Lezing: “Milia multa basiorum: het Griekse en Latijnse zoengedicht” door Tom Ingelbrecht

Zoals ik al eerder zei, durf ik al eens een lezing van het NKV bijwonen. Ik maak daar ook een verslagje van, maar de directie heeft dat nu ook in een echt sjabloon – lees: keurslijf – gedwongen en dat ga ik dus niet doen voor een lezing waarvoor ik zelf betaal en die ik buiten de schooluren volg. Soit, ik wil het wel bijhouden voor mezelf natuurlijk.

Tom Ingelbrecht – die zelfs ooit nog stage bij mij liep, als ik me niet vergis – is een bevlogen leerkracht Latijn met een verregaande passie voor vertalen, en dan vooral de latere zoengedichten van bijvoorbeeld Janus Secundus en andere neolatijnse dichters.

Aangezien ik al sinds het begin van mijn carrière enkele zoengedichten van Catullus lees, maar ook al sinds dan de link leg naar een Janus Secundus en een Sanazarro in het Nachleben, ben ik ook nu nog volledig in orde met de leerplanvereisten van diachronie, ofte het Latijn doorheen de eeuwen en niet alleen in de oudheid.

Tom wist een prachtige staalkaart te brengen: eerst enkele Griekse zoengedichten – die ik aan mij moet laten voorbijgaan wegens geen Grieks in hogere jaren – en dan natuurlijk Catullus, waarna hij verder ging doorheen de eeuwen. De middeleeuwen sloeg hij over, omdat er toen niet echt iets relevants werd geschreven, maar daarna leverde hij prachtig bruikbaar materiaal aan.

Uiteraard Janus Secundus, maar ook een groot aantal navolgers uit diverse landen, om te eindigen met een hedendaagse schrijver, Jonathan Meyer. Ik ga dus een paar gedichten nog toevoegen aan mijn cursus, alleen ben ik er nog niet uit wie ik dan wel ga schrappen. Hmpf.

In elk geval was ik bijzonder blij dat ik geweest ben: bijzonder bruikbaar materiaal met een goede vertaling, en met toestemming van de auteur. Dik in orde.

Romeins Recht

Een jaar of vijftien geleden – of is het er al twintig? Ik volg het zo niet meer – verscheen plots Romeins Recht op het curriculum van het middelbaar Latijn. Allemaal goed en wel en bijzonder interessant, maar dat is geen vak binnen de richting Klassieke filologie aan ’t unief. Nog steeds niet overigens: Klassieke is een onderdeel van Taal- en Letterkunde, we focussen op de taal an sich, terwijl Romeins Recht een inhoudelijk vak is dat toevallig ontstaan is tijdens de oudheid en daarom ook gebruik maakt van het Latijn. Het is wel een verplicht vak in de Rechten, en dat is ook logisch.

Plots moesten we dat wel geven in de derde graad, terwijl zo goed als niemand van ons daar ook maar iets van kende. In allerijl werden er nascholingen ingericht en aan de hand daarvan heb ik een toch wel bevredigend cursusje opgesteld, vond ik, kort maar krachtig en met drie totaal verschillende casus.

Maar nu wilde Koen Vandecruys, classicus maar blijkbaar ook juridisch onderlegd, daar toch wel een en ander over duidelijk stellen. Met de nieuwe leerplannen is Romeins Recht namelijk niet langer verplicht, maar er zijn ampel goede redenen om het toch te blijven aanbieden, vond hij. Als medewerker van de opleiding Romeins Recht aan de KUL kan hij er dan ook met grondige kennis van zaken uitleg over geven, en dat deed hij in een online lesje van een uur, waarbij we ook vragen konden stellen.

Ik ga het in elk geval blijven doen: het kost me een tiental lesuren, maar de leerlingen zijn er echt wel in geïnteresseerd en er zijn er elk jaar die rechten gaan studeren, vandaar. Toen ik tijdens corona op een bepaald moment les moest geven aan één leerling – roosterknopen door halve klassen – en ik dus sneller ging dan in de andere groep, vroeg hij om extra Romeins Recht, en dat heeft hij ook gekregen. Enfin, een klein beetje toch, want zoals gezegd weet ik daar niet zoveel van.

Soit, ik heb het ook samengevat en dat ga ik hieronder toevoegen, al was het maar om mijn eigen notities niet kwijt te spelen. En wie weet is iemand er nog iets mee.

Inleiding van Vandecruys zelf: “Romeins Recht is geen verplichting meer in het curriculum Latijn van de derde graad. Er zijn echter tal van redenen om het toch te blijven aanbieden – van voorbereiding tot het hoger onderwijs over recrutering tot het (opvallend lege) onderwijsdoel rond juridische competenties. Nu, de meesten onder ons zijn geen juristen en hebben geen juridische scholing gehad. Dat leidt tot koudwatervrees (in het beste geval) of (in het slechtste geval) tot een anachronistische retroprojectie van moderne mores op het Romeins Recht.

Ik ben evenmin jurist, maar ben nu het zesde jaar verbonden aan het eerstebachelorvak Romeins Recht aan de KUL.”

    • Romeins Recht: heel eigen terminologie, gewone woordenboek is niet toereikend. Classici zijn hierin niet opgeleid.
    • Drie manieren van kijken: als historicus (overzicht van één moment, bv. ten tijde van Cicero Pro Milone) of als jurist (historisch overzicht van de evolutie) of als taalkundige?
    •  Evolutie: van 7de E AC tot 18de E PC, constante evolutie en herinterpretatie van teksten.
    • Wat is er te vinden als bron voor ons? Corpus Iuris Civilis (6de E PC) of Institutiones Gaii (2de E PC). CIC: Instituten, Digesten (uitspraken van geleerden, bv aansprakelijkheid over een kapper met bal tegen hand). Qua recht grote scheiding tussen de republiek en het keizerrijk: het tweede is beïnvloed door het eerste maar wezenlijk verschillend. Het CIC wordt vanaf de 12de E constant herlezen, gerecipieerd en herinterpreteerd, soms zelfs semi-literair.
    • Casus: familia: iedereen waarvoor een pater familias verantwoordelijk is, ic. de afstammelingen, de slaven, de clientes. Gelinkt met burgerrecht, en dat is oorspronkelijk alleen voor soldaten. Republiek = in essentie militaire organisatie. Zij mogen praetoren verkiezen, beslissingen nemen. Geen militair = geen rechten. Mensenrechten = 16de Twee militairen kunnen conflict hebben, dit moet opgelost worden om geen soldaten te verliezen. Ergo: praetor voor civiel recht. Later: aansprakelijkheid over familia. Een kind is van de PF, niet de vrouw. Wanneer iemand van de familia iets misdoet, is het de PF die naar de praetor gaat.
      Evolutie: de familie komt los van de PF, beschermd door het recht. Oorspronkelijk heeft hij bv. het recht om iemand van zijn familia te doden, die hebben geen bestaansrecht op zich. Later wel, maar de PF blijft verantwoordelijk. De filius blijft in de familia zolang zijn PF nog leeft, ook al wordt die 90 jaar. Enkel wanneer de PF beslist dat de Filius Familias uit de familie wordt gezet en geëmancipeerd wordt, krijgt hij eigen rechten.
      Vanaf de late republiek kan een vrouw een PF zijn, maar niet voor kinderen en clientes, wel voor slaven. Man of vrouw maakt niet uit, blijft pater familias. Zij is voogd voor de rechtbank voor die slaven, kan alleen als haar vader sterft en zij de enige erfgenaam is. Anachronisme: het christelijke idee van man en vrouw samen aan een familie, samen een huwelijk en dus geëmancipeerd, zelfstandig.
      Pas in de 12de E PC word het RR bestudeerd en leest men pater familias. In kerkelijk recht zijn man en vrouw gelijkwaardig. Teksten worden geïnterpreteerd als puur patriarchaal, terwijl ook de vroeg-middeleeuwse vrouw had best veel zelfstandigheid. Cfr. Pas in 1976 recht voor vrouw op het openen van rekening zonder toestemming van de man.
      Ergo: twee interpretaties van familia: enerzijds gezin, anderzijds entiteit binnen het RR.
    • Enkel de PF heeft toegang tot het recht. Hoe? Via procesvormen. Ius = niet datgene waar ik recht op heb, een aanspraak. Pas in 13e is er tussen factum en actium een ius, een aanspraak. Daarvoor: factum (feit) rechtstreeks naar actio (aanklacht). RR is puur procedureel. Een recht bestaat pas wanneer er een bewijs is binnen een proces. Soms dus ook processen niet om iets te krijgen van een ander, maar als bezitsbescherming (possessio).
      Voorbeeld: keizerlijke procesvorm, altijd twee zittingen: inleidende zitting, zitting ten gronde. Inleiding; rechter bepaalt welke actio gepast is. Eventueel komt er een interdictio, een voorlopige maatregel. Hier kan ook het proces eindigen, wanneer de possessio is toegewezen. Hoeft geen bezit te zijn, kan ook bv. de status van Romeins burger zijn.
      Zitting ten gronde: op basis van de aanwezige bewijzen velt de rechter het vonnis. Er bestaat een recht op hoger beroep, binnen een eengemaakt rechtssysteem.
      Recht als blijvende aanspraak bestaat dus niet, tenzij expliciet bewezen binnen een rechtbank bv. je verliest een trouwring, brute pech.
    • Ontstaan: groot breekpunt tussen republiek en keizerrijk. Republiek: geen eenheid, er is recht binnen Rome, maar ander recht binnen societates en provincies, al naargelang de gouverneur. Keizertijd: eengemaakt recht naar Egyptisch model, met recht op hoger beroep bij de nomarch. Veto: beslissing wordt ongedaan gemaakt, hoger beroep: de zaak wordt opnieuw ten gronde bekeken.
      Keizer: decreet is een beslissing in hoogste beroep bij de keizer, geldt als precedent voor alle volgende dergelijke zaken. Een functionaris kan al op voorhand – prejudicieel – een vraag stellen over een casus, het rescript is dat antwoord.
      Een keizer stelt geen wetten op op voorhand, de keizerlijke administratie (onder de praefectus praetorio) gaat pas in hoogste beroep oordelen en dit wordt veralgemeend voor het hele keizerrijk.
      Opletten met rechtsadagia: vaak pas geschreven in 16de eeuw en later.

 

Lezing: “Vrijgelatenen en het stigma van slavernij in Rome” door Kristof Vermote

Ik durf al eens naar een lezing van het Nederlands Klassiek Verbond gaan, ja, en tegenwoordig maak ik daar ook een verslagje van, want dat wordt gevraag door onze directie, als ik het als nascholing wil opgeven.

Ik had er ook reclame voor gemaakt door het te delen op mijn socials, en kijk nu: ik herkende plots twee oud-leerlingen van mij! De ene is een tandarts die ook doctoreert en assistent is aan ’t unief, de ander is een historica-in-spe, maar met focus op de Middeleeuwen. Hij had het zien passeren bij mij, vond het interessant en had haar dus meegevraagd. Ik vond dat ronduit de max! Daar haalt een leerkracht al eens voldoening uit, jawel.

Oh, en de lezing?

Wel, Vermote vraagt zich af of we de libertinatio – het expliciet vermelden van de status van libertas bij een vrijgelatene – wel als iets negatiefs moeten zien. Mede door de invloed van Tacitus, die dat altijd op een zeer negatieve manier doet, is er een sterk “geloof” in het bestaan van een macula servitutis, de smet van slavernij die je als vrijgelatene nooit achter je kan laten.

Met tal van voorbeelden, vooral uit de correspondentie van Cicero, toont Vermote aan dat dat een Hineininterpretierung is, een lezing telkens net vanuit die stelling van de macula servitutis.

Hij toont aan dat een libertas zeker niet beschaamd was in die status: er zijn strikte regels rond vrijlating, een slaaf die werd vrijgelaten had dat ook echt verdiend en zag het als een soort keurmerk. Ook was er een echte vertrouwensband tussen de vrijgelatene en zijn ex-meester, zijn patronus. Wanneer die een taak gaf aan een libertas, werd dat gezien als een verlengstuk van zichzelf, een te vertrouwen persoon.

Ergo: de libertinatio werd eerder als positief gezien, niet als iets negatiefs zoals bij Tacitus. Uiteraard bleef een libertas een lagere klasse en had de elite het moeilijk met de rijzende liberti als nouveau riches, maar dan net zoals een ambachtsman, en niet omdat ze libertas waren, eerder als beschermingsreflex tegenover hun eigen elitaire status.

Dark Breakfast in het GUM

Toen Bart aan mij en Merel vroeg of we zin hadden in een Dark Breakfast in Halloweenstijl, met drie korte lezingen, zeiden we meteen ja.

Om tien uur stonden we aan het GUM – het Gents UniversiteitsMuseum, waar ik tot mijn grote scha en schande nog nooit ben geweest – en schoven we aan voor het ontbijt: croissants, broodjes, maar ook een zwarte kaas – zeer bizar – zwarte olijven, koekjes in de vorm van schedels en hersenen en anatomisch correcte harten, en nog wat meer in die stijl. Als drank was er koffie, chocomelk en een bessensap dat de allure had van bloed. Dik in orde. Oh, en een redelijk gotisch aandoende, maar veel te zware biscuittaart.

Ondertussen kregen we van drie onderzoekers van de UAntwerpen telkens een lezing: eentje over spiritisme op het einde van de 18de eeuw en hoe wetenschappers dit probeerden te ontmaskeren, eentje over de toverlantaarn, en eentje over de invloed van de rondtrekkende ‘musea’ van foorkramers op de wetenschap. Best wel interessant, ja!

En toen hadden we nog een half uurtje de tijd – ik had beloofd aan mijn vader hem tegen één uur op te halen – om rond te lopen in het museum en vooral ook de opgeslagen artefacten in de kelder te bekijken: die zijn normaal gezien niet toegankelijk voor het publiek. Man, wat een collectie! Wat een enorme hoeveelheid! Wat een prachtige iuxtapositie met de kunst van o.a. Roa! Ik keek mijn ogen uit, serieus.

Blij dat ik die kelders gezien heb. Het normale stuk ga ik zeker nog eens komen bekijken, liefst in de zomer wanneer ook de tuin in volle bloei is. Of wie weet in de winter, wanneer de serres extra fijn zijn…

Lezing: “Het vrouwelijk perspectief; de oudheid door de ogen van vrouwen”

Ik durf al eens naar een lezing te gaan, doorgaans die van het NKV, het Nederlands Klassiek Verbond. Vroeger ging ik vaker naar die van het Griekenlandcentrum, dat vooral over de cultuur in het huidige Griekenland rapporteert. Ons ma was daar grote fan van, vandaar.

Maar nu heeft het Griekenlandcentrum een reeks lezingen die me wel kan boeien, enfin, de meeste toch.

Ik moest me behoorlijk reppen want ik kwam pas met Merel thuis van de muziekles om half zeven, moest nog snel koken en wilde dus om half acht op de Blandijn staan. Het is me net gelukt, oef.

De Nederlandse Jacqueline Klooster had het over hoe, in de vierde feministische golf, de klassieke mythes herverteld worden, maar vanuit het standpunt van de vrouwen die doorgaans enkel een rol in de marge spelen. Neem nu het boek “Lavinia” van Ursula Le Guin: om haar hand – en het bijhorende koninkrijk, dat ook – wordt in de Aeneis een heuse oorlog gevoerd, maar zij komt niet aan het woord. Meer nog, in de hele Aeneis komt ze met moeite ter sprake, tenzij als veroverbaar object. Klooster vroeg zich af hoe dat komt, en gaf meteen ook een hele lijst boeken die inderdaad een ander perspectief geven, vanuit het standpunt van Penelope, Medusa, Kassandra, Klytaimnestra, Circe…

Ik ga die boeken hier even oplijsten, zowel voor mezelf als voor wie er interesse in zou hebben. Klooster gaf aan dat het zowat begon met de Penelopiad van Atwood, maar dat er sindsdien een heuse stormvloed aan hervertelde mythen is, niet alleen de klassieke.

Bon, best een interessante avond gehad. En dus opnieuw een stevig pak lectuur, al heb ik er wel al een paar van gelezen – die zijn gelinkt naar de bespreking.  Pas op, Klooster waarschuwt wel dat dit geen waardeoordeel bevat, alleen het onderwerp.

* The Penelopiad van Margaret Atwood (2005)
* Lavinia van Ursula Le Guin (2008)
* The Song of Achilles van Madeline Miller (2012)
* Galatea van Madeline Miller (2013)
* For the most beautiful van Hauser (2016)
* Circe van Madeline Miller (2017)
* The Children of Jocasta van Haynes (2017)
* For the winner van Hauser (2017)
* The Silence of the Girls van Pat Barker (2018)
* For the Immortal van Hauser (2018)
* A thousand ships van Haynes (2019)
* Wake Siren van MacLaughlin (2019)
* Ariadne van Saint (2021)
* Daughters of Sparta van Heywood (2021)
* The Women of Troy van Pat Barker (2021)
* Medusa van Burton (2021)
* Medusa van Hewlett (2021)
* Greek Myths van Emily Higgins (2021)
* Stone Blind van Haynes (2022)
* Electra van Saint (2022)
* Ithaca van Claire North (2022)
* Wrath Godess Sing van Deane (2022)
* Athena’s Child, Queens of Themiscyra, A Spartan’s Sorrow van Hannah Lynn (2022)
* Atalanta van Saint (2023)
* The Shadow of Perseus van Heywood (2023)
* Clytemnestra van Casati (2023)
* House of Odysseus van Heywood (2023)
* Lies we sing to the Sea van Underwood (2023)
* Phaedra = The Heroines van Shepperson (2023)
* No Season but the Summer van Leyser (2023)
* Psyche and Eros van MacNamara (2023)
* Spin van Caprara (2023)
* Medusa’s Sisters van Bear (2023)

* Gender Swapped Greek Myths van Karrie Fransman en Jonathan Plackett
* God of Fire van Helen Steadman
* Argos van Ralph Hardy
* The Just City van Jo Walton

 

“Ibis” van Ovidius: een mysterie?

Ik geef het toe: toen ik de titel van de lezing zag, wist ik ook hoegenaamd niet waarover dit ging. Ik heb wel al wat van Ovidius gelezen, maar zijn Ibis, die was me totaal onbekend.

Blijkbaar is dat niet onlogisch. Zijn Ibis is een vervloekingsgedicht van meer dan 600 verzen, waarin hij zijn vervloekingen steeds herhaalt in andere bewoordingen en er losjes over gaat. De eerste 200 verzen zijn in het Nederlands vertaald, de rest zelfs niet meer.

Stefan Van Den Broeck, zoon van, is leraar Latijn in Blankenberge en gebeten door Ovidius. Hij heeft daar tal van opzoekingen over gedaan, dingen geschreven, vertalingen gemaakt, en is dus ook steeds weer op die Ibis gebotst. En er uiteindelijk ook gefascineerd door geraakt. Want de hamvraag is hier: wie wordt er hier zo intens, uitgebreid en copieus vervloekt?

Het is jammer dat de techniek het liet afweten, want ik ben er zeker van dat de 60 slides die Stefan had voorbereid, een echte meerwaarde zouden geweest zijn. Maar ook zonder dat wist hij zijn karige publiek te begeesteren: hij presenteerde zijn onderzoek als een soortement escape room: de aanwijzingen mochten niet te duidelijk zijn zodat Ovidius er niet kon op afgerekend worden, maar mochten voor insiders ook weer niet té verborgen zijn.

Eerst rekende Stefan af met alle hypotheses van zijn voorgangers door op duidelijke misinterpretaties of fouten te wijzen. En daarna begon hij zijn eigen these op te bouwen: zowel omstandigheden, gebeurtenissen en verwijzingen door en naar andere auteurs, maar vooral intertekstuele clues stapelden zich op: talrijke verwijzingen naar de naam van het doelwit, al dan niet cryptisch, anagrammen, levensgebeurtenissen enzoverder.

En de slotsom? Wie was nu het doelwit van alle beledigingen, aanvallen en aantijgingen? Niemand minder dan keizer Tiberius.

Peppi en Kokki in Antwerpen

Gwen had me al een hele tijd geleden gevraagd of ik niet meeging naar Antwerpen vandaag voor een lezing van het Nederlands Klassiek Verbond: onze vroegere professor Gunnar De Boel ging het hebben over Anna Komnene, zowat de eerste vrouwelijke historica die in de 15de eeuw nog steeds in het Klassiek Grieks schreef. Dat is ideaal voor onze diachronische cursussen, Gwen was daar al mee bezig en wou wat extra info opsteken.

Prima, dacht ik zo, maar waarom maken we er dan niet meteen een middagje Antwerpen van? Gwen moest in principe wel werken, maar kon die ‘verloren’ uren dan wel achteraf inhalen, dacht ze. Zo gepland, zo gedaan, toch? Was het maar waar. Want gisteren kreeg ze nog te horen dat ze alsnog om vier uur een online vergadering had. Meh.

Meteen zag ik het ook niet meer zitten om met de auto te gaan: ik ga echt niet op het spitsuur naar Antwerpen rijden en daar een beetje vast gaan staan op de ring in de file. Bon, in plaats van dus een middagje Antwerpen werd het een avondje: we namen de trein van 18.02 uur, want ons nog net de tijd gaf om snel iets te eten en ons dan naar de UAntwerpen in de Rodestraat te reppen. Het werd een Ellis Burger: een echt goeie hamburger met uitstekende frieten, en vooral ook snel, gezien onze beperkte tijd.

We wandelden verder en pikten onderweg nog een Antwerpse studiegenoot op, Steve, die uitstekende cursussen schrijft. Hij was ook onderweg, en dus liepen we samen verder, mooi op tijd in de aula van de UA. Er zat toch wel een man of 35, niet slecht voor een lezing over een dergelijk onderwerp.

Onze trein van 21.37 uur konden we niet halen, we opteerden dan maar voor die van 22.37 uur – ne mens zou denken dat er nog wel meer treinen zouden zijn dan eentje per uur – en gingen na de uitstekende lezing nog mee eentje drinken met de heren van NKV Antwerpen, in een klein kerkzaaltje ergens uit de jaren 70. Gwen, Steve en ik hebben echt bij momenten onze lach moeten onderdrukken: wij zijn alle drie intussen in de 50, maar voelden ons de jonkies van de hoop, een enkele student niet te na gesproken. Ik vermoed dat de gemiddelde leeftijd ergens rond de 70 lag. De gesprekken waren dan ook bijzonder amusant om naar te luisteren.

Enfin, lang zijn we niet gebleven, we hebben ons uiteindelijk nog moeten reppen om de trein te halen, maar het is wel gelukt. En jawel, opnieuw een zeer fijne avond.