Trop is te veel

Het is al de hele week nogal hectisch, met extra vergaderingen en afspraken, en dan nog ons pa die in het ziekenhuis ligt en dat soort onzin.

Vandaag was er om een of andere reden te veel aan.

Ik had me bij het opstaan niet speciaal moeten haasten, en ook de les in mijn tweedes – ik heb toch echt wel fijne leerlingen, zelfs voor tweedejaars – viel best goed mee.

En toen ben ik snel richting ziekenhuis gegaan. Enfin, eerst nog in vijfendertig haasten geld afgehaald en een boek en krant gaan kopen voor ons pa. Hij heeft er niet echt lectuur, mist zijn kranten, en “Oorlog en Terpentijn” is echt een boek dat hij moet gelezen hebben. Bon, snel richting het ziekenhuis dus. Daar was het duidelijk te merken dat hij behalve Roeland nog niet echt bezoek had gehad, want hij ratelde als een wekker. Die manie zit er natuurlijk ook wel voor wat tussen, maar bon. Ik had wat moeite er een speld tussen te krijgen, maar kreeg uiteindelijk toch alle informatie die ik wilde. Maar, ik geef het toe, ik heb me zelf echt moeten aanmanen rustig te blijven, want op zo’n momenten werkt hij gigantisch op mijn zenuwen.

Soit, om half twaalf verliet ik zijn kamer, met het idee om nog beneden aan de balie een telefoon voor hem aan te vragen, en dan om 12.05 uur terug voor de klas te staan. Bleek dat die telefoon niet aan de balie, maar aan de kassa moet aangevraagd worden. Ticketje voor de kassa dus, en ik zag mensen die na me waren aangekomen, al behandeld worden. Bleek dat er maar één kassa was die dat soort administratieve zaken behandelt, en dat er blijkbaar een taaie zaak voor mij was. Enfin, twintig minuten ijsberen later vroeg ik het nummer aan, en zei ze dat ik het rustig kon laten weten aan ons pa. Als in: met dat kaartje met zijn nummer op naar zijn kamer gaan en het hem afgeven. Niet dus. Gelukkig wilde de dame het ook via de buizenpost naar zijn afdeling sturen.

Ik ben naar buiten gecrosst – en ja, zelfs met zo’n laars aan kan je blijkbaar snelwandelen – en richting school gereden, om er nog net op tijd aan mijn les te kunnen beginnen. Oef.

Om te  eten had ik welgeteld een kwartiertje tijd, en toen stond ik alweer buiten op de speelplaats toezicht te houden. Op zich eigenlijk wel een zenmomentje. En toen kwamen er twee uren eerstejaars, waarvan het eerste uurtje een herhalingstoets was. Op die manier kon ik mijn lijstje van spullen die Jeroen ’s avonds moest meebrengen naar ons pa, netjes doormailen.
Maar toen was het voor de leerlingen duidelijk ook vrijdagnamiddag: ze waren ongenietbaar, en ik heb me zelfs kwaad moeten maken. Tsja.

Les gedaan, boeltje gepakt, Wolf de opdracht gegeven mijn fototoestel af te halen, snel naar huis gereden, getoeterd voor de deur, Kobe ingeladen en naar de fagotles gereden. In een toch wel echt druk verkeer, eigenlijk. En toen een fijne collega van vorig jaar tegengekomen, zodat ik heel rustig en gemoedelijk heb staan kletsen, en het de moeite niet was om nog naar huis te rijden. Ik ben dan maar om brood gereden, en heb me een beetje bij Kobe in zijn leslokaal gezet. Enfin, naar huis gereden met het idee om dan alweer haastig naar de rugby te vertrekken, maar Bart bleek al thuis te zijn. Oef.

Dat zorgde ervoor dat hij de jongens naar de rugby kon brengen, en ik rustig met Merel kon thuisblijven en eten. Maar ik was dood- en doodmoe. En eigenlijk was er nog het nieuwjaarsfeestje van Wijs op de Bateau in Gent, in Roaring Twenties-stijl. Ik heb hier nog steeds dat charlestonkleedje liggen dat ik ooit geleend heb en dringend moet terugbrengen, en ik had ook de rest van de accessoires al uitgehaald, maar… Ik ben om half acht de jongens gaan ophalen – Bart was toen al vertrokken – en ben hier thuis in mijn pyjama in de zetel gekropen, met een thee, een breiwerk en een aflevering van Poirot. En prompt in slaap gevallen, dat ook.

Hectisch!

Man man man, vandaag was me het dagje wel! Gelopen, gecrosst, gevlogen, ik kon me perfect vinden in Herman Van Veen zijn tekst.

Eigenlijk moest ik rond negen uur op het kerstontbijt op school zijn, maar dat heb ik geskipt. Ik had namelijk zó veel tandpijn, dat ik zeker wilde zijn dat er effectief niks aan mijn tanden was, en het allemaal van de sinusitis kwam. Kwart over negen stond ik dus bij mijn verbaasde moeder, die me in haar tandartsenstoel neerpootte, mijn bakkes vakkundig uitkoterde, en vaststelde dat ze totaal niks verkeerds vond.

Ik repte me naar school, en was daar nipt om tien uur om mijn leerlingen examens te laten inkijken. Rond kwart over twaalf kon ik naar huis, waar ik met een vriendin had afgesproken om iets te eten. Het restaurant dat ik voor ogen had, was helaas volgeboekt – stomweg vergeten reserveren – zodat we naar Rood zijn gereden in de Sleepstraat. Voor koffie en dessert wilden we nog wel ergens anders naartoe, zodat we te voet de Sleepstraat afstapten richting Simon Says. Dat er verdacht gesloten uitzag, compleet met vunzige gordijnen. Hmm. Dan maar ietsje verder de Oudburg in, naar Het Oeverloze Eiland. Dat helaas pas open ging om 16.00u. Hmm. Na een paar tussenstops in heerlijke kleine snuisterwinkeltjes zijn we dan maar naar het einde van de Kraanlei gestapt, naar Julie’s House. Ik had er al veel goeds over gehoord, maar was er nog niet geweest. De latte was heerlijk, de taart van witte chocolade en speculaas was me iets teveel kaastaartachtig, maar wel lekker. En gigantisch machtig, ik kreeg het geeneens op, en dat wil wat zeggen.

Toen zijn we in stevige stap terug naar de auto gegaan, zodat ik nipt om kwart voor vier de jongens kon ophalen, om tegen kwart voor vijf in het ziekenhuis in Tielt mijn kleine Marne in mijn armen te kunnen houden.

Om daarna terug naar huis te sjezen en om zes uur bij de dokter te zitten, zodat die eindelijk iets kon doen aan die sinusitis die al die tandpijn veroorzaakte. Net op tijd konden we Merel nog oppikken, stelde ik vast dat er geen brood meer te verkrijgen was in gans Wondelgem (naar de Delhaize gaan zag ik niet meer zitten), en ging ik thuis dan maar spiegeleieren bakken. Om zeven uur zaten we aan tafel, om half acht stond de babysit er, en reed ik er vandoor richting generale repetitie in de Sint-Pieterskerk op het gelijknamige plein in Gent.

En deden mijn voeten pijn.

Tiens.