was al gewaarschuwd door de anderen: “Rombaut gaat gewoon met uwe mind fucken, ge gaat wel zien!” Hij gaf hen trouwens gelijk…

Zo content als een katjen ben ik daarna weer naar huis gefietst, helemaal opgewekt en opgefleurd. En ik kijk al keihard uit naar volgende woensdag…

Uitvaart

Neenee, maak u geen zorgen, nikske begrafenis! De uitvaart waarover ik het heb, is de naam binnen de GO!-scholen voor de 100 dagen. Al een aantal jaar doe ik daar de begeleiding van, al hebben ze me dit jaar eigenlijk niet veel geconsulteerd. Ik heb ze vooral laten doen, en het viel allemaal best mee.

Het thema was “Kinderseries”, maar veel inspiratie had ik niet, en ik ben dan maar gegaan als Roodkapje van de Sprookjesboom. Och ja…

De show zelf was best wel oké. Ik heb al beter gezien, maar zeker ook al veel slechter. En de opkuis was ook vrij snel gedaan, al was er alweer een grote groep die er zeer snel vanonder was gemuisd. Jammer, jammer.

Leuk was wel dat ze me dit jaar voor het eerst gevraagd hebben een speech te houden voor mijn zesdes. Pas op, het is pas de vierde of vijfde keer dat dat gebeurt, ze hebben dat maar een paar jaar geleden ingevoerd. Maar mijn zesdekes wilden dus graag dat ik hen besprak, en dat heb ik dan ook maar gedaan. Met veel inside jokes, natuurlijk.

“Toen ik vorig jaar voor het eerst mijn huidige zesdes in de klas kreeg, zat ik al snel met de handen in het haar. Wat was me dat, zeg?

Een zootje ongeregeld met een grote bek of een kritische blik, en geen flauw idee waar al die grammatica eigenlijk voor moest dienen. En vertalen? Latijn? Zijt ge zot, of wa?

Ik slikte, en nam me voor er het beste van te maken.

Intussen zijn we bijna twee jaar verder, en ik ga telkens weer met een grote glimlach naar mijn kleine klasje. Maar, al  zijn ze met niet zo veel, ze tellen allemaal voor twee.

Neem nu de Grieken. Standaard saaie mensen, wordt wel eens gezegd. Huh, was dat maar waar. Want om te beginnen is er James. Of Gwendolyn. Of nee, toch maar James. Al was ik deze week toch eventjes de kluts kwijt. Wat was het nu? Toen bleek het genderswitchdag te zijn, en dat verklaarde veel. Maar hoe je hem ook noemt, de glimlach, het enthousiasme en de inzet zijn er zo goed als altijd. Gelukkig maar.

Rosalie, dat is een ander paar mouwen. Want als zij slecht gezind is, zal je het merken ook: ze steekt haar gevoelens niet bepaald weg. Haar meningen ook niet, trouwens: je zal steevast weten wat ze over een bepaald onderwerp denkt, en ze trekt zich niks aan van wat een ander daarvan zegt. Chapeau!

En dan is er natuurlijk ook Saurelle: de rustige standvastigheid binnen de woelige Griekjes. Tenzij er per ongeluk een kat binnenwandelt in het lokaal: haar gegil doet zelfs nu nog het haar op mijn armen rechtstaan, en mijn les was meteen om zeep.

Naast de Grieken heb ik ook de infame Latijn-Moderne Talen. Dat infame, dat heb ik vooral van horen zeggen, want ik moet het toegeven, in mijn les zijn het meestal lammetjes, ja, zelfs Edis.

Om te beginnen is er onze Sloveense schone, Lejla. Ik dacht dat dat zo’n braaf verlegen stil meisje was, maar zet haar naast Noussaïba, en zo stil is ze niet meer, zeker als beide dames op de kap van de heren kunnen zitten. Want ja, ook Noussaïba durft al eens haar prachtig gestifte mondje opentrekken tegen haar klasgenoten, zeker als daar een vrouwonvriendelijke opmerking is gekomen. Weet je, Noussaïba? Ik zie de heren hun ogen al op voorhand fonkelen van de voorpret, want ze weten maar al te goed hoe jij zal reageren. Al verschieten ze nog wel eens als jij ze een lap met je pennenzak geeft.

Aan Ramses zal het niet liggen. Die zit doorgaans zeer rustig de rots in de branding van de klas te wezen. Hij zegt niet veel, of het zou een gevatte opmerking in het oor van Nathan moeten zijn. Ik vind het soms jammer dat ik niet kan horen wat je zegt, Ramses, want aan Nathans ingehouden lach te zien, is het er soms gewoon klop op. Wat die lach betreft, de jouwe is intussen legendarisch. Jouw geluidloze manier van schateren is zo ongelofelijk aanstekelijk, dat ik er zelf al de slappe lach van gekregen heb. Héérlijk gewoon!

Milan is dan weer een beetje het tegenovergestelde: zo rustig als Ramses is, zo hyper kan Milan bij momenten zijn. Ik snap het niet, Milan: heb jij op het einde van een schooldag geen stijve nek? Want je zit meer achter je te kijken om toch maar commentaar te kunnen geven tegen je klasgenoten. Of om daarna bij je buur te kijken wat je nu ook weer moest opschrijven, of waar we zitten, of wat er gezegd werd, of waarover het ging, of… Als het maar geen wiskunde is…

Gelukkig is er ook Nathan, samen met Ramses het tegengewicht voor al het verbale geweld van de rest van de klas. Van aan de zijlijn bekijkt hij rustig de wereld, denkt er het zijne van, en geeft af en toe gevatte commentaar. En al eens een correct antwoord, dat ook.

Oeps, heb ik nu per ongeluk Jibbe overgeslagen? Sorry, blondie, ik wilde je niet wakker maken! Al mag het gezegd worden: je Latijnse grammatica heb je bijzonder goed opgefrist, en voor een keer is dat niet sarcastisch bedoeld.

En dan, ja, dan is er nog Edis. De nagel aan mijn doodskist. Gelukkig was ik vroeger een gothic en heb ik het wel voor doodskisten. Edis, je bent blijkbaar een man van vele gezichten. Mijn collega’s kunnen maar niet geloven dat jij in mijn klas een lammetje bent, wanneer je tenminste niet te laat bent, of aan het ruziemaken met Léon. En ik kan dan op mijn beurt bijna niet de halve horrorverhalen geloven over jouw gedrag in combinatie met andere, niet nader genoemde klassen. Ik kijk er al naar uit om jou een extra jaartje in mijn klas te hebben!

En hoe zou ik hem nog kunnen vergeten, de man van de Latijn-Wetenschappen! Oh dèè! Raar maar waar, de klasbepalende factor is bij mij niet Edis, maar wel deze jongeman. Want ik heb nog maar het woord ‘toets’ uitgesproken, en ik krijg al een hele litanie van Léon! “Maar mevrouw!! Nog een toets, of wa? Allez, dat is toch niet meer normaal? Weet gij wel hoeveel toetsen wij hebben? En hoeveel werk? En dan begin ik nog niet eens aan dat boek voor Frans, want allez zeg, dat kan toch niet! Dat wij een boek moeten lezen voor Frans! Stel u voor zeg!” Weet ge, Leon, met uw gewurtel kunt ge een ganse kolonie konijnen voor jàren in leven houden! Aan de andere kant, met een paar verse aardbeien ben je wel stil te krijgen.

Maar…

Ik voelde me oprecht vereerd dat ze mij vroegen om hen hier even door de mangel te halen. Want, hoe je het ook draait of keert, het zijn mijn zesdekes. Mijn zesdes, die misschien wel een stevige mening hebben, maar bij wie ik me telkens weer welkom voel, ongeacht de toetsen. Mijn Latinisten, die trouw elke woensdag taart meebrengen. Mijn lieverds, bij wie ik tot rust kom.

Weet je, in het begin van het vijfde had ik nooit gedacht dat ik dit nog zou zeggen, maar – en ik meen het uit de grond van mijn hart – ik ga jullie missen. Echt waar. En ik hoop dat jullie ons hier op school ook niet snel zullen vergeten.”

 

Laatste lessen

Laatste lessen van een schooljaar, dat blijft toch altijd iets speciaals. Er is natuurlijk de vragenronde en het afwerken van de leerstof, maar ook het afscheid van de leerlingen.

Sommigen stoppen met Latijn, anderen gaan naar een collega volgend jaar, de vijfdes schuiven gewoon door naar het zesde, maar mijn zesdes… Tsja, die ben ik kwijt. En hoe onnozel het ook moge zijn, ik mis hen elk jaar opnieuw. Ik heb ze twee jaar (drie jaar, vroeger) na elkaar in de klas gehad, en ze zijn zo een beetje van mij, mijn Latijnses. Ik heb hen ook altijd zo hard zien evolueren, volwassen zien worden, zien uitgroeien van onzekere pubers tot (bij momenten) zelfzekere, maar vooral zelfbewuste jongvolwassenen. Oh, soms zijn nog zo’n piepkuikens, soms kunnen ze zo volwassen uit de hoek komen, maar bovenal zijn het de mijne. En ik zie hen graag, telkens weer. Ik denk dat ik anders deze job niet zou kunnen blijven doen, moest dat niet het geval zijn.

Ik geef namelijk niet alleen Latijn aan hen, ik probeer hen ook zo veel andere idiote dingen bij te brengen. En vooral dat het allemaal goed komt. Hoe onzeker ze ook mogen zijn, hoe somber het er soms uit ziet, het komt goed. Echt waar. Ik ben daar het levende voorbeeld van. En zij, zij leren me ook telkens weer een beter mens te zijn.

En dus bakte ik deze morgen om acht uur een taart. Want ja, maandag taartdag, ook in deze klas. Ik geef toe, toen ik hen vorig jaar in het vijfde binnen kreeg, waren ze wat awkward, vooral heel stil, en moest ik er soms aan trekken en sleuren om hen tot leven te krijgen. Nu zijn ze nog steeds braaf en rustig, maar er zit echt wel leven in. Heerlijk verbaal weerwerk bij momenten, diep gezucht bij andere, maar altijd wel antwoorden en opmerkingen. Zoals ik het graag heb.

Ik ga ze missen, mijn zesdekes. En dus bakte ik taart, zoals zij dat het hele schooljaar hebben gedaan.

Het ga jullie goed, lieverds!

Zesdekes

Wanneer ik in ’t stad een oudleerling tegenkom, die me vol enthousiasme en met een glinstering in zijn of haar ogen vertelt wat hij/zij nu aan het doen is, dan ben ik telkens weer trots dat ik elk jaar opnieuw zoveel jonge mensen mag zien uitgroeien tot prachtige volwassenen.
Maar ik moet het toegeven: de lichting van dit jaar ga ik toch nog extra missen. Ik vind het doodjammer dat ik ze vier maanden heb moeten afgeven aan een interimaris, want de band met deze groep was toch wel iets aparts.
Mijn zesdekes. Ze gaan toch altijd een beetje van mij blijven.