Bedenkingen over Djerba

* Het land is vuil. Als in: afval overal. Echt. Plastiek flessen, zakjes, autobanden, stukken glas, tegeltjes, en echt overal. Je wil over het strand wandelen? Doe maar sandalen of slippers aan, of je bezeert je voeten. Foto’s nemen is echt moeilijk als je er geen afval op wil hebben. De mensen zijn echt achteloos, ik heb mensen vuil uit hun auto zien gooien.

* Auto’s zijn overal. En brommertjes. Om ter luidst en om ter vervuilendst. Het was het eerste wat we opmerkten toen we van de luchthaven kwamen: de stank van diesel in de lucht. Moest je daar van die luchtkwaliteitsmeters zetten, je weet niet wat je ziet. Blijkbaar bestaat er een technische controle, maar die is zo corrupt als wat, wist iemand me te vertellen. Als je maar genoeg betaalt, ben je erdoor. En die brommertjes rijden ook echt overal, bij voorkeur in het donker zonder lichten en zonder te kijken. Levensgevaarlijk!
Het is trouwens ook niet zo verwonderlijk dat iedereen met de auto rijdt: voor een halve tank diesel betaalde ik 40 dinar, zijnde 12 euro. Serieus, 12 euro!!

* Eten is vrijwel enkel de lokale keuken. Uiteraard zijn er toeristendingen, maar eigenlijk ook vrij weinig: de meeste hotels zijn all-in, en dat merk je. Dus is er couscous en lamsvlees. En lamsvlees met couscous. Lekker, daar niet van, maar een beetje eentonig.

* Ongeveer de helft van de vrouwen draagt een hoofddoek, lang niet iedereen. Heel af en toe hebben we ook een burqa gezien, maar da’s per hoge uitzondering. De gewone hoofddoek is wel een normaal straatbeeld, maar ze gaan je zeker niet anders bekijken omdat je er geen draagt.

* Winkelprijzen voor kleren en eten zijn zowat hetzelfde als hier, toch in de winkels die wij gezien hebben. En de kleren zijn ook zowat hetzelfde als hier. Veel petjes, veel trainingsbroeken, dat wel. En af en toe een djellaba, dat ook.

* Eten in een restaurant is spotgoedkoop. We betaalden gemiddeld 25 euro voor ons zesjes, toch voor een gewone dagschotel of een pizza of zo.

* Het hele eiland is tweetalig: Arabisch en Frans. Alle winkels zijn tweetalig, de verkeersborden, de uitleg. Hier en daar is het eentalig Arabisch, maar da’s niet vaak. Zelfs de scholen hebben ook een Franstalig opschrift, en iedereen leert het blijkbaar van jongsaf.

* De koffie valt er niet te zuipen. Percolatorkoffie van een dag oud? Moet kunnen. Gruis in je koffie? Standaard. In de riadh kon je altijd koffie krijgen, hadden ze gezegd. Ja hoor, als je het niet erg vindt om de koffie van ’s morgens op te warmen in de microgolf. Ugh.

* Grappig: het is 22° en mensen lopen er met een dikke wintervest. Want ha ja, het is februari, toch? En ik daar dan tussen in een topje… Maar als het er in de zomer vlotjes 40° wordt, dan snap ik dat wel.

* Merel had veel bekijks met haar lange blonde haar en haar felblauwe ogen, maar dat zijn we intussen wel een beetje gewoon. En nu Arwen daar nog bij…

* ik denk niet dat ik er “normale” bomen gezien heb, en daarmee bedoel ik loofbomen. Palmen met hopen en kilo’s, en naaldbomen, dat ook, en olijfbomen. En het valt niet eens op, pas achteraf denk ik daar nu aan.

Djerba dag 7: de terugreis

Eigenlijk waren we deze morgen allemaal bijzonder snel klaar: om negen uur zat alles in de valiezen en zaten we aan het ontbijt. Omdat we nog eventjes tijd hadden, gingen we – eindelijk – nog de Fadhlounmoskee bezoeken die precies tegenover onze riadh ligt. Het gebouw is oud, perfect onderhouden, en blijkbaar zelfs UNESCO-werelderfgoed. En wij zouden het niet bezoeken, of wa? Er komen zelfs hele busladingen naartoe.

Daarna namen we afscheid maar hadden we nog wat tijd over, en reden we nog even langs de vuurtoren, want dat is zogezegd een van de sights to see on Djerba. Geen bal aan, geloof me. Enfin, tegen goed elf uur waren we op de luchthaven – onze vlucht vertrekt pas om twee uur, maar we wilden geen risico lopen met al die wilde verhalen over het coronavirus – en ik leverde de auto in. Fijn ding, duur ding, maar zeer, zeer noodzakelijk ding.

En toen… bleek ons vliegtuig drie uur vertraging te hebben, met “vermoedelijk” vertrek rond zes uur. Wat ervoor zou zorgen dat we onmogelijk nog de TGV konden halen en dus gingen moeten overnachten in Parijs. Euh…. We installeerden ons moedeloos in een troosteloos café-achtig ding daar in de vertrekhal en zuchtten. Diep.

Gelukkig heb ik een zeer ondernemende echtgenoot die ging luisteren bij andere maatschappijen daar ter plekke, en die erin slaagde om ons een vlucht te boeken bij een andere maatschappij, vertrek rond drie uur naar Paris Charles De Gaulle, en dus wel alles nog netjes op tijd. Geen idee wat het ons zal kosten, maar het bespaart ons vooral veel kopzorgen.

Bon, vliegtuig dus, totaal niks gemerkt van reisziekte deze keer, ik heb zelfs de landing gezien, we zijn fluks de luchthaven uit gewandeld, een grote taxi genomen – met een beetje file en een fijne chauffeur – en met nog anderhalf uur over in Paris Nord. We wilden er ergens iets eten, maar het was er pokkekoud en we vonden niet meteen iets deftigs, en dus zijn we met onze grote koffers maar gewoon de straat overgestoken naar de Burger King. Dat was eigenlijk gewoon dik in orde. Dan nog een twintig minuten in de kou staan koekeloeren, en dan gelukkig de trein op. Maar waar in het doorrijden, bij het ontbijt, de eerste klasse duidelijk een meerwaarde is, hebben we daar deze keer totaal niks van gemerkt: een gewone treinrit maar wel met iets extra ruimte.

Enfin, in Brussel hebben we dan nog wat staat koekeloeren want die trein had dan wel weer vertraging, maar bon.

Enfin, tegen middernacht waren we thuis en konden we meteen in onze eigen warme bedjes kruipen. Oef!

Maar het was een prachtige reis, ik heb ongelofelijk veel energie, zon, licht en rust getankt. Het was heel erg nodig, Bart heeft dat zeer goed gezien.

Hopelijk blijft het effect wel een beetje, want het worden alweer zeer drukke weken, met klassenraden, infodagen, openschooldag, projecten…

Maar de afgelopen week, dat is er eentje die ik niet meer zal vergeten.

Djerba dag 6: nog veel meer cachen

Onze laatste volledige dag hier in Djerba, en de kinderen wilden het gewoon rustig houden. Ze hebben geluierd, gelezen en zelfs een half uur gezwommen in het koude water van het zwembad.

Maar ik heb geen zittend gat, luieren kan ik thuis ook doen, en er is nog zoveel te zien hier. En vooral: nog zoveel caches te doen. Om half negen zat ik aan het ontbijt, op mijn eentje, en tegen negen uur zat ik in de auto.

Ik reed vanuit Midoun zuidoostelijk naar beneden naar de kust, pikte een cache op, en deed toen de meest bevreemdende en tegelijk de mooiste cache van de 1400 exemplaren die ik al gedaan heb. Nu, de cache op zich was niks speciaals, de omgeving was dat des te meer. Daar in het zuidoosten van het eiland is er een landtong die eigenlijk pure woestijn is. Het is een zandvlakte waar kleine struikjes groeien van amper een 20 centimeter hoog, en dat is alles. Een echte weg is er niet, gelukkig toonden de cacheinstructies waar ik de asfaltbaan moest verlaten, want zelf had ik het niet gezien. Ja, er zijn bandensporen, en dat is het zowat. En daar rij je dan 6 kilometer door, moederziel alleen. Ik mocht het niet gedroomd hebben dat ik daar zou stilgevallen zijn. Aan de andere kant: zelfs daar was er gsm-bereik.

Ondertussen zie je een vreemde blok opdoemen en dichter en dichter komen: de complete ruïne van Borj El Kastil, een vroeger fort ter verdediging. Het ligt volledig in puin, wordt niet onderhouden, en ligt – zoals de rest van Djerba – vol met afval. Maar het geeft wel prachtige zichten, en er waren zowaar mensen aan het vissen.

Helemaal onder de indruk reed ik de zes kilometer terug naar de bewoonde wereld en reed de brug over die naar het vasteland leidt om er halverwege een cache te zoeken, maar helaas. Het kleinood was verdwenen, ofwel zocht ik misschien niet heel erg grondig tussen de stapel vuile luiers die daar uitgekieperd was. Ugh.

Ik reed terug het eiland op en zocht de volgende cache langs een klein aardewegje. Man, ben ik blij dat daar een cache lag, want: zowaar een Romeins graf! Niks aangeduid, geen uitleg, maar gelukkig wel wat uitleg bij de cache-omschrijving. Heerlijk! En heel indrukwekkend om te zien.

Ik reed verder waar ik nog in Guellala even genoot van het uitzicht maar de cache niet vond, en me dan terug richting riad repte om er te eten met de kinderen. Maar na de middag wilden zij nog steeds chillen en had ik nog steeds de noord- en westkant van het eiland niet gedaan. Ik dus weer in de auto, maar naar de noordkust. Eerst pikte ik een cache op in een verlaten kleine moskee en zette ik even een hotel op stelten omdat ik dringend naar het toilet moest.

We hadden er de eerste dag een pracht van een strand gezien, maar met een cache een kilometer verderop. Ik had er toen verschillende auto’s gezien die het strand waren opgereden, en ik dacht: dat kan ik ook. Ik reed tot waar het mulle zand herbegon en ploeterde dan tot aan twee verlaten huizen die daar op het strand staan en die vooral knappe graffiti hebben.

En toen reed ik terug. Dacht ik. Want jawel, ik zat bij het draaien vast in het zand. Goed gedaan, Rombaut. Gelukkig was ik niet de enige op dat strand en sprak ik een familie aan. “Pas de problème, madame!” zei de ene, sprong in mijn auto, startte, probeerde even, en reed gewoon weg. Uh? En ik die redelijk diep zat en al plastiek zakken en al onder mijn wielen had gestoken. Volgens die man was het een kwestie van gewoonte. Euh, zal wel, zeker?

Bon, ik rij dus het hele strand af en wil terug de baan op rijden. Alleen was het me niet helemaal duidelijk waar ik dat precies moest doen, en jawel… mul zand, op twee meter van het asfalt, en opnieuw vast. Ugh. Daar was een redelijk jonge vader met zijn zoontje – knappe vent, overigens – en die sprak nog een paar man extra aan, en samen hebben ze de auto gewoon weer achteruit geduwd, vlot gekregen, en me gezegd dat ik zo’n 50 meter verderop dan de baan op moest. Oef! Lang leve de Djerbezen!

Toch wel een beetje opgelucht reed ik verder, ging nog eens zoeken bij het fort in Houmt Souk waar ik de vorige keer niks had gevonden en nu wel, reed verder langs de kust voorbij de flamingo’s, probeerde een fort te spotten dat blijkbaar eigenlijk een gewoon huis was, zocht vruchteloos naar twee caches op prachtige locaties, en vond uiteindelijk wel de laatste aan een prachtige baai terwijl het avondlicht al gouden werd.

En toen repte ik me dwars over het eiland naar huis om er met het gezin te gaan eten. Een douche later zei Bart dat hij het “beste” restaurant van het eiland had uitgekozen, blijkbaar in een groot casino. Alleen hadden we niet door dat het zo chic ging zijn, of Arwen en ik hadden beiden wel een kleedje aangetrokken.

Enfin, het was traditioneel maar lekker eten, en zowaar een heuse buikdanseres die ons vergastte op een show. Moh!

Meteen wel een mooie afsluiter van onze week.

 

Djerba dag 4: op uitstap

Gisteren was ons gezin nogal lui, en daar wilde ik graag toch iet of wat verandering in brengen. Maar het weerbericht zei dat het vandaag iets meer wind ging zijn, en vrijdag dan wat warmer, zodat we besloten om niet vandaag te gaan zwemmen, maar wel naar de markt in Houmt Souk te gaan, en naar het fort en naar een oude, prachtige synagoge meer in het binnenland. Al is dat “meer” allemaal zeer relatief: het eiland is maar 25 km in doorsnede.

We parkeerden er ons op de parking aan het fort en wilden daar naar binnen gaan, maar we werden zeer enthousiast begroet door een man die van ons hotel was, maar vandaag een vrije dag had en dus geen uniform aan had en ons met plezier de markt wilde tonen. Al een chance dat wij niet in een hotel logeren, maar je moet zijn lef wel bewonderen. We lieten ons op sleeptouw nemen doorheen de grote markt tot bij een specerijenverkoper waar ik wel heb afgeboden, maar eigenlijk nog veel te veel heb betaald. Daarna troonde hij ons mee naar een prachtige binnenplaats met een lederverkoper die ons vrij snel weer buitenstak, en daarna tot bij tapijten. En toen had hij door dat we er niet op uit waren om dingen te kopen en liet hij ons met rust. Maar ik moet zeggen: hij heeft me heel veel uitleg gegeven en we zouden nooit geraakt zijn waar we waren, hartje medina, zonder met hem mee te zijn gegaan. Enfin, we dronken iets op een prachtig terras in de schaduw – het was te warm in de zon – en Merel en Arwen lieten een armbandje graveren met hun naam in het Arabisch. We liepen nog wat rond en gingen toen op zoek naar het Italiaanse restaurant waar ze op internet zo lovend over waren.

Alleen… we hadden sneller nattigheid moeten voelen, namelijk toen we gewoonweg geen kaart kregen. Het bleek een Tunesisch dagschotelrestaurant te zijn, met alweer couscous en schapenvlees, en een flannetje als dessert. Om eerlijk te zijn: er is niet erg veel gegeten door de kinderen…

Enfin, we wandelden terug naar het fort en gingen dat bezoeken: onderhouden, ja, maar niks gerestaureerd, jammer. Maar eigenlijk best wel indrukwekkend, daar op de kust van Houmt Souk.

Toen was het even welletjes, maar ik wilde toch nog zeer graag tot in Erriadh omdat daar een oude, prachtige synagoge is gelegen. We hadden voor de zekerheid onze paspoorten bij, want soms is de controle er streng. De paspoorten hebben ze niet gevraagd, wel moesten we door een metaaldetector en onze spullen door een röntgenband. Hmmm.

In de tempel zelf keken we onze ogen uit, en moesten de heren een keppeltje dragen en de dames een sjaal, uit respect. Best wel grappig, ja. De huidige tempel is nog niet zo oud, maar de locatie zelf zou al een tempel hebben gehad van 500 AC, gesticht door koning Solomon.

Maar toen, toen was het ook echt welletjes. We reden huiswaarts, puften wat uit, en gingen toen gewoon weer pizza eten in de mall. Kwestie van daar allemaal gewoon zin in te hebben.

Enfin, een gevulde dag. Fijn!

 

Djerba dag 3: geocaching

Het werd een rustige voormiddag voor iedereen, met lang slapen en zo. Deze keer was het overal warm, en heeft iedereen ook goed geslapen. Overdag wordt het hier inderdaad wel meer dan 20°, maar de kou zit binnen en is niet te verdrijven. ’s Avonds zitten we hier met een pull aan en een vuurtje: buiten koelt het af tot een graad of 12, maar binnen is het voorlopig niet echt warm te krijgen.

Bart en ik gingen nog even tot aan de supermarkt, we aten, en ik sprong in de auto om te gaan geocachen. Er liggen er in totaal 20 op het eiland en ik zou ze graag alle twintig proberen. Gisteren hebben we er al twee gezocht: eentje gevonden, de andere was verdwenen. Tsja, dat heb je met vakantiecaches: die kunnen niet onderhouden worden. En ik heb niet de indruk dat er veel Djerbese cachers zijn. Soit, vandaag dus op mijn eentje de auto in om wat rond te rijden. Ik reed naar de kust en daarna naar Taguermess, om dan naar het strand daar achter te rijden. Blijkbaar is dit niet echt toeristisch maar wel voor locals, want geen grote hotels, met moeite een restaurantje dat momenteel gesloten is, maar wel een prachtige, pràchtige zee. En wat ik eerst dat dat gedumpt zagemeel of zo was, blijkt verdroogd zeewier te zijn.

Ik denk dat ik morgen de kinderen naar hier meeneem: het water was echt niet koud. Ik kan niet zeggen dat het warm was, maar eigenlijk best nog wel te doen, en zeker warmer dan het zwembad.  En ook verbazingwekkend weinig afval. Want dat is hier een mega probleem: overal waar je kijkt, ligt afval. Plastiek zakjes, flessen, bekertjes, rommel… Het is echt vies en vuil, en niemand kijkt ervan op. Ik vermoed dat enkel de stranden van de grote hotels opgeruimd zijn, maar voor de rest? Ugh…

Ik keerde een eindje terug en reed langs het meest oostelijke punt van het eiland verder naar beneden, voorbij een lagune en een watertoren. Volgens de beschrijving zat de cache op zo’n 6 meter hoog, het wankele laddertje op, maar daar was niks te vinden. De cache lag uiteindelijk netjes onder een steen naast het laddertje.

Nog wat verderop loste ik een kleine multi op die me naar een klein haventje bracht. De cache zelf heb ik niet gevonden, daarvoor lag er veel te veel afval om tussen te zoeken, maar ik ben wel het zandweggetje wat verder ingeslagen. Ik was trouwens diep onder de indruk van een paar jongens van een jaar of 16, die in jeans en zonder zadel of stijgbeugels een paardenrace hielden op het strand. De vreugde én het rijplezier straalden ervan af.

En toen reed ik naar huis, want ik had beloofd om tegen half zes thuis te zijn, zodat we samen ergens iets konden gaan eten.
De dame van de riad had ons aangeraden om naar Houmt Souk te rijden, naar de marina. We zagen een hoop mensen lopen, maar blijkbaar zijn we niet ver genoeg gereden: het plezierhaventje lag nog net iets verder. We wandelden wat rond en Bart zocht even op Tripadvisor en vond er een heel traditioneel restaurant in de binnenstad. Wij daarnaar toe. Stemmig, inderdaad, maar vrijwel enkel couscous en lamsvlees op de kaart, en laat Arwen dat nu net niet eten. En ja, het was eigenlijk ook wel redelijk pikant, al vond die mens zelf absoluut van niet.

Maar bon, ook dat moeten we toch eens gedaan hebben hier in Tunesië, toch?

Djerba dag 2: zon en zee

Wakker worden met de zon die door de luiken piept, ik heb dat ongelofelijk hard gemist. Vanuit mijn bed zag het er zo uit:

En toen ik mezelf half uit bed had gehesen, werd het dit:

En dat is precies waar ik gigantisch veel nood aan had: licht. En zon. En zonlicht. Gewoon weg uit dat donkere grijze, serieus.

Alleen… kan ik heel moeilijk tegen dat licht zonder koppijn te krijgen, en had ik blijkbaar een leeg zonnebrilhoesje in mijn koffer gegooid. Serieus zeg… Ik ben dan maar met Bart naar de optiekzaak in het winkelcentrum gereden en heb er de “goedkoopste” bril gekocht die ik over mijn gewone bril kon zetten. 80 euro, alsjeblief. Ugh. Oh, en we hebben inkopen gedaan om gewoon ’s middags brood te eten in onze woonkamer. We hebben een grote ijskast, dus dat zit wel snor.

Merel en Kobe hadden niet zo goed geslapen: het was echt koud in hun kamer want ze hadden de verwarming niet aan gekregen, en door het enkel glas konden ze ook voortdurend het geraas van de auto’s horen. En dan was er om half zes de muedzzin van de moskee aan de overkant die ons wakker had gemaakt…. Maar de onderhoudsdame van de riad – de eigenares zal er pas woensdag terug zijn – zorgde voor een extra vuurtje op gas, toonde ons hoe de verwarming in hun kamer werkte, en het geluid, tsja… Dat zal wennen worden, vrees ik.

Maar er was zon en een zwembad, zij het ijskoud. Ik geef toe: in de zon was het gewoon te warm en we zijn allemaal in de schaduw gaan zitten. En de kinderen zijn allemaal zo’n seconde of vijf in het water geweest: dan konden ze tenminste zeggen dat ze in februari gezwommen hebben ^^

En tegen vier uur reden we richting kust waar de grote hotels staan om er toch even de zee te zien. We dachten dat we daar wel ergens een terrasje en een restaurantje zouden vinden, maar nee hoor. Wel zagen we een dolfijn zwemmen, nadat een local ons daar op had gewezen. Zo zalig!

Soit, we zijn dan effectief maar tot in Midoun gereden, waar Bart een restaurant had gevonden via Tripadvisor. Het zou open gaan om zes uur, maar toen was er niemand te bespeuren. Pas toen we al eventjes stonden te wachten, kwam er iemand aangelopen, en die ging dan de gastvrouwe halen, een Française. Het was wel lekker, maar lekker als op het niveau van een doodgewone bistro hier, niks speciaals.

En toen was het bedjestijd, want Kobe had eigenlijk al de hele dag een beetje koorts en een vuile hoest. En Wolf was een echte snotling. Zieke kinderen op reis, net wat we nodig hadden. Hopelijk wordt het niet erger!