Den hof van den deken

Nog half ziek zijnde, zag ik het niet zitten om vandaag te gaan geocachen, ook al was het prachtig weer. Maar toen ik ons pa naar huis voerde, wilde ik toch nog wel even met hem in Rijvers een cache oppikken. We hadden die vlug in handen, parkeerden voor zijn deur, en wandelden samen nog even tot in de tuin van de dekenij. Daar zat namelijk nog de laatste labcache van Zomergem en ons pa was ook al in geen tijden nog in den hof geweest.

We waren allebei aangenaam verrast: het is echt een publiek park geworden, en ik genoot. En ik moest vooral terugdenken aan die keer, ik vermoed 35 jaar geleden, dat de toenmalige deken zijn Engelse hoendertjes ontsnapt waren en hij ze al dagen probeerde te vangen, zonder resultaat. Hij heeft toen aan ons pa gevraagd om ze te komen schieten omdat ze de gansen hof naar de *** hielpen. Ons pa heeft dan een heel licht kaliber cartouche gezocht en die hoendertjes geschoten, we hebben vooral tranen gelachen want die beesten waren gigantisch rap, en als beloning hebben we er eentje gekregen voor in de pot. Dik in orde.

Afscheid van mijn motor…

Deze morgen is er een klein stukje van mijn hart afgebroken, en ik denk niet dat het nog kan geplakt worden…

Bart, een bevriend larper, is namelijk mijn motor komen ophalen. Ik had eerder een motor dan een auto, ik heb er als student een vakantiejob voor gedaan en reed rond op mijn 21ste, altijd met hetzelfde model, een Suzuki Savage. Dat is een kleine, lage chopper, 652 cc, riemaandrijving, luchtkoeling, een heerlijk ding om mee te rijden.

Ik heb met een hoop mannen van toen middelbare leeftijd in Zomergem een motorclub opgericht, MC Arapaho, en reed als eenentwintigjarige met hen mee op zondagse toer. Secretaris was mijn functie en ik heb me er echt mee geamuseerd.

Ik ben met het ding ooit naar Parijs gereden, enfin, naar Jouy-en-Josas bij Versailles, waar een goede vriendin destijds werkte, en we zijn samen gaan cruisen op de Champs Elysées.

De laatste jaren voor mijn rugprobleem reed ik al niet vaak meer: ik moest te vaak kinderen of boodschappen meenemen of andere dommigheden, en om naar school te rijden op een mooie zomerdag nam ik dan liever de fiets. Dat scheelt een pak in kledij, namelijk. De regels zijn ook enorm verstrengd, en terecht: ik heb nog gereden met sandaaltjes, shortje, bustier en jawel, lederen handschoentjes, in mijn magere en leniger studentenjaren.

Sinds mijn rugongeluk in 2017 stond hij stil, die motor. Bart reed ook al niet meer, sinds hij zelf zijn knie om zeep had geholpen door ermee te vallen. Ik kreeg het echter niet over mijn hart om hem weg te doen, dat betekende het definitief afsluiten van een stuk van mijn jeugd, een stuk van mijn vrijheid, een stuk van mijn wilde haren.

Maar het ding stond op den duur in de weg, en die rug gaat toch nooit meer beter worden. Ik mag er niet meer op rijden, het geeft me te veel schokken. En dus heb ik van mijn hart een steen gemaakt en heb hem weggegeven. Kon ik hem verkopen? Goh, wellicht wel, maar dat wilde ik niet.

Bart is hem komen ophalen, omdat hij stelde dat het ding gewoon wat extra liefde nodig had. Dat is ook zo: hij staat vier jaar stil, zit onder het stof en vuil, de leidingen moeten gekuist worden, maar vier jaar geleden reed hij wel nog prima, met nieuwe banden en al.

Ja.

Het deed pijn om mijn motor te zien vertrekken. Maar ik weet dat hij in goede handen is.

Ik ben officieel een ouwe taart nu.

Zucht.

Vette Veemarkt

Zoals altijd ging ik ook vandaag ons pa ophalen in Zomergem. Hij had me gewaarschuwd: het is Vette Veemarkt, ge kunt niet parkeren.
En toen stond ik in zijn straat en zag ik de melkkoeien al lopen op ’t dorp, en zijn we nog even tot ginder gewandeld.
Op het ene plein stonden de melkkoeien met hun overvolle uiers klaar voor keuring, op de markt stonden de prijsbeesten onder de dikbillen. Jeroen stond er, zoals altijd, met een soortement tombola: je moet het gewicht van twee varkens raden en wie er het dichtst bij zit, wint een half varken, of zoiets.

Naar de tractors, de schapen en kleine huisdieren zijn we niet meer gaan kijken, daarvoor was het te koud en te veel wind. Maar het is echt nog een andere wereld: zo is er een wedstrijd “om ter langst aan de pijpen van een boerenoveral blijven hangen” en dergelijke.

Het gaf me een enorm gevoel van nostalgie, maar tegelijk ben ik blij dat ik er weg ben, uit dat dorp. Ik ben duidelijk meer een stadsmens, zoveel is duidelijk.

Schilde

Vandaag was ik in Schilde, maar ik was er liever niet geweest. En toch was er geen plek waar ik deze morgen anders had willen zijn. Er was namelijk de uitvaartdienst voor Bib. Of Tano, zoals zijn recentere vrienden hem kenden. Gaetan, zoals hij officieel heette. Vaenguard, zoals hij voor mij altijd zal blijven.

Er was een massa volk, en ik had niet anders verwacht. Ik stond een serieus paar straten verder geparkeerd, op de parking van een op zaterdag gesloten bedrijf. Daar had ook net René zijn auto gezet. René, de gast die mij heeft leren larpen, mijn grote sjamaan, mijn lichtend voorbeeld. Degene die sjamaan was voor zowel mij als Vaenguard, die geregeld had dat wij tweeën moesten trouwen voor het welzijn van de stam. Het deed vooral heel veel deugd om René daar te zien. En later zag ik ook Raf, en Bruno uit lang vervlogen tijden, en Tom. Ook dat deed  deugd. Dat zelfs meer dan twintig jaar later daar nog steeds mensen waren uit de tribe die de larpwereld toch vormt. Dat we hem niet vergeten waren.

De uitvaart zelf was mooi. En triest. En soms ook grappig. Er waren sprekers van zijn familie, en van zijn wielerclub, en van de skivrienden, en vooral ook van zijn baseballclub. Ellen, Bibs vrouw, is maar in zijn leven gekomen in 2007, na zijn larpcarrière, zij kent dus niemand van ons. Maar blijkbaar had hij er soms wel over verteld, ze wist wie ik was. Toen dan ook “La Tribu de Dana” van Manau speelde, was het eventjes te veel voor me. Dat is een liedje dat alle larpers, maar vooral barbaren, nauw aan het hart ligt. Vaengie speelde dat altijd in de auto op weg naar larp, dat wist ik. Er waren geen larpfoto’s in de lange, prachtige collages, maar dat was begrijpelijk. Ik denk niet dat Ellen die had.

En toch, voor vijf mensen in dat immense eerbetoon was hij de onverschrokken barbarenleider, de ene gast die ik ooit berserk heb zien gaan tot er schuim op zijn lippen stond. En nee, dat was geen schuimpil. Het beeld dat ik voor ogen heb, is van een jonge viriele kerel, gekleed in bont en zwart leer, met kortgeknipte krullen, een zwaard in de ene hand en een knots in de andere, en met een grote grijns en pretlichtjes in zijn ogen.

Ik heb bij het groeten een ‘clubke’ bij de rest van de parafernalia gelegd. Een touwtje met wat kralen en een afgebroken botje. Eentje dat hij al die jaren heeft gedragen en dat ik na de dood van Vaengie altijd droeg als sjamaan. Eentje dat al die jaren in de larpkamer was blijven liggen. Ik hoop maar dat Ellen het niet zomaar in de vuilbak gooit, maar ze heeft daar alle recht toe. Per slot van rekening heeft het zijn doel gediend.

Ik ben na de uitvaart nog even blijven napraten met de rest van de larpers en ben toen in Schilde nog wat caches gaan zoeken. In de bossen, in het groen. Ik moest uitwaaien, ik wilde even alleen zijn. Van het ene spel naar het andere, het leek me niet ongepast. En ook dat kapelletje dat ik tegenkwam, leek op een of andere manier best wel thuis te horen in het moment.

Dit is er eentje voor jou, Vaenguard. Een liedje waar ik altijd al emotioneel van werd, maar dat ik nu wellicht nooit meer zal beluisteren zonder tranen in mijn ogen.
Tranen die niet onwelkom zullen zijn.

Het ga je goed, Vaengie. Ik zie je wel in de hallen van de Voorouders.

Vaenguard…

Deze voormiddag – ik moet geen les geven op dinsdagvoormiddag – kreeg ik via twee verschillende mensen vreselijk nieuws te horen.

De gast met wie ik tien jaar lang gelarpt heb bij Poort, die de barbarenhoofdman was van mijn stam waar ik sjamaan was, die samen met mij zo lang het Roedel van de Wolf heeft geleid en die na een aantal weekends ook mijn ingame echtgenoot werd, is gisteren overleden…

Bib was 51 en een sportman, hij was zondag gaan fietsen met een maat, voelde zich plots niet zo goed, ging zitten, en zakte in elkaar: hartstilstand. Ze hebben hem nog proberen reanimeren en daarna in leven gehouden om zijn organen te kunnen doneren.

Nee, ik had hem in twintig jaar niet gezien, hij is gestopt met larpen toen zijn personage stierf. En toch heb ik hem altijd beschouwd als een vriend, is hij een deel van mijn jonge jaren gebleven, en was ik compleet van de kaart toen ik het nieuws hoorde.

Ik had nooit gedacht dat hij een van de eersten zou zijn die zou gaan. Ik heb gehuild, ja. Omwille van die gigantisch goedlachse, vitale kerel die ik kende. Op wie ik destijds een crush had, en die ik twee weekends per jaar als mijn echtgenoot mocht beschouwen, ook al was daar niks lijfelijks aan. Die ik ’s morgens op zijn bed een koffie kwam brengen, want anders kreegt ge die niet wakker. Die giechelend kwam vertellen: “Sjamaan, sjamaan, weet ge wat we nu weer gedaan hebben?” en dan een heel verhaal vertelde. Voor wie ik altijd twee reservebriquets in mijn zak zitten had, en van wie ik twee keer per weekend een saf schooide, en dan een zeer ongelovige blik kreeg. Met wie ik languit op onze rug naar de sterren lag te kijken, met gans onze stam, en dan een vallende ster zag als een teken voor een goeie totemnaam voor een nieuwe barbaar. Die met tranen van woede in zijn ogen zijn wapens tegen de muur keilde toen hij dacht dat ik dood was. Voor wie ik tranen heb vergoten toen zijn personage stierf, wiens schouders ik masseerde, en voor wiens buikspieren ik massaal veel respect had na ons hilarisch trouwfeest. En die ik talloze, talloze keren geheeld heb wanneer hij weer eens berserk gegaan was in een gevecht.

Ik heb door de poortfoto’s zitten bladeren en heb zijn foto’s hier verzameld.

Damn, Bib…

Terugblik op 2021

Ik eindigde mijn terugblik op 2020 met de volgende verzuchting: “Ik heb er geen idee van wat 2021 zal brengen, maar ik hoop vooral op meer vrijheid voor iedereen.”

Even leek het wel zo, ja, en in de zomer kwam het eventjes goed. Voor het weer fout ging, natuurlijk. Heel veel dingen werden afgezegd, uitgesteld en opnieuw afgezegd. Maar heb ik echt een slecht jaar achter de rug? Goh… We leerden ermee leven, en ik had vooral mijn verwachtingen ook bijgesteld, denk ik. Vakantie zat er niet echt in, of toch enkel in kleine mate. Maar er waren massa’s dingen waar ik wel dankbaar voor was, waar ik van genoten heb. Ik heb geleerd meer te genieten van de kleine dingen, denk ik dan.

Eigenlijk begon het jaar niet zo slecht, met nieuwjaren en geocachen in Ronse en een babbel met Gwen, en nieuwjaren buiten op het terras bij Roeland en Sarah. Ik startte zowaar een eigen bedrijfje, we ging nog eens nieuwjaren maar dan bij Koen en Else, en Bart en ik gingen op road trip in een Aston Martin. Restaurants waren moeilijk, maar ik haalde af in Villa Ooievaar. Annick kwam gezellig op het terras zitten, en ik kreeg een Apple watch. Ik ging heerlijk taart eten bij Gwen, kreeg Arend en Mireille over de vloer en we speelden zowaar weer DND in het echt, buiten op het terras. Bart en Birgit kwamen ook bij ons zitten, en Koen en Else waren zowaar het eerste officiële bezoek binnen in huis van dit jaar! Ik kon weer lunchen in Villa Ooievaar, Bart ging zelfs mee een kunstroute fietsen waarna Jonas en Annelies nog langskwamen, en we gingen in juni eindelijk ook weer écht op restaurant. Ik nam nota bene een podcast op met de Balense gasten, en we kregen een nieuw katje, Nazgûl. Ik kreeg zelfs een nieuwe auto en we gingen eten voor Nelly’s tachtigste verjaardag. Bart en ik trokken vijf dagen naar Frankfurt en keerden terug voor Bo’s communiefeest.  Bart en ik waren 25 jaar getrouwd en vierden dat in een gewone brasserie. Merel en ik hielden een Girls’ Day Out en ik ging op restaurant met Bart en zijn nieuwe management director. Ik ging Peggy’s nieuwe huis eindelijk eens bekijken en organiseerde een picknick voor 50 man in het Middelheim. Bart en ik gingen fietsen en iets drinken op een boot, en Merel en ik trokken met de fiets de stad in. We gingen met zijn allen – en Arwen – vier dagen varen in Nieuwpoort, deden van barbecue bij Gwen, gingen met het hele gezin naar Black Widow, en zowaar ook Indoor Skydiven in Charleroi! Ik deed nog eens van Vossendagje en dan kwamen Mireille en Jarne nog eens af om verder te knutselen. Bart en ik gingen excellent eten in Commotie, kunst kijken in Brugge en ik zette mijn Ford te koop. Ik ging met de kinderen langs bij Nelly en Staf en zij gingen met Bart battlekarten in Moeskroen. Ik trok naar een zwartzakjesfestival en naar ’t unief voor een interview. Gwen en ik dronken koffie en we trokken met zijn allen naar de Oldtimers van Mahy. Ik haalde nog eens het terras van Villa Ooievaar en we gingen met de Rombautjes eten voor ons pa zijn tachtigste verjaardag. Eten deden Bart en ik dan ook weer bij Bernard en Benoit De Witte, en de heren sprongen zowaar uit een vliegtuig! We gingen nog eens eten met Gwen en Erik, maar er waren dit jaar helaas maar twee quizzen. Merel en Wolf gingen mee naar een blokfluitconcert en ik zag met Bart de Lights on Van Eyck. Hij ging niet mee naar de halloweenfuif bij Bart en Birgit maar uiteraard de dag daarop wel naar Ronse voor Allerheiligen, en een paar dagen later naar de film Dune. Ik ging zingen in De Pinte en deed er van labcache en leerde bij over zelfzorg. Met de hele bende gingen we naar de Colmar, Merel en ik kregen corona en ik zat dus thuis terwijl ik 50 werd.  Gelukkig konden we daarna gaan eten met Ann en Jarno en kregen we ein-de-lijk een nieuwe garagepoort. Ook Liv werd elf en gaf een feestje , we vierden kerstavond bij ons thuis maar ook kerstdag zelf en ik had een hele hoop volk over de vloer. Om het jaar af te sluiten gingen we nog met het gezin onze oudejaarswandeling maken, en dat deed deugd.

Het geocachen trok dit jaar weer aan: zoals gezegd leerden we leven met corona. Het begon al meteen met het gezin in Ronse, met ons pa in Ertvelde, en ik stak samen met hem eindelijk een bonus voor de Sluizen van Gent weg. Ik joeg de jongens de bomen in in Rieme, herstelde caches, fietste een eerste deel van een reeks in Vinkt, deed een toertje rond het sas in Zomergem en sleepte ons pa mee naar Destelbergen. Er volgde deel 2 in Vinkt, deel 3 in Deinze, en ik deed een eerste labcache met Wolf in Ronse. Met Vero ging ik op toer in Ename  en met Merel in Gent centrum. Ik leerde Stefanie kennen, ontdekte samen met ons pa het Kapitein Zeppospark, deed een labcache in Eeklo met hem en ging met Philip cachen in Antwerpen. Ik pikte twee cachekes op in Gent, en nog een extra reeksje in Park Halfweg aan de Watersportbaan met ons pa. Ik legde zelf een labcache in Wondelgem  en liep deel twee van Park Halfweg met ons pa. Met hem vond ik ook een paar cachekes in Oudenaarde. In Frankfurt scoorde ik naast een hele reeks gewone caches en labcaches zelfs een FTF! Ook in de Westhoek haalde ik een reeks caches en zelfs in Charleroi. Ik maakte met Véro Oudenaarde onveilig, scoorde een reeks FTFs met een nieuwe reeks hier in de buurt, en ging met Mireille op trot in Leest. Véronique vergezelde me in Eke, ik liep rond in Moeskroen en met ons pa deed ik een paar wegels in Zomergem. Ik haalde een paar caches in Beke en deed per fiets een eerste deel van Rondje Rieme in de stralende zon.  Deel twee was met ons pa, ik zat in Kapelle-Ramsdonk en deed alsnog het laatste deel van Rondje Rieme. Ons pa en ik liepen nog een paar wegels in Zomergem af, en Mireille en ik reden met de fiets rond in Sint-Kruis-Winkel. Nog meer wegels in Zomergem, een toertje rond de Blaarmeersen, een paar in Landegem langs het water, in Sint-Joris-ten-Distel, een labcache in Ertvelde, en ik installeerde zowaar een eigen Travel Bug Hotel. Ik ging uiteindelijk nog in Zelzate cachen om het jaar af te sluiten.

Qua larpen viel het tegen, al vonden we er soms wel een manier op. Haven deed een online mini en ik begon te figureren in Duister Gent, de maandelijkse Vampirelarp. Gelukkig was er ook een échte Haven waar ik intens van genoot. Omen deed dan weer een echte mini waarbij Wolf voor het eerst ook echt meedeed. Er was een Aether mini en de jongens hadden een heus Roanoke-weekend.

De kinderen hadden wel nog behoorlijk wat te doen: Wolf kreeg nieuwe gewichten, Merel danste nog steeds, Wolf werd zeventien, en Merel begon te scrapbooken. Wolf ging voor zijn theoretisch rijexamen, Kobe gaf een fagotconcertje en Merel mocht gelukkig binnen voor Liezes verjaardag. Ze gaf een blokfluitconcertje en vertrok op scoutskamp.  Wolf werd ook gevaccineerd, Kobe ging op kamp in Ertvelde wegens de rest ondergelopen, en werd vervolgens veertien. Merel schilderde haar kamer met Wolf en hing er onze zelfgemaakte droogbloemenkrans. Wolf had eindelijk weer een eerste rugbymatch en Merel ging met de vriendinnen op Halloweentocht, een tiental dagen voor ze elf werd en daar een feestje voor gaf. In december gaf ze dan een raamconcert en kreeg ze een altblokfluit.

Ik las vorig jaar veel, maar dit jaar nog veel meer: 60 boeken maar met een gemiddelde van 500 bladzijden per stuk. Er waren de Codex Alera, De Passievrucht, En finir avec Eddy Bellegueule, Het tij hoog, de maan blauw, Honderd jaar eenzaamheid, de Powder Mage trilogy, Far from the Madding Crowd, Gods of Blood and Powder Trilogy, Atonement, Alice in Wonderland, een fantastische reeks van 6 kleppers van 800 blz., The Lymond Chronicles, Eleanor Oliphant is completely fine, Life of Pi, The Broken Earth Trilogy, Cold Comfort Farm, Vissen praten niet, de reeks van 8 boeken (800 blz. elk) van The House of Niccolò, De Schaduw van de wind, Perdida Street Station, de twee thrillers van Steven Van Belleghem, 4 boeken La Passe-Miroir, de twee Six of Crows, The Lovely Bones, The Shadow and Bonetrilogie, Extremely Loud and Incredibly Close, en dan nog een paar van de Stormlight Archive, twee over de Women of Troy en tot slot The Penelopiad.

Qua gezondheid was het een redelijk druk jaar: ik ging met mijn vader naar de huidarts om zijn vlekjes huidkanker te laten behandelen, de dag daarna met hem naar neuroloog en psychiater, een paar weken later een scan in het ziekenhuis voor hem. Ik kocht een nieuwe bril, ging naar de maagspecialist, en besprak de MRIscan van ons pa zijn hersenen met de neuroloog. Hij had een afspraak bij de stomatoloog en een week later ook de operatie voor die tand. Nog wat later zaten we in Eeklo voor zijn hoorapparaten en eind mei kreeg ik mijn eerste coronavaccin! Een maand later kwam vaccin nr. 2 en nog een bezoekje aan de neuroloog met ons pa. Ik moest nog eens langs de oogarts en mijn galblaas werd vakkundig verwijderd. Op de valreep kreeg ik ook nog mijn boosterprik.

Op school was er natuurlijk corona en de mondmaskers en het afstand houden en het ontsmetten, maar niet alles was kommer en kwel. Zo zijn er sinds januari de touchscreens waar ik gigantisch fan van ben, updatete ik de schoolbrochure, volgde ik opleiding voor instagram, en liet ik een leerling een sfeerfilmpje maken voor school. We zetten een digitale, live infoavond voor de nieuwe eerstes op poten, en dan ook een volledige OpenSchoolDag met filmpjes en een live Q&A. Mijn maffe collega’s maakten er zelfs een KAM School View voor! We filmden dan ook nog eens zelf voor de tweede infoavond, en ik werd lid van de schoolraad. Ik draaide anderhalve fulltime maar gelukkig kwam er Ludo. Oef.

Heel veel dingen gingen digitaal: opleidingen, klassenraden, lessen van thuis uit, de schoolraad, lezingen, …

Maar zoals gezegd: we leerden leven met corona en er niet meer zo krampachtig mee om te gaan. Dat vaccin heeft toch wel wat veranderd, ja.

Aan de andere kant: we gingen 12 dagen naar Spanje gaan en dat is in het water gevallen. Bart en ik hadden Frankfurt, Merel en Kobe hun kamp, Wolf zijn surfvakantie in Berria, en samen de vierdaagse boottrip. Hopelijk kan het volgend jaar dan wel weer…

Ik mis wel de vlotte restaurantbezoekjes, het, tsja, vrijer omgaan met elkaar, en vooral de larpweekends en mijn koor. Want ook dat is weer stilgelegd natuurlijk.

Maar al bij al was het nog niet zo vreselijk, ik vond 2020 toch wel minder. Al is er ruimte voor verbetering, en hopelijk komt die dan eindelijk in 2022.

Allons-y!