Pairi Daiza, dag 1

Kobe had al lang gezegd dat hij voor zijn verjaardag eigenlijk elanden wil zien. Bart gaat nog eens met hem op citytrip, en misschien wordt dat dan wel Finland of zo. Maar met die coronatoestanden kunnen we niet echt ver lopen momenteel, al hebben we natuurlijk onze vakantie in Tunesië al gehad.

En toen zag Bart ergens die reclame van Pairi Daiza, en dat je er kon overnachten, en dacht hij: “Dat doen we!” Veel was er niet meer vrij – ondanks de serieuze kostprijs – maar gelukkig wel nog een Full Moon Lodge op een weekend dat ook wij vrij waren. Yes!

Iets na half tien zaten we deze ochtend in de auto, iets voor elf stonden we in de rij aan te schuiven voor de hotelformule. Ha ja, blijkbaar kan er per nacht zo’n 500 man logeren in de verschillende soorten logementen. En die Full Moon Lodge, dat is een soort van hobbithol met een ronde deur, ingegraven in een dijk, met een volledig houten interieur én zicht op de bruine beren en Europese wolven. Zàlig gewoon! Maar we mochten onze bagage gewoon afgeven, vanaf drie uur was ons huisje beschikbaar en zou de bagage er klaar staan.

Wij gingen dus meteen al op onderzoek uit: we waren nog nooit in Pairi Daiza geweest, maar uit goede bron hadden we vernomen dat het bijna niet te doen is om alles op één dag te zien, toch niet als je nog een paar voeten wil overhouden.

Al meteen passeerden we voorbij de elanden, maar die lieten zich niet zien, iets wat zo’n beetje het thema van het weekend zou worden, helaas. We liepen dan maar verder naar de uitstekende brasserie waar we jammer genoeg wel binnen moesten zitten, maar verder geen klachten hadden, noch over de mosselen, noch over de steaks. En de prijs? Goh, redelijk correct toch.

En toen ging het uiteraard verder op tocht, tot we toch tegen drie uur naar ons huisje konden, want toen vonden zowel mijn rug als die van Wolf dat een klein beetje rust misschien toch geen kwaad kon.

Het park zelf is ook gewoon  ronduit mooi, met ongelofelijk veel aandacht voor detail, veel meer dan in pakweg de Zoo of Planckendael, en dat maakt toch wel een groot verschil, ja. Er is ruimte, maar alles is ook perfect aangelegd. Elk gebied heeft zijn eigen kenmerken en dus ook details, tot en met vlindertjes in de klinkers op de grond, of de afboording van de perken waarbij om de zoveel stenen eentje is vervangen door een blok hout. De designers: chapeau, echt waar. En ook het landschap zonder dieren is prachtig aangelegd. Of wie legt er nu gewoon een rijstveld in het Aziatische deel?

Maar bon, onze verblijfplaats, ons hobbithol. De kamers en badkamer – met sauna en bubbelbad, wat we niet eens gebruikt hebben wegens geen tijd – heb ik zelfs niet op foto gezet.

Na een goed uur van liggen en installeren en zo trokken we er weer op uit, nieuwe diertjes. De zonen leidden ons van het ene naar het andere, en we zagen eindelijk ook een échte eland. En reptielen. En spinnen. En tijgers. En zere voeten.

Tegen kwart na zeven waren we opgefrist en zaten we in het restaurant, chiquer dan ik verwacht had, eigenlijk. Er was een driegangenmenu met een beperkte keuze, maar alles was dik in orde. Oordeel zelf.

Tegen kwart voor tien waren we terug aan ons huisje – na een enthousiaste begroeting in het passeren door een dikke zeeleeuw – en Bart vond het meer dan welletjes. Maar als hotelgast mag je in twee van de zones ook ’s nachts ongelimiteerd rondlopen en dus ging ik met de kinderen nog even tot aan de wolven. Enfin, namen de zonen me mee richting de wolven. En dat was…

Magisch.

Hoezo? Het was bijna donker, en de Canadese wolven hadden zich gegroepeerd, waren aan het spelen, en begonnen plots te huilen. In groep. Naar de maan. Ik had kippevel tot in mijn voetwortelbeentjes. Een goeie opname ervan hebben we niet, maar ik heb geprobeerd. Gewoon luisteren, zou ik zeggen.

Toen werd Merel echt moe en besloot ik met haar terug te keren, terwijl de jongens nog wat verder in het donker gingen verkennen. En begonnen de wolven opnieuw. We hebben nog een hele tijd staan luisteren…

Nog wat later kwamen de jongens thuis met schitterende ogen.

Carpe diem, noemen ze dat.

 

 

Elandje

Vandaag is Kobe vertrokken op sportplattelandsklassen, en hij had er enorm, maar echt enorm veel zin in. Gelukkig maar!

Bart zette hem af, terwijl ik ging lesgeven. Nu, op maandag moet ik maar lesgeven tot 12.05 uur, de rest van de dag heb ik vrij om te verbeteren en voor te bereiden. En wat zag ik plots, in de namiddag, in de zetel liggen?

Kobes eland.

Alleen als u Kobe niet kent, zou u zeggen: “En dan?” Want wie mijn Kobe wel een beetje kent, weet dat zijn elandje heilig is voor hem. Hij heeft die bij zijn geboorte gekregen van mijn nonkel Luc, en sinds hij een jaar of zo is, is hij onafscheidelijk met dat beest. Hij is nu negen, en soms vind ik het behoorlijk overdreven, zijn gehechtheid aan dat beest. Hij heeft intussen een ganse collectie pluchen elanden, trouwens.

Maar slapen zonder zijn eland? Dat lukt niet, aan geen kanten. Als hij ’s avonds bij het slapengaan zijn eland niet vindt, komen er dikke, dikke tranen.

En nu zag ik Eland dus liggen in de zetel. Vergeten… Mijn hart bloedde, want ik wist dat hij niet ging kunnen slapen zonder, en dat hij vooral echt ging huilen omdat hij hem niet mee had. Tsja… Maar om daarvoor nu speciaal naar Wachtebeke te rijden, een uur onderweg? Nee, dank u.

Maar toen viel mijn frank: meester Wim, de zorgleraar, gaat vanavond naar ginder om een casinospel te spelen met hen. Ik belde dus naar school, en jawel, meester Wim liep daar nog rond. Ik stak Elandje in een zakje, plakte er een sticker met een kusje op, en reed naar school. Wim zag het volledig zitten om het beest mee te nemen, gelukkig maar. Hij ging hem vanavond als prijs voor de winnaar tonen. Ik ben eens benieuwd…

Ik weet alleen dat ik een heel erg dankbare Kobe zal hebben…