Parijs, dag een

De kinderen mogen, wanneer ze van het lager naar het middelbaar gaan, een citytrip kiezen naar een Europese stad naar keuze, met de ouder naar keuze.

In 2016 koos Wolf voor een weekendje Londen met zijn papa. In Kobes vakantie destijds kregen we het niet ingepland, en toen kwam corona. Tsja. Maar donderdag vertrekt hij met Bart voor drie dagen naar Keulen. Ja, mijn wenkbrauwen gingen ook de hoogte in, toen hij dat aankondigde, maar zodra hij eraan toevoegde dat het dan GameCon was, de grootste gaming beurs van Europa, klonk het net iets logischer.

Merel, mijn meisje zijnde, koos resoluut voor Parijs met mij. Een girls’ trip naar de meest bejubelde, meest romantische, meest tot de verbeelding sprekende stad? Ja hoor. Ze had al op voorhand uitgedacht wat ze allemaal wilde zien, maar liefst geen musea. Van mij niet gelaten, het was haar trip, zij bepaalde. En ja, ze was er helemaal klaar voor!

Onze trein naar Brussel ging om 9.55 uur, zodat we de taxi gevraagd hadden om 9.30 uur. Zelf reken ik een kwartiertje om naar het station te rijden, meer dan tijd genoeg, dachten we. Dat was echter buiten Guido gerekend: hij stond hier wel om 9.25 uur, maar had toen het lumineuze idee om dwars, maar dan ook dwars door ’t stad te rijden. Als in: Wiedauwkaai – even aanschuiven – en dan – oei, juist, de Opgeëistenlaan is onderbroken, wacht! – langs de Gasmeterlaan, over Wondelgembrug, door de Wondelgemstraat, via de Begijnhoflaan langs de Nieuwewandeling, toch de kleine ring op (die hij al veel eerder en vlotter had kunnen bereiken) – “maar Guido toch, ze zijn hier ook aan ’t werken, ge zijt een kalf, hoe kunt ge nu zo verkeerd rijden, maar vent toch” de arme man zat te vloeken en tikte de meter af op 20 euro – de Groot-Brittanniëlaan in, om uiteindelijk zich om 9.52 uur op het stationsplein zelf te schieten. De trein reed net het station binnen, we hebben ons gerept naar perron 9 – ge zult niet anders zien – en haalden gelukkig nog net de trein. Oef.

Gelukkig was dit geen voorteken voor de rest van de reis: de overstap in Brussel-Zuid op de TGV verliep zeer vlot en aan een snelheid van 300 km/uur zoefden we naar de lichtstad.

En toen was het een dikke twintig minuten met ons rolkoffertjes door de straten van Parijs naar onze AirBNB. Ik had wel even zitten kijken en toen iets gekozen dat best meeviel van prijs, niet ver van het station was, in een rustige buurt, en dat er vooral meer dan deftig uitzag. Man, zijn wij met ons gat in de boter gevallen zeg! Met stijl ingericht, kraaknet, deftige keuken en vooral een überpropere badkamer met een geweldige douche (als in: megaproper, nieuw, heet en veel waterdruk). En dan de ligging: niet gewoon in de quartier Montmartre, maar in een autovrij straatje in een afgesloten beluik met een fantastische binnentuin.

Alleen de traphal viel gigantisch tegen en deed ons de schrik om het hart slaan: niet afgewerkt, blote elektriciteitskabels, een oude gammele trap… Maar de kamer zelf: un bijou!

We luisterden naar de uitleg van de gastvrouwe, installeerden ons en trokken toen richting Montmartre, uitgehongerd. Ha ja, het was al bij tweeën, we waren vroeg op en Merel wordt gigantisch hangry… En die kan dan ook zo enorm gelukzalig kijken zodra ze eten voor haar neus krijgt.

Op de Place d’Anvers – of all places – placeerden we ons op een terras met een wreed wijze dienster en een haalbare lunch. Het eten is niet speciaal duur hier in Parijs, maar je betaalt stevig voor je drank: een cola is al gauw vijf euro, een koffie ook. Gelukkig krijg je ook altijd een karaf kraantjeswater voor niks.

Enfin, een beetje moe maar gelukkig weldoorvoed trokken we verder richting de Sacré Coeur. Man, wat een volk! Maar wij moeten niet spreken want we liepen er per slot van rekening ook tussen.

We namen puur voor de lol de funiculaire naar boven, liepen rond, genoten van het uitzicht, losten een reeks geocaches op, vingen een eerste glimp van de Eiffeltoren op en namen uiteraard ook een selfie, zoals u in de foto van de dag kon zien.

Omdat we ’s middags zo laat hadden gegeten en eigenlijk allebei behoorlijk moe waren, besloten we om gewoon een baguette te kopen en even langs de Carrefour te gaan voor brie, salami, boter, melk en wat druiven. Zoals gezegd: Merel strààlt gewoon als ge die eten geeft…

En toen, toen installeerden we ons samen op ons bed en keken naar ‘De klokkenluider van de Notre Dame’, want die had Merel zowaar nog niet gezien.

Die Notre Dame, dat zal voor morgen zijn, want nu is ons pijp gewoonweg uit.

Sorrento: naar huis

Goh, heel veel valt er over vandaag niet te zeggen, behalve dat ik graag acht uur had doorgespoeld. Nee, het effectieve reizen zal nooit aan mij besteed zijn, vrees ik.

Om half acht op, om kwart over acht aan het ontbijt, om negen uur opgepikt door de zeer propere, zeer efficiënte en ook wel zeer dure taxi, om kwart over tien op de luchthaven – we hadden, na die file van gisteren, echt geen risico genomen – om half elf met Wolf vaststellen dat een cache in de buurt van de luchthaven verdwenen was, om kwart voor elf beginnen aanschuiven voor de checkin, om kwart na elf daar eindelijk door zijn, om half twaalf de douane, om kwart voor twaalf toch eens kijken voor een kleinigheid voor de kinderen om te eten, om tien over twaalf aan de gate, om half een op het vliegtuig, en dan…

vertraging. We moesten vertrekken om 12.40 uur, het werd tien over een. En dan twee uur en twintig minuten vliegen, waarbij ik niet echt misselijk ben geworden, maar waarbij mijn rug wel is beginnen pijn doen, voor het eerst deze vakantie. Het waren precies andere en slechtere stoelen dan in het doorgaan, wat Wolf ook bevestigde.

Rond half vier geland, rond vier uur onze bagage, tien over vier de taxi in, vijf uur thuis.

Oef.

En dan de kat geknuffeld en even plat gelegen en een eerste was ingestoken, terwijl Bart boodschappen deed en de kinderen alles uitleegden. Die bergen was, dat blijft toch wel wat.

Maar we zijn veilig, zonder kleerscheuren, zonder enig probleem thuis geraakt, met onze bagage en met stapels herinneringen.

Heel het gezin heeft het beaamd: het was een mooie, mooie vakantie.

Rhodos dag 3: de middeleeuwse stad

Slapen tot acht uur, ontbijten, en zalig niksen. Zo zou je de ochtend alweer kunnen samenvatten. Met op de foto even de collectie noten en gedroogd fruit, en de koekjes en cakes, kwestie van een idee te geven.

Daarna gingen de kinderen naar de kamer, en gingen Bart en ik een dooie zwaan wisselen voor een levend exemplaar – ze was al slap aan het vallen van in het begin – en intussen ook even een Pokémon GO! raid uitvoeren. Wel handig, zo’n gym aan je hotel. Toen we terug kwamen, zat Wolf blijkbaar in de échte gym – zijn kinesisten hadden hem dat sterk aangeraden – en zaten de twee kleintjes alweer in het zwembad. Allez gij.

We niksten tot het middageten, waaronder een spelletje UNO, hielden het allemaal op een lichte maaltijd zonder dessert – na drie dagen ben je al overvoed hier – rustten nog even op de kamer, en maakten ons rond half drie klaar voor een tochtje.

Hier vlak aan het hotel is een taxistandplaats, en twintig minuten later stonden we aan de rand van het ommuurde, middeleeuwse stuk van Rhodos stad, vlak bij het Archeologisch museum. Wolf kaapte mijn fototoestel, we liepen de stad in, en kwamen wel degelijk in het Μουσειο Αρχαιολογικο Ροδου. Op het eerste zicht leek dat enkel een ommuurde binnenplaats. Maar toen gingen we verder op onderzoek, kwamen bij talloze kamers met vazen en beeldjes, en verzeilden uiteindelijk in een prachtige, prachtige tuin…

Op het einde van de tuin lag trouwens een 16de-eeuws buitenverblijf in Ottomaanse stijl…

Daarna liepen we door de inderdaad prachtige Ridderstraat – is hier niet iets van Game of Thrones opgenomen? – naar het Paleis van de Grootmeester, maar eerst zochten we toch nog een terrasje om even te bekomen. Het is er warm, zelfs de Grieken zeggen het.

Aangezien we nu toch al tickets hadden voor dat paleis, zijn we ook daar even binnengewandeld. Hier dezelfde indruk: op het eerste zicht enkel een binnenplaats, en dan kan je toch ergens binnenwandelen en ben je vertrokken voor een kwartier wandelen, op zijn minst.

We kochten nog een ijsje, en Wolf gaf aan dat het welletjes was voor zijn rug. We besloten dan maar terug te keren richting straten en verkeer, buiten de middeleeuwse muren dus, en ik dacht dat ik een ideaal pad had gevonden, via een geocache dan nog wel. Alleen bleek er zo’n 8 meter hoogteverschil te zijn tussen de slotgracht waarin wij liepen, en de brug die ik in gedachten had :-p

Maar ik begrijp nu wel volledig waarom middeleeuws Rhodos Unesco Werelderfgoed is. Prachtig!

We kwamen uit aan een taxistandplaats, ik ging met Kobe nog snel een leren riem zoeken omdat zijn broek afzakte, en we reden huiswaarts. Daar waren we iets over zessen, nog net tijd genoeg om snel even een plonsje te maken, te douchen, deftig aan te kleden, en iets over zeven in het deftige restaurant alhier te zitten. Geen buffet voor ons vanavond, wel een chique maaltijd, zoals Merel het noemde. En dat op een terras met zicht op zee…

En de kinderen, wel, die genoten, en wij ook. We maakten nog even een wandeling door het feeëriek verlichte domein, zodat ook Merel dat eens had gezien in het donker, en staken de kleintjes tegen kwart voor tien in bed. Wolf en ik gingen nog even iets drinken hier in de bar, maar waaiden bijna weg. Mooi, dat wel.