Berlijn, dag vijf

Ik wilde graag nog eens buitenshuis ontbijten en had in de Spreegold, waar we de vorige keer waren, pancakes op het menu gezien. We liepen eerst nog even de straat af op zoek naar iets anders, maar blijkbaar gaat alles op zaterdag wat later open. Bon, twintig voor tien zaten we neer, een paar minuten voor tien kregen we ons ontbijt, en eigenlijk moesten we om tien uur op de fiets zitten. Juist ja. De pancakes zagen er overigens zalig uit, maar waren niet te vreten: de pancakes zelf waren eerder brood dan pannenkoeken en de kersen waren van die ingemaakte, superzoete brol. Ugh, ik heb de helft laten liggen en ze zijn de rest van de dag op mijn maag blijven liggen. Bart zijn ontbijt had dat weer een enorm hipstergehalte…

Soit, we zaten dus niet om tien uur op de fiets, maar nogal wat later, wat maakte dat we aan een hels tempo de 8 kilometer – met een hoop rode lichten – richting Hohenschönhausen hebben gefietst, want daar hadden we een tijdsslot geboekt om 10.40 uur.

Hohenschönhause, dat is de Stasigefängnis, en man, daar was ik eventjes niet goed van. Berlijn, dat associeer je doorgaans met de tweede wereldoorlog en met de Berlijnse Muur, maar het verhaal dat daarachter zit… De Stasi is het inlichtingenapparaat, de geheime spionagedienst van de DDR. Aangezien tegen de bouw van de Muur in 1961 al een vijfde van de bevolking van de DDR was weggelopen, bleek voor hen niet de conclusie te zijn dat het systeem moest veranderen, maar dat ze de mensen moesten opsluiten zodat ze niet meer kònden weglopen. Ergo: de Muur, op 13 augustus 1961. Maar tegen dan zat deze gevangenis al de hele tijd vol. Na de Wereldoorlog zaten daar oorlogsmisdadigers van wie ze inlichtingen wilden. Mensen spreken niet zomaar, en dus werd er gefolterd. Eerst fysiek, daarna vooral psychologisch. De gevangenis was ook ondergronds en staatsgeheim.

Zie je de deuropening hierboven? Dat was een cel. Nee, niet de ruimte erna, de deuropening op zich. Ze is ongeveer 1.65 meter hoog – ik paste er net in – en net breed en wijd genoeg om in recht te staan. Zodra je ook maar ietsje groter bent, sta je helemaal gekromd. Na vijf minuten begint je lichaam al te protesteren, na twintig minuten doet alles pijn. Soms lieten ze mensen hier drie volle dagen in staan: je ondertekent elke, maar dan ook elke bekentenis om nooit terug te moeten.

Zo was er ook een volledig verduisterde, ronde gecapitonneerde ruimte: de “relaxruimte”. Dolgedraaide psychiatrische patiënten moeten daar soms in om te kalmeren, maximaal anderhalf uur. De Stasi sloot er mensen soms enkele dagen in op, in de complete duisternis, complete stilte – je hoort enkel je eigen hartslag – in een dwangbuis, zodat je in je eigen excrementen in slaap valt, alles brandt, je geen hoekje hebt om in te schuilen… Mensen die het psychisch overleefden – fysiek was je immers nog compleet in orde – konden nooit meer in een afgesloten ruimte terecht, konden niet aan het werk, konden eigenlijk niet meer functioneren.

De meesten werden gewoon opgesloten in een groepscel, met 30 tegelijk in een kleine kamer, met het verbod om te gaan liggen tussen 5.00 uur en 21.00 uur. Ze stonden geprangd tegen elkaar, het licht bleef altijd aan, en zodra het 21.00 uur werd en ze eindelijk mochten gaan zitten of liggen, werden ze uit de cel gehaald en de hele nacht ondervraagd, tot, jawel, 5.00 uur. Slaapdeprivatie, het blijkt een van de meest efficiënte foltermethodes te zijn. Dat, en honger natuurlijk.

Later kwamen er mooiere, bovengrondse cellen voor de “spionnen van het Westen”. Een op vijf burgers was een verklikker voor de Stasi, niemand voelde zich veilig. Een meisje van 15 tekende een glimlach op een poster van Stalin en werd prompt anderhalf jaar opgesloten. De cellen zagen er beter uit, er was voldoende voedsel, ze konden zich soms douchen.

Maar ook hier speelde slaapdeprivatie een grote rol: je mocht alleen ’s nachts gaan liggen, met je armen strak naast je lichaam en je hoofd in een schuine hoek gericht naar de deur, en het licht bleef altijd aan. Zodra je – in slaap gevallen – een andere houding had aangenomen, werd je – en meteen de hele gang – wakker geblaft door de bewakers. En de ondervragingen werden intussen uitgevoerd door hooggeschoolde psychologen. Juist ja.

Op het einde vertelde de jonge gids ons dat, om Duitsland opnieuw verenigd te krijgen, de DDR had bedongen dat niemand die niets illegaals had gedaan onder het vorige regime, daarvoor kon gestraft worden. Ergo: een van de ondervragers woont nog steeds om de hoek van de gevangenis en passeert alle dagen met zijn hond. Hij ontvangt een ruim pensioen. Of zoals de bondskanselier het verwoordde: “We lossen het biologisch op”. En dat, dat zorgt blijkbaar nog steeds voor grote wrijving in het voormalige Oost-Duitsland.

En ja, toen de gids ons vroeg om niet te applaudisseren op het einde van zijn rondleiding omdat dit eigenlijk een herdenkingsmonument is voor de talloze mensen die er gestorven zijn, dat hij liever had dat we sereen zouden blijven als teken van respect, toen kreeg ik even tranen in mijn ogen, ja.

Damn.

Op een gemoedelijk tempo fietsten we in de motregen richting het Stasimuseum dat mooi aansloot bij onze voormiddag. Gelukkig stopte het met regenen zodat we in the middle of nowhere op het terras van een klein Italiaantje konden eten. Zijn Speisekarte was op zijn minst opmerkelijk. Kijk maar even.

Ik liep nog even wat verder naar een zwembad uit 1920 dat helaas gesloten is en wacht op renovatie. Wat een gebouw!

Het Stasimuseum zelf was een pak minder indrukwekkend na onze voormiddag omdat we daar al zowat alles hadden gehoord. Dit waren de feiten, de foto’s, de archieven, de oude bureaus – Bart en ik maakten allebei de opmerking dat dit evengoed bureaus zouden kunnen zijn van de Post, of de NMBS of zo – en vooral de afrekening met wat er gebeurd is, vaak met naam en toenaam.

We hadden het toen wel wat gehad met dat loodzware verleden en waren toe aan iets vrolijkers: het Computerspelletjesmuseum op de Karl Marx Allee, een zalige boulevard. In het museum zelf zijn we niet lang binnen geweest: veels en veels te druk, pokkewarm, maar wel een trip down memory lane…

Enfin, we fietsten naar huis, gingen de laders halen en brachten de fietsen binnen. Tsja, ze zijn niet open op zondag, anders hadden we de fietsen graag nog een dagje gehouden.

Maar een ijsje aan de Fernsehturm maakte wel een en ander goed. We wandelden nog even verder naar een immens shoppingcenter – denk Wijnegem maal twee of zo – en vonden daar een cadeautje – of twee of drie – voor Merel. Oef.

En toen was plots mijn pijp uit. Bart ging nog boodschappen doen terwijl ik even bleef zitten op een muurtje in de buurt.

Gelukkig hielp het wel van even te liggen en een boterhammetje te eten, zodat we tegen half acht naar het einde van de straat wandelden. Die ochtend had Bart in onze zoektocht naar een ontbijtgelegenheid een poster van Metropolis opgemerkt aan een cinemazaal aldaar. Kino Babylon is blijkbaar meer dan 100 jaar oud, de zaal is nog in authentieke staat met projectiescherm, bühne, orkestbak, platte publiekszaal met originele stoelen – auw – en zelfs een in 2019 volledig gerestaureerd cinema-orgel. Het is dan ook volledig gericht op de stomme film, met een eigen volwaardig orkest. Niet dat er geen andere films vertoond worden, de projector is hedendaags, maar het is toch wel iets unieks.

En dus zaten Bart en ik om half acht in een kleine loge van een veel te warme cinemazaal te kijken naar Metropolis met een fantastisch live-orkest. De film duurt 2.5 uur, en thuis hadden we wellicht weggezapt omdat het een hele trage film is. Maar hier, mede door de muziek, werkt het hypnotiserend en ik vond het magistraal. Een unicum, da’s zeker, en een buitenkans.

Een beetje oververhit, maar wel helemaal in extase gingen we slapen. Oef.

Warme school

Het is vakantie, ik ben nog absoluut niet toe aan veel volk, laat staan leerlingen, maar de school is ook nooit ver weg. Want mijn school, dat is een warme school. Ik heb op veel scholen gestaan als interim, en je hebt overal zowel leerkrachten als leerlingen die warm zijn. Maar ik heb ook al koude “elitescholen” gehad, waarin alles draait om prestaties en niet om het gevoel.

Ik heb de laatste jaren echt al een paar keer zo’n echt “warm” gevoel gehad. Dat gaat om boodschapjes van leerlingen, berichtjes van collega’s, dat soort dingen. Maar ook soms heel onverwachte dingen. Ik geef een paar voorbeelden:

  • Ik heb soms toezicht achteraan aan de fietsenpoort over de middag, om pasjes te controleren. Daar is geen enkele beschutting tegen de regen, dus ja, daar word je nat en sta je in de wind. Op zo’n toezicht stond ik met jas en hoedje en was het beginnen regenen. Komt er een aantal meisjes binnen die ik niet ken wegens geen leerling (geweest) van me. Zegt er eentje: “Mevrouw, wil u mijn paraplu gebruiken? Ik ga toch net naar binnen en ik krijg die dan straks wel terug!” Ik heb haar vriendelijk bedankt en gezegd dat het hoedje voldoende was, maar het heeft mijn dag goed gemaakt.
  • Zelfde locatie, hete zomerdag. Komt een groepje meisjes uit het vierde, opnieuw niet mijn leerlingen, al kwebbelend binnengestapt. Eentje komt onmiddellijk naar me toe: “Mevrouw, we zijn ijsjes gaan halen in de Lidl, ze zitten per acht, wij zijn met zeven, en wij dachten onmiddellijk aan u hier op toezicht. Wij hebben een ijsje voor u mee!” Ik ben in de lach geschoten en heb het me zeer laten smaken.
  • Dit fijne cadeautje.
  • Ik heb op vaste uren studiepermanentie, en ik had al regelmatig studie voor wiskunde moeten geven – door omstandigheden – aan een groep derdes die blijkbaar voor nogal moeilijk doorgaan. Zelf heb ik er geen enkel probleem mee gehad: beleefde, rustige leerlingen die hun taak maakten in alle rust en stilte en die ik dan ook steevast na afloop bedankte voor hun houding. Onlangs liep ik tijdens de middagpauze in gedachten verzonken naar mijn auto, zonder acht te slaan op waar ik liep. Een van die jongens kwam vlak naast mij lopen, wat me verschrikt deed opkijken. “Ha ja, mevrouw, u loopt over ons voetbalveldje, en zo kan ik ervoor zorgen dat ze u niet raken.” Ik ben rood geworden, heb me verontschuldigd en heb me uit de weg gerept. Maar da’s toch zalig?

Ik heb nog tal van voorbeelden, maar ik vind dat deze wel sprekend zijn, ja. En dat is waarom ik zo graag op mijn school sta.

Ontroerend Goed in NTG: “Are we not drawn onward to new era”

Het leven moet voorwaarts geleefd worden, maar kan alleen achterwaarts begrepen worden — Kierkegaard

Net als de titel, is deze voorstelling een palindroom. Je kan ze van voor naar achter en van achter naar voor bekijken. Want sommige mensen geloven in onze vooruitgang, terwijl anderen net het omgekeerde geloven. Sommigen zeggen dat de wereld naar de kloten gaat, anderen vinden hen doemdenkers.

Wie er ook gelijk heeft, in onze onophoudelijke vooruitgang, hebben we de wereld waarin we leven voorgoed veranderd. Zijn onze acties onomkeerbaar of kunnen we ze nog ongedaan maken? Deze voorstelling toont een visuele metafoor voor dit cruciale moment in onze toekomstige geschiedenis. Het volgt de mensheid op weg naar zijn ondergang of redding.

Are we not drawn onward to new era  won in 2019 de Fringe First Award en was genomineerd voor de Total Theatre Award in Edinburgh.

Dit is er wat er over deze voorstelling in het NTG te vinden is op de website. Knack schreef een lovende recensie: “”Dit is een van de allermooiste voorstellingen die Ontroerend Goed ooit ma..akte, op de grens tussen beeldende kunst en theater, poëzie en politiek.” “…, wonderlijk statement over hoe we onszelf en onze wereld dreigen te vernietigen.”

Vandaar dat Gwen me uitnodigde om vandaag naar deze voorstelling te kijken.

Euh… (spoiler alert, als je deze voorstelling zelf nog zou willen zien en liever niet op voorhand wil weten wat je moet verwachten)

We zijn allebei tot de constatatie gekomen dat we echt wel van teksttheater houden, en dat dit niet echt ons ding was. Meer nog: de eerste vijftien minuten zat ik me oprecht af te vragen wat ik daar zat te doen en naar wat ik in hemelsnaam aan het kijken was. Gwen zei me dat ze dat ook had, meer nog: ze was op een bepaald moment zelfs in slaap gevallen.

Het begint ook zeer bizar: een vrouw ligt te slapen, wordt wakker, er komt een man bij, die plukt een appel van een boompje dat daar staat en begint die op te eten. Dan komt er vanonder het gordijn een ballon tevoorschijn, gevolgd door een man. Een oudere man, in korte broek, met een ballon. Enzovoort.

Als er uiteindelijk gesproken wordt, blijkt het onverstaanbaar te zijn. Ik dacht eerst dat het Fins was, maar na verloop van tijd viel mijn euro dat het achterstevoren Engels was. Ieros is dan Sorry, enzoverder. Niet dat dat het begrijpelijker maakte, maar bon. Beetje bij beetje heb je dan eigenlijk door dat het hele stuk achterstevoren wordt gespeeld: soms lopen de acteurs achteruit, ze voeren onbegrijpelijke gebaren uit, het arme boompje wordt volledig in stukken gescheurd, de pot verbrijzeld, er dalen plastiekzakken uit de hemel die de acteurs dan verder verspreiden en ze steken een beeld in elkaar dat ze dan oprichten.

Juist ja.

En dan komt een van de actrices uitleg geven: dat we onze wereld naar de kloten helpen en dat we allemaal denken dat het onmogelijk is om het ongedaan te maken. Maar is dat zo? Kunnen we niet alles verhelpen? En dan wordt de (eerder) opgenomen voorstelling achterstevoren afgespeeld op een projectiescherm dat de hele bühne bedekt, en vallen alle stukjes op hun plaats. De acteurs komen in een vernielde wereld terecht, breken het beeld af, ruimen de plastiekzakken op, bouwen zelfs het boompje opnieuw op, ‘spuwen’ de opgegeten appel weer uit en hangen die terug. Als ecologisch statement kan het wel tellen.

Ja, heel veel van de bewegingen hebben nu wel zin en het levert enkele prachtige, poëtische beelden uit. Maar de – nauwelijks verstaanbare en daarom ook geprojecteerde – tekst is allesbehalve poëtisch, dat had echt zo veel beter gekund.

Ik had het gevoel dat ik naar een gimmick zat te kijken, en Gwen snapte het zelfs helemaal niet, ik moest het haar uitleggen. Ook rondom ons hoorde ik verschillende mensen zeggen dat ze het totaal niet begrepen hadden. Moesten we het eerste deel nu opnieuw zien, zou wel een en ander duidelijker worden.

Vond ik het goed? Eigenlijk niet, nee, wat de recensenten ook mogen zeggen. Was het bij momenten intrigerend, fascinerend? Jazeker. Maar dat vind ik over een filmpje van vechtende herten ook…

Dus nee, geef mij maar teksttheater.

“Ibis” van Ovidius: een mysterie?

Ik geef het toe: toen ik de titel van de lezing zag, wist ik ook hoegenaamd niet waarover dit ging. Ik heb wel al wat van Ovidius gelezen, maar zijn Ibis, die was me totaal onbekend.

Blijkbaar is dat niet onlogisch. Zijn Ibis is een vervloekingsgedicht van meer dan 600 verzen, waarin hij zijn vervloekingen steeds herhaalt in andere bewoordingen en er losjes over gaat. De eerste 200 verzen zijn in het Nederlands vertaald, de rest zelfs niet meer.

Stefan Van Den Broeck, zoon van, is leraar Latijn in Blankenberge en gebeten door Ovidius. Hij heeft daar tal van opzoekingen over gedaan, dingen geschreven, vertalingen gemaakt, en is dus ook steeds weer op die Ibis gebotst. En er uiteindelijk ook gefascineerd door geraakt. Want de hamvraag is hier: wie wordt er hier zo intens, uitgebreid en copieus vervloekt?

Het is jammer dat de techniek het liet afweten, want ik ben er zeker van dat de 60 slides die Stefan had voorbereid, een echte meerwaarde zouden geweest zijn. Maar ook zonder dat wist hij zijn karige publiek te begeesteren: hij presenteerde zijn onderzoek als een soortement escape room: de aanwijzingen mochten niet te duidelijk zijn zodat Ovidius er niet kon op afgerekend worden, maar mochten voor insiders ook weer niet té verborgen zijn.

Eerst rekende Stefan af met alle hypotheses van zijn voorgangers door op duidelijke misinterpretaties of fouten te wijzen. En daarna begon hij zijn eigen these op te bouwen: zowel omstandigheden, gebeurtenissen en verwijzingen door en naar andere auteurs, maar vooral intertekstuele clues stapelden zich op: talrijke verwijzingen naar de naam van het doelwit, al dan niet cryptisch, anagrammen, levensgebeurtenissen enzoverder.

En de slotsom? Wie was nu het doelwit van alle beledigingen, aanvallen en aantijgingen? Niemand minder dan keizer Tiberius.

Terugblik op 2022

Het is weer tijd om terug te blikken op het voorbije jaar, en het eerste wat ik dan denk, is dat het geen speciaal jaar is geweest, eigenlijk, met fijne momenten maar niet wat ik meteen hoogte- of laagtepunten zou noemen.

Corona was stilaan onder controle en we kregen meer en meer vrijheid, al was dat in het begin nog veraf. De CO-meters bepaalden de temperatuur in de klas, Merel kreeg haar eerste prik, Kobe kreeg het virus alsnog te pakken, daarna ik nog  een tweede keer, en Merel kreeg haar tweede prik.

Nieuwjaar werd ingezet bij Gwen en Erik, een aantal dagen later bij Roeland en Sarah, daarna met Barts familie. Ik ging naar toneel en zong zelfs twee lenteconcerten. Koen en Lorre kwamen logeren en we vierden Pasen in ’t Konijntje. Ik ging met Merel naar een showkoor kijken en we gingen met zijn allen naar Livs lentefeest. Marie-Julie deed haar plechtige communie en Bart en ik gingen naar Poperinge en van daaruit naar Watou. Met Merel ging ik één dagje naar de Gentse Feesten, en ze ging ook mee naar de vijfde editie van de Middelheimpicknick. Met Lieven ging ik naar Rammstein en met het hele gezin trokken we tien heerlijke dagen naar Sorrento en de Vesuvius. De dag daarna gingen we met ons pa eten in Zomergem. Met Merel ging ik dan weer de zon begroeten op een toch wel zeer vroeg uur, samen met een bende geocachers, om daarna te gaan ontbijten. We gingen met Gwen en Erik eten bij Sepp en Sofie en daarna trok ik met Merel vier fantastische dagen naar Parijs, terwijl ons dak werd vervangen. Ons pa werd 81 en ik begon een tot hiertoe zeer fijne opleiding als mediacoach. We waagden ons in de hel van Ikea en bij de zesdes begon het concept ‘taartdag‘ opnieuw. Bart en ik trokken naar de Ardennen en overnachtten in een heuse boomhut, waarna we er een dagje Namen aan koppelden. Ik ging met de Cultuurcel naar het NTG en sprong met Wolf binnen op de tentoonstelling van Batist en Hannes. Met Ann ging ik dan weer naar een concert van Fa.Si.Nant  en ik mocht nog eens te gast zijn bij Bart en Birgit op hun Halloweenfuif. We versierden ook zelf ons huis voor Halloween en gingen voor Allerheiligen eten met Barts familie. Ik ging eindelijk nog eens quizzen en met Jeroen ging ik naar een fantastisch concert van The Cure! Er kwam zelfs nog een tweede quiz en ik zong een kerstconcert. Sophie kwam taart brengen, we vierden kerst, Annick kwam koffie drinken en Max gaf tekenles. En toen kwam oudejaarsavond.

De kinderen hadden andermaal hun bezigheid: Wolf kreeg een elektrische gitaar, een kostuum en werd warempel 18. Merel en ik gingen shoppen en zij won de Junior Journalist wedstrijd van het Davidsfonds. Wolf kreeg een kot en Merel haar definitieve kleren voor haar lentefeest, met een fotoshoot. Wolf stak heel veel energie in de Uitvaart op school en Merel ging op herinneringsklassen. En toen was er natuurlijk haar lentefeest. Ze haalden beiden een diploma  en ook Marie-Julie kreeg een zeer fijn feest. Merel deed alle mogelijke uitstapjes in die laatste schoolweek, Kobe werd de “vindingrijke Wasbeer” met een afbeelding op zijn scoutshemd. Wolf begon een stevige vakantiejob en Kobe ging tien dagen op kamp. De dag daarna werd hij vijftien. Ze gingen met zijn drietjes op de obligate eersteschooldagfoto en Wolf ging ook écht op kot. Merel werd twaalf en gaf nog eens een miniconcertje.

Het lijf werkte weer eens niet mee: in februari een stuk tand kwijt, in maart de rug die crashte, in mei nog eens de rug, begin juni een stevige keelontsteking die evolueerde naar een stembandontsteking, begin augustus de officiële diagnose van fasciitis plantaris, en daarna een infiltratie om een operatie te proberen vermijden. Er volgde in september een tonsillitis  en omdat ook de infiltratie niks had gedaan, kwam er een MRI-scan van de voet. Dat resulteerde in de operatie voor het hielspoor. En toen brak er nog een stuk tand af.
Ook met ons pa deed ik regelmatig een rondje dokters: oftalmoloog, neuroloog, psychiater, otorhinolaryngoloog, en dan warempel spoed voor een gemene luchtweginfectie.
Zelfs met Merel zat ik op spoed, gelukkig zonder veel erg. Zelf liet ik een echo maken van de voet en een mammografie uitvoeren. Merel ging dan weer naar de dermatoloog en de jongens werden vakkundig van hun wijsheidstanden ontdaan. Zelfs tijdens een larp verzeilde ik midden in de nacht met een vriendin op een Nederlandse spoed

Ik las veel, maar niet zoveel als het coronajaar, dat is logisch. Er waren 54 boeken met een gemiddelde van 411 pagina’s, ook niet slecht. Fantasy spande zonder meer de kroon, met alles van Brandon Sanderson voorop.

Uiteraard waren er geocaches: in Kortrijk met Véro, Lochristi in 35 etappes met ons pa, een absurde cache in Drongen, een labcache in Sint-Denijs, en er kwam een hele nieuwe reeks Evergemse kapelletjes uit. Ik ging met Guido en Myriam erop uit in Evergem en met Annelies in Mechelen. De dag daarna zat ik met Véro in Doornik  en nog wat later stak ik er zelf nog enkele weg. Ik liep met ons pa in Zomergem, op mijn eentje in Nieuw Gent en ging met Véro fietsen in Maarkedal.  Zelf ging ik wandelen in Landegem  en op de prachtige, prachtige Westerbegraafplaats. Ik nam ons pa mee naar de zomerse hof van den deken achter zijn hoek en naar Vinderhoute en met Jesse zette ik Melle op de kaart.  Ik ging naar Lier en met Wolf en Arwen in de vallei van de Oude Kale. Met de fiets reed ik in Gavere en met ons pa te voet in Landegem. Pas een hele tijd later ging ik nog eens met de fiets cachen met Mireille, een rondje dat ik wat later afwerkte op mijn eentje. Ook in de Hoge Rielen liep ik op mijn eentje rond.

Restaurantbezoek kon ook weer: The Jane, ettelijke keren Villa Ooievaar, Talloor d’Or met Gwen, Hostellerie Saint-Nicolas, Yalo met Gwen en Erik, Castor, een lunchdate in de Ooievaar met Peggy, ontbijt met Gwen in De Mokke, nog eens Commotie,  met Gwen naar Bassin, met haar ook naar de Golden Gai en eind oktober naar Alberte. Met Bart ging ik dan naar het bijzonder luide Elders en met Gwen nog eens naar de Griek. Met Bart ging ik voor zijn verjaardag naar Peper en met Ann naar L’Autre Vie.

Zelfs het larpen kon weer, zij het met een aarzelend begin: Aether Casino, en dan de laatste Haven, met ongelofelijk veel spijt in het hart. Er was de uitgestelde Soirée van Duister Gent en Aether Huwelijk, en dan eindelijk weer een volwaardig weekend Aether én een volledig weekend Omen. En tussendoor waren er de avondjes van Duister Gent.

Ook Kafka sloeg af en toe toe, zoals bij het containerpark en na de stormschade bij Telenet. Ik deed me er zelf eentje aan met Merels E-ID

Ik begon stommiteiten uit te schrijven, zowel bij mezelf als die van vrienden. Aflevering 1, 2, 3, 4, 5 en dan die van de vrienden 1, 2, 3.

Ik moest helaas ook afscheid nemen van enkele mensen: Bib, de moeder van Koen, mijn grootmoeder van 101.
Stomweg nam ik ook afscheid van mijn motor, en ons Chantal ging met pensioen.

Maar er waren ook momenten dat ik me bijzonder geapprecieerd voelde, zoals toen ik dit briefje kreeg, of dit cadeautje, of deze pot orchideeën met een kaartje erbij.

Mja.

Het was geen bijzonder jaar, dit 2022. Moge 2023 dat wel worden, maar dan in de goeie zin.

Syllogismen 2022

Net zoals vorige jaren heb ik ook in de afgelopen examenperiode in mijn zesdes de vraag gesteld naar een geldig syllogisme. De antwoorden zijn altijd interessant, gewoon om er de denkfouten uit te halen, en dus als remediëring. En eigenlijk zijn ze vaak ook gewoon grappig :-p

Ik geef u even het origineel van Aristoteles mee, om te vergelijken:
Alle mensen zijn sterfelijk.
Socrates is een mens.
Socrates is sterfelijk.

  1. Zoogdieren planten zich voort, niet door eieren te leggen
    ik ben een zoogdier
    ik plant me voort niet door eieren te leggen
    Al een chance, ziet dat die midden in de les een ei moet leggen?
  2. Alle Schotse collies zijn honden
    Lassie is een Schotse collie
    Lassie is een hond
  3. Alle deelnemers aan een wedstrijd heten Toon
    Ik ben een deelnemer aan de wedstrijd
    Mijn naam is Toon
    Deze is niet helemaal correct, juist was geweest: ik heet Toon.
  4. Alle miljardairs zijn rijk
    Jeff Bezos is een miljardair
    Jeff Bezos is rijk
    No shit, Sherlock
  5. Iedereen die geneeskunde studeert is geslaagd voor het toegangsexamen en is gunstig gerangschikt
    Ik ben geneeskunde aan het studeren
    Ik ben geslaagd voor het toegangsexamen en ben gunstig gerangschikt
    Euh. Wishful thinking? Beetje lang, vooral
  6. Mensen houden van eten
    Ik ben een mens
    Ik hou van eten
  7. Alle dieren zijn sterfelijk
    Ik ben sterfelijk
    Ik ben een dier
    Deze is fout: de stellingen zijn omgewisseld. Het is alsof je zou zeggen: Alle sneeuw is wit. Mijn blad is wit. Mijn blad is sneeuw. Het subject van de tweede regel moet een onderdeel zijn van de gehele verzameling uit regel een. Was regel twee en drie omgedraaid, dan klopt het wel.
  8. Alle bloemen doen aan fotosynthese
    Een roos is een bloem
    Een roos doet aan fotosynthese
    Ik denk dat ze morgen bio hebben
  9. Alle mensen hebben een hoofd
    Yelte is een mens
    Yelte heeft een hoofd
    Nog een chance voor Yelte!
  10. Alle Smurfen zijn blauw
    Smurfin is een smurf
    Smurfin is blauw
    Een van de voorbeelden uit de les
  11. Alle landen hebben een vlag
    België is een land
    België heeft een vlag
  12. Ik hou van al het fruit
    Banaan is een fruit
    Ik hou van banaan
    Eigenlijk ook niet helemaal correct, wegens het feit dat regel 1 moet beginnen met een subject waarover je een uitspraak doet.
  13. Alle Smurfen zijn blauw
    Smurfin is een smurf
    Smurfin is blauw
  14. Elke boom is een plant
    Een eik is een boom
    Een eik is dus een plant
    Ik hou wel van die dus.

Pijngrens

Ik heb zo stilaan het vermoeden dat er iets ‘mis’ is met mijn pijngrens.

Pijn is eigenlijk gewoon een verdedigingsmechanisme van het lichaam: een pijnprikkel is een waarschuwing dat er iets mis aan het lopen is, dat je een bepaald lichaamsdeel moet ontzien, of dat je dringend ergens aandacht aan moet besteden.

Sommige pijn is absoluut oncontroleerbaar, zoals zware hoofdpijn of tandpijn, en de meeste zenuwpijnen. Andere soorten pijn kan ik eigenlijk wat makkelijker uitschakelen of opzij duwen, zoals bv. een vinger die tussen de deur heeft gezeten: ja ik weet dat dat niet oké is, ik heb de waarschuwing gehad, ik zal voorzichtiger zijn.

Maar ik ben er intussen ook redelijk zeker van dat een pijngrens kan opschuiven. Een bevalling is een bijzonder pijnlijk iets, maar gelukkig ook iets van korte duur.

Mijn rug, dat is wat anders. Toen het net gebeurd was, heb ik liggen roepen van de pijn, dat is tot hiertoe nog met niks anders te vergelijken, ook niet met die bevallingen of gelijk welke operatie die ik al gehad heb. Sindsdien leef ik dagelijks met die pijn. Soms heviger, soms minder, bij momenten ook totaal afwezig, maar ik heb nog nooit 24 uur zonder pijn gehad. Tsja.

Toen ik onlangs bij de orthopedist zat met dat hielspoor, duwde hij eventjes langs alle kanten op die voet en verklaarde dat het nog absoluut niet erg kon zijn, want dat ik bij een acute ontsteking wel aan het plafond zou hangen van de pijn. Quod non. En ja, het was een zware acute ontsteking, maar ik kan die pijn gelukkig relatief goed onderdrukken. Hij moest dan ook schoorvoetend toegeven, toen hij de resultaten van de echo zag, dat hij ongelijk had, waarop ik niks anders kon dan rologen. Ja het deed pijn, nee dat is niet bij iedereen hetzelfde.

Maar het is me onlangs ook nog eens opgevallen. Ik had me namelijk verbrand aan mijn onderarm en ik had het ook meteen onder koud water gehouden. Maar ne mens moet verder koken en ik had er eigenlijk geen acht meer op geslagen. Tot ik later zag dat het niet alleen verbrand was, maar dat er ook echt wel een blaasje op stond. Een tweedegraadsbrandwonde dus, eentje die behoorlijk veel pijn had moeten doen. Niet dus. Ik moet toegeven dat ik niks voelde en dat ik er maar weer aan dacht omdat ik met het blaasje ergens was aan blijven haperen.

Vreemd.

Ik wou dat ik alle pijn kon uitschakelen, maar aan de andere kant: dat zou gevaarlijk zijn. Ik weiger bv. ook pijnstillers te nemen voor mijn rug: de pijn is net een teken dat ik moet gaan liggen, dat ik de druk moet wegnemen, en met een pijnstiller zou ik er los over gaan en achteraf nog meer problemen krijgen.

Pijn. Een raar beestje, zeg ik u.