Pijngrens

Ik heb zo stilaan het vermoeden dat er iets ‘mis’ is met mijn pijngrens.

Pijn is eigenlijk gewoon een verdedigingsmechanisme van het lichaam: een pijnprikkel is een waarschuwing dat er iets mis aan het lopen is, dat je een bepaald lichaamsdeel moet ontzien, of dat je dringend ergens aandacht aan moet besteden.

Sommige pijn is absoluut oncontroleerbaar, zoals zware hoofdpijn of tandpijn, en de meeste zenuwpijnen. Andere soorten pijn kan ik eigenlijk wat makkelijker uitschakelen of opzij duwen, zoals bv. een vinger die tussen de deur heeft gezeten: ja ik weet dat dat niet oké is, ik heb de waarschuwing gehad, ik zal voorzichtiger zijn.

Maar ik ben er intussen ook redelijk zeker van dat een pijngrens kan opschuiven. Een bevalling is een bijzonder pijnlijk iets, maar gelukkig ook iets van korte duur.

Mijn rug, dat is wat anders. Toen het net gebeurd was, heb ik liggen roepen van de pijn, dat is tot hiertoe nog met niks anders te vergelijken, ook niet met die bevallingen of gelijk welke operatie die ik al gehad heb. Sindsdien leef ik dagelijks met die pijn. Soms heviger, soms minder, bij momenten ook totaal afwezig, maar ik heb nog nooit 24 uur zonder pijn gehad. Tsja.

Toen ik onlangs bij de orthopedist zat met dat hielspoor, duwde hij eventjes langs alle kanten op die voet en verklaarde dat het nog absoluut niet erg kon zijn, want dat ik bij een acute ontsteking wel aan het plafond zou hangen van de pijn. Quod non. En ja, het was een zware acute ontsteking, maar ik kan die pijn gelukkig relatief goed onderdrukken. Hij moest dan ook schoorvoetend toegeven, toen hij de resultaten van de echo zag, dat hij ongelijk had, waarop ik niks anders kon dan rologen. Ja het deed pijn, nee dat is niet bij iedereen hetzelfde.

Maar het is me onlangs ook nog eens opgevallen. Ik had me namelijk verbrand aan mijn onderarm en ik had het ook meteen onder koud water gehouden. Maar ne mens moet verder koken en ik had er eigenlijk geen acht meer op geslagen. Tot ik later zag dat het niet alleen verbrand was, maar dat er ook echt wel een blaasje op stond. Een tweedegraadsbrandwonde dus, eentje die behoorlijk veel pijn had moeten doen. Niet dus. Ik moet toegeven dat ik niks voelde en dat ik er maar weer aan dacht omdat ik met het blaasje ergens was aan blijven haperen.

Vreemd.

Ik wou dat ik alle pijn kon uitschakelen, maar aan de andere kant: dat zou gevaarlijk zijn. Ik weiger bv. ook pijnstillers te nemen voor mijn rug: de pijn is net een teken dat ik moet gaan liggen, dat ik de druk moet wegnemen, en met een pijnstiller zou ik er los over gaan en achteraf nog meer problemen krijgen.

Pijn. Een raar beestje, zeg ik u.

Auw.

Lesgeven vandaag, dan met Kobe even tot bij mijn pa in het ziekenhuis en dan boodschappen doen staat vandaag blijkbaar gelijk aan plots misselijk worden van de pijn.
De rug vindt dat hij het recht heeft om wraak te nemen voor de esbattementen van dit weekend, heb ik de indruk.

Gelukkig doen mijn benen het wel nog en moet ik mijn krukken of stok niet boven halen, dat is het niet. Maar het zweet loopt me af en ik heb het moeilijk om me te concentreren. En ik weiger om pijnstillers te nemen want dan ga ik er gelijk los over.

Nope.

Ik ben blij dat ik nog de bewegingsvrijheid heb om te dansen zoals dit weekend – een millimeter verder en ik was verlamd – maar dat moeten boeten voor elk pleziertje, nee, dat is het toch niet.

Bah humbug.

Blah…

Ik moet het de mensen van het onthaal en de opnamedienst van het Zeepreventorium nageven: ze zijn daar ongelofelijk vriendelijk, geduldig en meelevend. Chapeau.

Ik heb de afgelopen dagen namelijk nogal wat met hen aan telefoon gehangen. Toen twee weken geleden dr. Van der Looven dinsdagavond besliste om naar het Zeepreventorium door te verwijzen, kregen we prompt op woensdagvoormiddag al een telefoon, werden de papieren doorgemaild, en hadden ze alles al meteen per post opgestuurd ook. Ik vulde alles in, stuurde terug, en wist dat het nu wachten was op de papieren van het UZ. Zodra ze alles binnen hadden, zouden ze me contacteren voor een intake gesprek: een rondleiding en uitleg over het concept door een maatschappelijk werker, en een gesprek met de dokter ginder, om te kijken of Wolf ook echt iets voor hen is. Daar ben ik redelijk gerust in, maar bon.

Ik belde de vrijdag nog even om te luisteren hoe ver ze zaten, of ze mijn papieren deftig hadden gekregen, en of ze al iets wisten van de dokter. Die had nog niks doorgestuurd, maar dat kwam wel. Op dinsdag, een week na de consultatie, was er nog steeds niks. Ik belde even naar het UZ om te vragen of zij van iets wisten, en was daar bijna mijn neus kwijt. De secretaresse snauwde me toe dat ze normaal gezien met vier waren, maar dat er drie ziek waren, en dat ze maar één paar handen had, en dat het dus ongelofelijk druk was. Ik verzekerde haar dat ik haar nergens van beschuldigde, maar dat ik gewoon wilde weten waar het strop zat: dat de ene niet zat te wachten op papieren van de ander, terwijl die dan dacht dat alles in orde was, dat soort dingen. Enfin, blijkbaar had Van der Looven pas de avond voordien het verslag in orde gezet, en konden ze dat nu pas doorsturen, maar dit ging zeker snel gebeuren. Allez hup.

Op donderdag belde ik nog eens naar het Zeepreventorium, want ik had nog steeds niks gehoord. Blijkbaar hadden ze inderdaad op dinsdag het verslag gekregen, maar waren ze nog steeds op een bepaald papier aan het wachten, de achterkant van mijn papieren die door de dokter moeten ingevuld worden. Toen de dame voorstelde dat ik nog eens contact zou opnemen met het UZ, maar ik vertelde dat ik bang was deze keer helemaal mijn neus kwijt te zijn, bood ze meteen zelf aan om te bellen. Een half uur later belde ze me al terug: dat het benodigde papier klaar lag, maar dat Van der Looven daar blijkbaar nog een extra verslag aan wilde toevoegen. Juist.

Gisteren belde ik nog eens: ze hadden het papier nog steeds niet gekregen, maar de dame stelde voor om toch al een intakegesprek aan te vragen: via een mailtje ging ze aan de maatschappelijk werker vragen of ze toch al niet, gezien het verslag en zo, zo’n gesprek kon organiseren, zodat we tenminste verder kunnen. Vandaag kreeg ik van hen inderdaad een telefoontje: de maatschappelijk werker ging daarmee akkoord, en stelde een gesprek voor op 6 april. Ik verslikte me bijna: nog drie weken?? Tsja, wisten ze me te vertellen, de agenda van de dokter ginder zat stampvol, en ze wilde toch echt tijd maken voor ons. En daarbij, er waren op dit moment toch geen bedden vrij, zodat Wolf sowieso zou moeten wachten. En nee, ze konden me niet zeggen hoe lang die wachtlijst was…

Zucht…

Ik ben ervan overtuigd dat, zodra de dokter Wolf gezien heeft en merkt hoe veel pijn hij heeft, ze er toch meer spoed zou achter proberen zetten. Intussen ploeteren we hier voort, en bijt Wolf op zijn tandvlees. Toetsen en taken moet hij intussen niet meer maken, zodat hij na school gewoon kan gaan liggen. Dat scheelt al, maar toch zijn alle dokters er behoorlijk over verbaasd dat Wolf nog steeds naar school gaat. Beetje koppig, zeker? Maar geloof me, het is een beetje met de moed der wanhoop intussen…

Spondylolisthesis

Ik geef het toe, ik begon het zeer vreemd te vinden dat ik intussen al meer dan 24 uur in het ziekenhuis was, volop pijnstilling en dergelijke kreeg, zonder een dokter gezien te hebben.

De verpleging viel de helft van de tijd ook uit de lucht: ik lig blijkbaar op de gang van de geriatrie, waar ze heupen vervangen en dus liefst binnen de dag de mensen aan het wandelen krijgen. Dat leidde tot (ongeveer) volgende conversatie met de verpleging in de loop van de voormiddag – let wel, ik had me nog quasi geen vin verroerd, had al liggend gegeten (waarbij ze mijn vlees voor mij hebben gesneden):

“Moh, mevrouw, u kan zich niet zelf wassen? Allez, u kan toch op zijn minst gaan zitten! Nee? Echt niet?”

De jonge verpleegster verdween, om tien minuten later met versterking terug te keren, zijnde drie dames. Een van hen, op een strenge, vermanende toon:  “Mevrouw, wat dacht u van een douche? Ik vind dat uit uw bed moet komen en tenminste de moeite moet doen om te proberen, wat is dat nu!”

Ik ben schamper in de lach geschoten. “Mevrouw, ik kan niet staan, ik kan niet zitten, ik kan me met moeite draaien en zit onder de pijnstillers! Ik zou dolgraag een douche nemen, maar dat gaat niet!”

Met verwijtende stem: “U zat vanmorgen toch in uw zetel?”

“Uh?? Nee, u zal mijn man gezien hebben.”

Vol ongeloof: “Uw man???” Blijkbaar is er geen bezoekuur in de voormiddag en laten ze meestal geen mensen binnen. Ze vonden dit bijzonder ongeloofwaardig dus, maar zuchtend hebben ze me dan maar zo gewassen, dik tegen hun zin. En ik kon dus nog steeds niet uitleggen wat er precies scheelde, want ik had nog steeds geen dokter gezien.

Wat later is de hoofdverpleegster langsgekomen met een halfslachtige verontschuldiging, want ik had intussen mijn beklag gedaan over hun houding. Ik ben trouwens prompt beginnen huilen in het gesprek met die hoofdverpleegster: ik zou me echt dólgraag zelf kunnen wassen, maar ik kan geen kanten uit.

Rond een uur of vier kwam de dokter dan toch nog af, en bleek hij gisterenavond nog aan mijn bed gestaan te hebben, maar ik sliep blijkbaar zodanig diep, dat hij me niet wilde wakker maken.

De scans wezen inderdaad op twee gedegenereerde discussen, maar vooral op spondylolisthesis. Blijkbaar is mijn onderste lendenwervel naar voor geschoven ten opzichte van mijn heiligbeen, en zorgde dat voor de helse pijnen. Voorlopig moet ik nu vooral rusten, onder pijnstilling, en heel gecontroleerd zachtjes weer in beweging komen. De dokter vertelde me dat 50% van de patiënten daarmee leert leven, en dat de andere helft uiteindelijk kiest voor een operatie om de wervels vast te zetten, omdat ze het niet leefbaar vinden.

Ik weet dus nog niet of dit terug goed komt, en ik ben doodsbang voor die pijn, ik geef dat eerlijk toe. Daarstraks ben ik met de kinesiste – en mijn vertrouwde stok – tot aan het toilet geraakt en terug. Ik voel me minstens honderd…

Gelukkig zijn er ook bezoekjes: Bart was deze morgen nog wat spullen komen brengen, en deze middag stond plotseling David (Konijn) hier. Ik had hem al in geen tijden gezien, en ik vond het zalig. Minstens even zalig was het bezoekje van Nathalie, een van mijn beste vriendinnen uit het middelbaar. Ook bij haar was het vreselijk lang geleden dat we elkaar gezien hadden, maar eigenlijk maakt dat niet zoveel uit. Ook zij had via Facebook gelezen dat ik in het ziekenhuis lag, en ze was dus even langsgekomen.

Tsja.

Hier lig ik dan. Nog wel eventjes, heb ik de indruk.

Een geest die de wereld aankan, en een lijf dat u ongenadig in de steek laat.

Oud worden, zeker?

Yup, ’t is weer van dat: de examens zijn begonnen, de stress van de voorbije weken is even gaan liggen, en het lijf doet lastig. Lastig als in: ik pak wel een Dafalgan. Wie mij kent, weet dat ik niet geloof in pijnstillers, dus dat wil wel wat zeggen.

Maar nu heb ik een bijzonder gemene koppijn, doen mijn sinussen lastig, speelt de artrose in de voet op, en heb ik een zeurderige pijn in de onderrug (zoals wel vaker, lumbago en al).

Meh.

Dafalgan it is. Maar let it be known: met flinke tegenzin.

Auw.

Ik weet niet wat ik gedaan heb, maar terwijl ik Barts haar aan het scheren was, heb ik blijkbaar een verkeerde beweging gemaakt: mijn rechterschouder zit geblokkeerd, de monnikskapsspier staat keihard, en man, dat doet zeer! Ik kan met moeite mijn arm opheffen, en zelfs een kop koffie is te zwaar. Meh.

Kersenpitjes, Voltaren, en desnoods een pijnstiller straks. Serieus, maat, ik heb wel nog vanalles te doen, he, zo vlak voor het begin van het schooljaar!

En eigenlijk had ik deze namiddag naar Aubéchies gewild, naar de Archéosite, waar ze dit weekend grote feesten houden en al. Stond al maanden op de kalender, en ik keek er echt naar uit, en de jongens ook. Stomme schouder!

Auw.

De elleboog is nog steeds niet beter, wel integendeel. De kuur die de huisarts voorschreef, hielp niet bijzonder veel. De brace doet wel iets, maar veel te weinig.

En dus werd het de orthopedist vandaag. Die eerst zeer verwonderd (en, mag ik wel zeggen, bijzonder goedkeurend) naar mij keek, en zei dat ik een ander mens was. Mijn stem en mijn manier van doen, ja, daaraan herkende hij me, maar verder had hij niet gezien dat ik het was. En nochtans heeft die mens me al ettelijke keren gezien, en zelfs ettelijke keren geopereerd. Maar dit dus terzijde.

Hij bekeek de arm, duwde op strategische plaatsen, en concludeerde dat ik het wel erg ver had laten komen, en dat enkel de paardemiddelen nog gingen helpen. Met name, een stevige cortisonespuit. Juist ja.

Ik geef het u op een briefje: cortisonespuiten zijn pijnlijk. Temeer omdat ze altijd op van die zwaar ontstoken plaatsen worden gespoten. En doorgaans is de hoeveelheid vloeistof ook nog niet weinig. Bij veel cortisonespuiten zit er dan nog een verdovend middel in, zodat de pijn wegebt. Ik kreeg een waarschuwing: dit was er eentje zonder verdoving. Een grote. Of ik alsjeblief niet wilde wegtrekken.

Wel, ik heb hard op mijn tanden moeten bijten. En achteraf was ik gewoon misselijk van de pijn. Pijnniveau van toch wel een stevige wee, zoiets. Ik kreeg de raad om zo snel mogelijk naar huis te gaan, ijs op de elleboog te leggen, en een serieuze pijnstiller te slikken.

Ik hoop maar dat het helpt, dat paardemiddel. Want het heeft er verdomd genoeg zeer voor gedaan!

Elleboog

Mijn elleboog is het weer aan het opgeven. Dat lijf van mij, daar is dus echt niet veel meer goed aan. Of zoals Bart zegt: “Er zijn kosten aan.”

Mijn tenniselleboog is er weer: een peesontsteking die begint aan de elleboog, en die dan verder uitstraalt naar de rest van mijn arm, van pols tot schouder.

Het was er al een tijdje, maar ik dacht dat het met een weekje vakantie, en dus geen computer en andere repetitieve bewegingen of belasting, wel zou beteren. Niet echt dus. Hmpf. Ik ben vandaag dan maar begonnen met Diclofenac, wat de orthopedist me de vorige keer ook al had voorgeschreven, en de Kinegel als zalf. Ik hoop maar dat het snel betert, want ik kan geen druk uitoefenen met mijn duim en wijsvinger. Zelfs de was ophangen doet pijn :-p

Enfin ja. This too shall pass.