Terugblik op 2023

Vorig jaar, in mijn terugblik van 2022, schreef ik dat het niet meteen een bijzonder jaar was geweest. Niet slecht, maar ook niet uitzonderlijk goed. Ik heb zo ongeveer hetzelfde gevoel bij 2023: niet uitmuntend maar zeker niet slecht, met fijne momenten maar niet wat ik meteen hoogte- of laagtepunten zou noemen.

Ik zette het jaar in op krukken en had me misrekend wat mijn revalidatieperiode zou zijn: ik ben geen 25 meer, en had dus ook nog de twee eerste weken van het schooljaar nodig om te bekomen. Maar Gwen nam me mee uit eten naar Mauro. Wolf reed me een aantal dagen later naar Roeland en Sarah voor de eerste nieuwjaarssessie, en Mireille en Arend pikten me op voor een namiddag en avond bij Stefaan en Lynn. We gingen ook in Ronse nieuwjaren, en met Gwen sprak ik af bij Boris en Maurice. Ik nam Bart mee naar Souvenir en ging kort wandelen met ons pa aan ’t sas. Philip trakteerde me op een dagje Deurne en ik nam Merel mee om te ontbijten.  Gwen en ik trokken naar Antwerpen voor een lezing en Bart nam me mee naar Boury.  Ik ging naar een lezing over Ovidius en nam Véronique mee naar het MSK. Gwen en ik gingen naar de Griek, met school ging het naar Rijsel, en ik dronk koffie bij Gwen in de tuin. Bart en ik trokken in de paasvakantie naar Lissabon voor een kleine week. Met de vijfdes ging het naar het Concertgebouw in Brugge, en er was een paasdiner met wandeling in Ronse. Onze tweedes gingen opnieuw naar Velzeke, Bart nodigde Gwen en Erik en mij uit in Rizoom, we gingen naar Fourchette, en Marne gaf een fijn lentefeest. Ik genoot van twee dagen Big Rivers in Dordrecht  en Gwen en ik gingen in de Gentse Feesten naar een zeer vreemd toneelstuk. Een paar dagen later zag ik haar in Oostende en daarna trokken Merel en ik voor twee dagen naar Dordrecht.  Er was de jaarlijkse Middelheimpicknick  en Bart en ik gingen eten bij Flynn’s. Ik liep een snikhete dag rond op de Caesarfeesten, we vierden Koens 50ste verjaardag in Meise, ik ging naar een concert hier in Gent, naar een lezing, en ik nam afscheid van Veek. Met Gwen ging ik eten in 125, met de familie in de Artichaud, ik deed nog eens van lezing, zelfs van online lezing, en we gingen naar Bar Bask. Het koor gaf een Ceciliafeest  en met Barbara en haar man gingen we naar Boo Raan. Gwen zag ik nog eens in Baptist en Bart en ik gingen eten in Kortrijk voor het goede doel. Liv werd ook dertien en een week later waren we er terug voor kerstdag. Eindigen deden we hier thuis met Gwen en Erik.

Fysiek liep het ook allemaal niet zo heel vlot. Zoals gezegd begon ik het jaar op krukken na mijn hielspooroperatie, waardoor ook mijn rug het opgaf. Ik raakte een tand kwijt wegens gewoon in twee gebroken en mijn voet wilde echt niet genezen zoals het moest. Ik verstuikte dan ook nog de andere, waarbij er wellicht zelfs een botsplinter afbrak, en kreeg nog eens corona, of de griep, geen idee.

Ook bij ons pa ging het fysiek niet voor de wind: de neuroloog was in februari positief, maar eind mei werd hij opgenomen in het ziekenhuis wegens blijvend overgeven. Het bleek uiteindelijk darmkanker te zijn, waar hij voor geopereerd werd.
Zelfs Merel moest onder het mes, voor twee weerspannige tanden. Ze kreeg ook acnémedicatie. Kobe liep een hersenschudding op, en bij Wolf werd nu ook officieel vastgesteld dat zijn ene been korter is dan het andere.

Qua huisvesting bewoog er wel een en ander, ja. Zo kwamen er eindelijk zonnepanelen op ons dak, en moest voor het eerst ook onze septische put geleegd worden omdat we met geurhinder zaten. Helaas, het bleek eerder een verstopte afvoerleiding te zijn. Bart kreeg een pizza-oventje, en we sukkelden gigantisch met onze elektriek. Niet één keer, niet twee, niet drie maar vier keer. We kochten een appartement dat nog moet gebouwd worden, waar ze dus aan begonnen, waar we keuken en badkamer voor moesten kiezen, deuren, vloeren, en ook alle mogelijke technische dingen.

Wat hobby’s betreft bleef alles zowat bij het oude. Ik kon weer naar het koor en we zongen zelfs Alexander’s Feast. Ik begon eindelijk ook weer in een nieuwe, gezapige maar heerlijke groep Call of Cthulhu met The Masks of Nyarlatothep. Er werd uitbundig gequizd, zowel in Merelbeke, Aalter, het herstartte SQ, nog eens in Aalter, en uiteindelijk in Destelbergen. Larpen stond op een redelijk laag pitje: een Aether mini, een hilarisch Omenweekend, dat was het zowat.

En er was het geocachen, natuurlijk. In het begin van het jaar viel dat dik tegen wegens de voet, maar gaandeweg trok zich dat weer op gang. Ik ging verder met ons pa in Lochristi, nog een keertje, zelfs op moederdag, de elfde keer. Ik ging met de fiets in Gent, met Véronique in Ronse, op mijn eentje rond het Damvalleimeer, met Merel in Dordrecht, in Desselgem, nog eens met Vero in Gavere, in Melle, zonder Véro in Gavere, met de fiets in Landegem, en eindelijk, nu hij weer thuis is, nog eens met ons pa in Lochristi, en nog eens. Ik ging uitwaaien op Linkeroever, tijdens de examens in Drongen en op een zeldzame droge dag nog eens in Kruisem.

Ook de kinderen hadden hun bezigheden en hobby’s: Merel speelde voor het eerst mee in tToneel op school en deed dat bijzonder graag. Ze kreeg ook een beugel, iets minder plezant dus. We gingen samen kijken naar de balletvoorstelling van Marie-Julie en ze gaf een blokfluitconcertje en een toonmoment. We deden van Smile Safari met Lieze erbij, gingen noodgedwongen shoppen voor nieuwe kleren, aten bij de Italiaan en ze ging viral met een handleiding voor het Taylor Swiftconcert.  We herschilderden haar bureau, gingen nog eens ontbijten en ze deed een hoogteparcours en een waterparcours met haar nichtjes.  We gingen nog eens eten, bij Baptist deze keer, vooraleer ze haar beugel ook echt kreeg. Shoppen was nog eens nodig, want ze ging op GWP naar zee. Ze werd dertien
Kobe speelde nog enkele keren fagot voor hij definitief stopte. Zijn focus ligt nu bij de scouts en het speelplein: hij volgde dan ook een monitorcursus en ging na zijn scoutskamp naar Zuid-Korea voor zijn jamboree, waar hij zestien werd. Hij gaat ook voor olympiades allerhande.
Wolf werd negentien (!), koos een nieuw kot uit, schreef zich in bij UGent Racing waar hij onder andere carbon fiber leerde maken, ging met mij mee naar Rammstein, haalde zijn rijbewijs, slaagde voor zijn eerste jaar burgerlijk ingenieur, en ging prompt bijles geven.

Bart en ik deden ook van cultuur: de Huiskamerkuren van Klaas Delrue, die van Rick De Leeuw en Jan Hautekiet, een avant-première van een film, Zaz op Gent Jazz, een weekje Berlijn, kunst in Watou, een betere kunstroute in Sint-Denijs, een klassiek concert in Zomergem, een schitterend toneelstuk samen met Gwen en Erik, met Merel naar het GUM, een concert van Brihang en vrienden,  en uiteindelijk een dagje Parijs voor Rothko en Vanfleteren.

Ik las al bij al 53 boeken met een gemiddelde van 410 pagina’s, zo een beetje mijn standaard tegenwoordig.

Maar vooral: Bart startte een nieuw bedrijf, Ikag.

Eigenlijk was het een redelijk vol jaar, als ik het zo bekijk. Nee, ik heb hier nog lang niet alles opgesomd, dat is ook niet de bedoeling. Maar het was vrij druk, ja: ik probeer alles mee te pikken waar ik de energie, de goesting en de rug voor heb, want die rug hangt als een zwaard van Damocles boven mijn leven, ja. Het kan elk moment gedaan zijn, ik kan elk moment in een rolstoel belanden. Tsja. Sic transit gloria mundi.

Op naar 2024!

Observatie

Een fijne collega postte een poëtische, doch rake observatie bij de examens van de leerlingen. Met zijn toestemming mocht ik dat hier ook delen.

Een poëtisch relaas als steun voor mijn leerlingen:
Woorden Worden geWogen
Als het gaat over Woke, Woede en Weyts
Vooruit betekent nu naar achter gaan
En maak maar eens steek
van al die Woede,
WereldWeyts
In december over boeken gebogen
En over uitlatingen
van experts
een zoute zin vol zoete zonden
end it, al een hele tijd
Kan beter, moet beter, zal beter worden?
alles op zijn tijd
Geef mij eerst maar een gewone Pisa
En laat me nog even klein
Want ook wij worden gewogen
We zullen gewoon dommer zijn

N. Brennan

Antigone in de Amazone

Wow. Simpelweg: wow. Het was lang geleden, maar dit toneelstuk heeft me van mijn sokken geblazen.

Toen Gwen en ik tijdens de Gentse Feesten naar een toneelstuk gingen in de NTG, zagen we er reclame voor All Greeks, een reeks van van zeven voorstellingen doorheen het seizoen, met een soortement stadsfestival in het voorjaar. Nog dezelfde avond probeerde ik voor ons vier abonnementen vast te krijgen, maar toen bleek één van de voorstellingen – in een kleinere zaal – al compleet uitverkocht. De dag nadien belde ik de ticketbalie en een fantastische jongedame wist alsnog de overblijvende voorstellingen te boeken én extra plaatsen vast te krijgen voor die laatste voorstelling. Oef.

Gisteren gingen we dus naar de eerste voorstelling: Antigone in de Amazone van Milo Rau. Wel, tegen het einde had ik tranen in mijn ogen. Echt. Een ongelofelijk goed stuk, meeslepend, ontroerend, een rauwe snaar rakend, en je kijkt geen enkele keer op je horloge.

Het is dan ook een huzarenstukje dat Rau voor elkaar heeft gekregen qua regie, qua organisatie. Je krijgt eigenlijk drie verhalen door elkaar: het klassieke verhaal van Antigone, compleet met Kreoon, Haimoon, Ismene, Polyneikes en Eteokles, en het feit dat Antigone ondanks het expliciete verbod toch haar broer gaat begraven, waarop ze zelf ter dood veroordeeld wordt. Maar daarnaast krijg je het verhaal van twee Vlaamse acteurs die naar Brazilië trekken om daar een cultuurschok te ondergaan en het stuk op poten proberen te zetten, compleet met corona-onderbreking en al.
En dan, dan is er het verhaal van de Braziliaanse Landlozenbeweging (MST) die een volledige staat hebben opgericht, Pará, waar de lokale politie in 1996 een bloedbad heeft aangericht. Rau gaat dat bloedbad naspelen met honderden lokale mensen, waaronder enkele van de overlevenden van 1996. Dit wordt gefilmd en verwerkt in het stuk, want veel van het stuk wordt gewoon geprojecteerd. Uiteindelijk staan er vier acteurs op scène: twee Brazilianen, twee Vlamingen. Er wordt gesproken in het Nederlands, het Engels en het Braziliaans, gelukkig met boventitels. Het verhaal van de Landlozen sluit eigenlijk naadloos aan bij Antigone, al lijkt dat op het eerste zicht niet zo. Maar het klopt. Het klopt gewoon, en ik krijg het niet uitgelegd. Geloof me, je moet het zien.

Geen idee of het nog opgevoerd wordt. Ik was in elk geval blij dat ik erbij was, en daar was de rest van ons kleine gezelschap het roerend mee eens.

Leerlingencontactdag

Vandaag was dus de eerste fameuze leerlingencontactdag. Het is een vernieuwing binnen onze school: tot hiertoe hadden we enkel cijferrapporten. Nu kunnen leerlingen te allen tijde hun rapport laten berekenen, en geven we hen morgen enkel een feedbackrapport, waarin elke leerkracht een liefst uitgebreide commentaar schrijft.

Vandaag hielden we dus ook de gesprekjes, a rato van 10 minuten per leerling. Enfin, zo was het toch uitgerekend… Bij sommige leerlingen was het inderdaad een vrij kort gesprek: de cijfers zijn goed, en afgezien van een enkele baaldag – standaard in een puberleven – zit het ook wel best oké bij de leerling zelf.

Maar sommige gesprekken hebben langer geduurd, een enkele keer zelfs tot een uur. Want dat was het hele opzet: bij leerlingen met slechte cijfers vragen we altijd wel naar de oorzaak daarvan, en soms is dat niet voldoende gestudeerd, of gewoon te moeilijk, maar soms komen er dan ook schrijnende verhalen over de thuissituatie naar boven, zoals bv. een alleenstaande mama met twee jobs en vier kinderen, waarbij de leerling dan eigenlijk het huishouden en de zorg over de kleinere broertjes en zusjes op zich neemt. Dan is het niet verwonderlijk dat niet alle taken altijd gemaakt zijn, dat niet alles even goed is gestudeerd…

Leerlingen met goede cijfers glippen meestal door de mazen van het net, als het ons dan ook niet opvalt dat er iets scheelt met de leerling in kwestie.  Deze gesprekken gaven dan ook de aanzet voor hen om toch te praten. We zijn geen leeftijdsgenoten, maar we zijn ook geen ouders: we zijn volwassenen die hun leefwereld – een groot deel van hun tijd brengen ze door op school – kennen, die hen wel wat kennen, en die vooral het beste met hen voor hebben. Uiteraard is geen enkele leerling verplicht om met ons te praten: soms is er ook gewoon geen klik met de klastitularis. Soms willen ze ook gewoon niet praten, en dat is hun goed recht. Maar geloof me, er is immens veel naar boven gekomen. Ik was er niet goed van, het was bijzonder intens, en dat gaf ook zo goed als elke leerkracht mee. Op voorhand zagen we niet goed in wat deze leerlingencontactdag ging inhouden, na afloop waren we het er allemaal roerend over eens dat het meer dan nuttig was geweest. Aan de organisatie valt nog wat bij te schaven, maar het concept is prima.

Heel veel extra werk ook voor de leerlingenbegeleiding en CLB, maar zo kunnen we tenminste aan de slag met onze leerlingen. Want pas als een leerling goed in zijn vel zit, voelt hij zich goed op school en kan hij bijleren. En dat, dat is nu zo’n beetje onze kerntaak.

Sociëteit ter bevordering van het archaïsch taalgebruik

Sinds enige tijd ben ik lid van de facebookgroep “Sociëteit ter bevordering van het archaïsch taalgebruik”, alwaar ik menig mij bekende naam zag opduiken.

Bijwijlen wordt er een bericht geschreven waarin een fictief, doorgaans ook compleet onjuist oud Nederlands gebezigd wordt. Amusant om te lezen, maar meer ook niet. Ik wil liever oude Nederlandse woorden herontdekken en eventueel zelfs opnieuw invoeren in mijn taalgebruik. Dat ik fan ben van ellenlange zinnen met stapels neven- en ondergeschikte fraseringen, bloemrijke adjectieven en schilderende substantieven, dat zal de trouwe en aandachtige lezer wellicht niet ontgaan zijn. Ieder zijn eigen stijl, en ik weet dat ik in het middelbaar onder mijn voeten kreeg voor deze stijl die blijkbaar als te omslachtig werd ervaren. Maar gelukkig: mijn blog is van mij en daar doe ik wat ik wil, dus ook naar hartenlust ellenlange zinnen debiteren. Af en toe is de linguïst in mij toch wel sterk aanwezig.

Ik schreef er ook het volgende bericht: “Ik maakte me gisteren in de auto de volgende bedenking: nogal wat mensen hier proberen – meestal puur voor de lol – een bijzonder archaïsch en dus ook compleet onbruikbaar taaltje uit. Mij gaat het eerder om het herinvoeren van in onbruik geraakte woorden. Toen ik daar wat verder over nadacht, kwam ik alras op het volgende uit het gaat niet zozeer om substantieven of adjectieven – veelal zijn die in onbruik geraakt, zoals die kloefen uit een der vorige berichten, omdat het voorwerp in kwestie obsoleet is geworden – maar om bijwoorden. Dra had ik er enkele verzameld in mijn gedachten: bijwijlen, schier, alras, dra, heeltegans, altegader, kwansuis, altoos…

Iemand een andere mening toegedaan? Of heb ik hier de juiste snaar geraakt?
Uiteraard zijn er daarnaast ook nog de talloze uitdrukkingen die niet roemloos ten onder mogen gaan in het moeras der moderne uitspraken, maar dat is een ander subject, mijn inziens.”
U weze gewaarschuwd: er kunnen hier wellicht vanaf nu nog meer archaïserende wendingen opduiken.
Caveat emptor.

Bedenkingen bij Berlijn

  • Graffiti is alomtegenwoordig, maar de bussen en trams zijn perfect geel en proper. Bizar.
  • Er zijn geen zebrapaden. Oversteekplaatsen wel, maar enkel aangeduid via een kleine stippellijn links en rechts en dus zeker niet van ver zichtbaar. Ik erger er mij blauw aan, je ziet zeker in het donker amper waar je moet lope.
    EDIT: er zijn wel zebrapaden, maar enkel waar er geen lichten zijn. Je moet dus al goed zoeken.
  • Broodsnijmachines in het warenhuis. Oh. My. God. Maar echt. Dat zijn barbaarse bloeddorstige zaagbladen die spontaan doen denken aan Indiana Jones. Je legt dat brood erin, en dan komt er eerst een paar klauwen uw brood genadeloos vaststekken, en dan komt een zaagblad aan een hels tempo sneetje per sneetje afsnijden. Guillotinegewijs. Afspelen mét geluid.

  • Daklozen. Veel, en vaak met een tentje en gans hun hebben en houden op een vaste stek onder een brug.
  • Voor het eerst ook een vluchtelingenkamp gezien: Oekraïners in containers op Tempelhof. Brr. Wij zijn gelukkige mensen.
  • Zoals Bart het verwoordt: Berlijn is een zwaar getraumatiseerde stad. De meeste steden hebben een min of meer continu verloop, zoals bv. Londen: natuurlijk hebben de oorlogen een impact gehad, maar het leven ging verder. In Berlijn zijn er twee enorme breekpunten: de tweede wereldoorlog en de Berlijnse Muur. Zoals een van de gidsen zei: “Het is wat kort door de bocht, maar algemeen kan je zeggen dat na de tweede wereldoorlog een kwart van Berlijn volledig was verwoest, een kwart zwaar beschadigd en eigenlijk onbewoonbaar, een kwart gehavend maar doenbaar, en een kwart nog normaal bewoonbaar”. Dat doet wat met een stad: je moet volledig opnieuw beginnen, om van de menselijke en emotionele schade nog niet te spreken, en het verwerken van de nazigruwel. En dan was er de Stasi – zie vorige posts – en de Berlijnse Muur en het enorme litteken dat dat met zich heeft meegebracht, zowel fysiek in de stad als mentaal. De Berlijners leven ofwel in dat verleden dat alomtegenwoordig is, ofwel willen ze er resoluut mee breken en leven ze in het nu.
  • Stickers. Quasi elke verkeerspaal is volgeplakt met de meest waanzinnige stickers. Geen idee vanwaar de fascinatie.
  • Berlijn is groen. Volgens iemand waarmee we gesproken hebben, zou 40% van Berlijn bestaan uit groen of water. Of groen water. Wellicht zijn daar de privétuinen ook in gerekend, maar dan nog: er zijn echt veel parken en parkjes, en er is natuurlijk ook Tiergarten, het lokale Central Parc.
  • Berlijn is ook groot. Maar echt groot. Wij hebben verschillende keren een kleine tien kilometer in een bepaalde richting gefietst, en dan zit je nog steeds in een volgebouwd gebied. Toegegeven, je komt dan in wat vroeger voorsteden moeten zijn geweest, of industriegebied, maar wat intussen naadloos is opgegaan in de urbanisatie. Ik denk dat Berlijn zo’n 20 km in doorsnee is. Bij mooi weer zijn (elektrische) fietsen ideaal, en anders is er de prima metro.
  • Berlijn is (nog) geen echte fietsstad, maar er zijn merkelijk meer fietsers dan in veel andere steden. Het is natuurlijk geen Amsterdam of Kopenhagen, maar de fietsinfrastructuur is duidelijk in opkomst, een beetje zoals hier in Gent of in Antwerpen.
  • De verkeerslichten duren lang. LANG. Je kan makkelijk twee volle minuten staan wachten tot je als fietser kan oversteken, vooraleer dus de auto’s in alle richtingen hebben kunnen rijden en afslaan. Meh.
  • Ze houden hier ook nog wel van een fijn kasseibaantje. En net zoals hier in Gent vinden ze blijkbaar niet altijd de juiste mensen om die te onderhouden. Man, hebben wij gebobbeld af en toe!
  • Net zoals in elke grootstad ga je ook hier niet omkomen van de honger, verre van: om de paar stappen – zolang je min of meer in het centrum blijft – val je over een restaurant. Echte ketens hebben we nochtans niet veel gezien, zoals bv. de alomtegenwoordige Starbucks in New York of de Pain Quotidien in Parijs.
  • Heel veel binnenhofjes en binnenpleintjes. Sommige daarvan zijn openbaar, zoals de Hackesche Hofe, andere zijn wellicht privé, maar je ziet wel vaak door openstaande poorten of doorgangen een hoop groen.

Gaan we nog terug? Goh, er zijn nog zo veel andere boeiende steden te bezoeken en die krijgen de voorkeur, maar anders kwamen we wellicht nog wel terug: we hebben nog een massa dingen niet kunnen doen. Maar een volgende keer wordt het wellicht geen slaaptrein meer.

Berlijn, dag vijf

Ik wilde graag nog eens buitenshuis ontbijten en had in de Spreegold, waar we de vorige keer waren, pancakes op het menu gezien. We liepen eerst nog even de straat af op zoek naar iets anders, maar blijkbaar gaat alles op zaterdag wat later open. Bon, twintig voor tien zaten we neer, een paar minuten voor tien kregen we ons ontbijt, en eigenlijk moesten we om tien uur op de fiets zitten. Juist ja. De pancakes zagen er overigens zalig uit, maar waren niet te vreten: de pancakes zelf waren eerder brood dan pannenkoeken en de kersen waren van die ingemaakte, superzoete brol. Ugh, ik heb de helft laten liggen en ze zijn de rest van de dag op mijn maag blijven liggen. Bart zijn ontbijt had dat weer een enorm hipstergehalte…

Soit, we zaten dus niet om tien uur op de fiets, maar nogal wat later, wat maakte dat we aan een hels tempo de 8 kilometer – met een hoop rode lichten – richting Hohenschönhausen hebben gefietst, want daar hadden we een tijdsslot geboekt om 10.40 uur.

Hohenschönhause, dat is de Stasigefängnis, en man, daar was ik eventjes niet goed van. Berlijn, dat associeer je doorgaans met de tweede wereldoorlog en met de Berlijnse Muur, maar het verhaal dat daarachter zit… De Stasi is het inlichtingenapparaat, de geheime spionagedienst van de DDR. Aangezien tegen de bouw van de Muur in 1961 al een vijfde van de bevolking van de DDR was weggelopen, bleek voor hen niet de conclusie te zijn dat het systeem moest veranderen, maar dat ze de mensen moesten opsluiten zodat ze niet meer kònden weglopen. Ergo: de Muur, op 13 augustus 1961. Maar tegen dan zat deze gevangenis al de hele tijd vol. Na de Wereldoorlog zaten daar oorlogsmisdadigers van wie ze inlichtingen wilden. Mensen spreken niet zomaar, en dus werd er gefolterd. Eerst fysiek, daarna vooral psychologisch. De gevangenis was ook ondergronds en staatsgeheim.

Zie je de deuropening hierboven? Dat was een cel. Nee, niet de ruimte erna, de deuropening op zich. Ze is ongeveer 1.65 meter hoog – ik paste er net in – en net breed en wijd genoeg om in recht te staan. Zodra je ook maar ietsje groter bent, sta je helemaal gekromd. Na vijf minuten begint je lichaam al te protesteren, na twintig minuten doet alles pijn. Soms lieten ze mensen hier drie volle dagen in staan: je ondertekent elke, maar dan ook elke bekentenis om nooit terug te moeten.

Zo was er ook een volledig verduisterde, ronde gecapitonneerde ruimte: de “relaxruimte”. Dolgedraaide psychiatrische patiënten moeten daar soms in om te kalmeren, maximaal anderhalf uur. De Stasi sloot er mensen soms enkele dagen in op, in de complete duisternis, complete stilte – je hoort enkel je eigen hartslag – in een dwangbuis, zodat je in je eigen excrementen in slaap valt, alles brandt, je geen hoekje hebt om in te schuilen… Mensen die het psychisch overleefden – fysiek was je immers nog compleet in orde – konden nooit meer in een afgesloten ruimte terecht, konden niet aan het werk, konden eigenlijk niet meer functioneren.

De meesten werden gewoon opgesloten in een groepscel, met 30 tegelijk in een kleine kamer, met het verbod om te gaan liggen tussen 5.00 uur en 21.00 uur. Ze stonden geprangd tegen elkaar, het licht bleef altijd aan, en zodra het 21.00 uur werd en ze eindelijk mochten gaan zitten of liggen, werden ze uit de cel gehaald en de hele nacht ondervraagd, tot, jawel, 5.00 uur. Slaapdeprivatie, het blijkt een van de meest efficiënte foltermethodes te zijn. Dat, en honger natuurlijk.

Later kwamen er mooiere, bovengrondse cellen voor de “spionnen van het Westen”. Een op vijf burgers was een verklikker voor de Stasi, niemand voelde zich veilig. Een meisje van 15 tekende een glimlach op een poster van Stalin en werd prompt anderhalf jaar opgesloten. De cellen zagen er beter uit, er was voldoende voedsel, ze konden zich soms douchen.

Maar ook hier speelde slaapdeprivatie een grote rol: je mocht alleen ’s nachts gaan liggen, met je armen strak naast je lichaam en je hoofd in een schuine hoek gericht naar de deur, en het licht bleef altijd aan. Zodra je – in slaap gevallen – een andere houding had aangenomen, werd je – en meteen de hele gang – wakker geblaft door de bewakers. En de ondervragingen werden intussen uitgevoerd door hooggeschoolde psychologen. Juist ja.

Op het einde vertelde de jonge gids ons dat, om Duitsland opnieuw verenigd te krijgen, de DDR had bedongen dat niemand die niets illegaals had gedaan onder het vorige regime, daarvoor kon gestraft worden. Ergo: een van de ondervragers woont nog steeds om de hoek van de gevangenis en passeert alle dagen met zijn hond. Hij ontvangt een ruim pensioen. Of zoals de bondskanselier het verwoordde: “We lossen het biologisch op”. En dat, dat zorgt blijkbaar nog steeds voor grote wrijving in het voormalige Oost-Duitsland.

En ja, toen de gids ons vroeg om niet te applaudisseren op het einde van zijn rondleiding omdat dit eigenlijk een herdenkingsmonument is voor de talloze mensen die er gestorven zijn, dat hij liever had dat we sereen zouden blijven als teken van respect, toen kreeg ik even tranen in mijn ogen, ja.

Damn.

Op een gemoedelijk tempo fietsten we in de motregen richting het Stasimuseum dat mooi aansloot bij onze voormiddag. Gelukkig stopte het met regenen zodat we in the middle of nowhere op het terras van een klein Italiaantje konden eten. Zijn Speisekarte was op zijn minst opmerkelijk. Kijk maar even.

Ik liep nog even wat verder naar een zwembad uit 1920 dat helaas gesloten is en wacht op renovatie. Wat een gebouw!

Het Stasimuseum zelf was een pak minder indrukwekkend na onze voormiddag omdat we daar al zowat alles hadden gehoord. Dit waren de feiten, de foto’s, de archieven, de oude bureaus – Bart en ik maakten allebei de opmerking dat dit evengoed bureaus zouden kunnen zijn van de Post, of de NMBS of zo – en vooral de afrekening met wat er gebeurd is, vaak met naam en toenaam.

We hadden het toen wel wat gehad met dat loodzware verleden en waren toe aan iets vrolijkers: het Computerspelletjesmuseum op de Karl Marx Allee, een zalige boulevard. In het museum zelf zijn we niet lang binnen geweest: veels en veels te druk, pokkewarm, maar wel een trip down memory lane…

Enfin, we fietsten naar huis, gingen de laders halen en brachten de fietsen binnen. Tsja, ze zijn niet open op zondag, anders hadden we de fietsen graag nog een dagje gehouden.

Maar een ijsje aan de Fernsehturm maakte wel een en ander goed. We wandelden nog even verder naar een immens shoppingcenter – denk Wijnegem maal twee of zo – en vonden daar een cadeautje – of twee of drie – voor Merel. Oef.

En toen was plots mijn pijp uit. Bart ging nog boodschappen doen terwijl ik even bleef zitten op een muurtje in de buurt.

Gelukkig hielp het wel van even te liggen en een boterhammetje te eten, zodat we tegen half acht naar het einde van de straat wandelden. Die ochtend had Bart in onze zoektocht naar een ontbijtgelegenheid een poster van Metropolis opgemerkt aan een cinemazaal aldaar. Kino Babylon is blijkbaar meer dan 100 jaar oud, de zaal is nog in authentieke staat met projectiescherm, bühne, orkestbak, platte publiekszaal met originele stoelen – auw – en zelfs een in 2019 volledig gerestaureerd cinema-orgel. Het is dan ook volledig gericht op de stomme film, met een eigen volwaardig orkest. Niet dat er geen andere films vertoond worden, de projector is hedendaags, maar het is toch wel iets unieks.

En dus zaten Bart en ik om half acht in een kleine loge van een veel te warme cinemazaal te kijken naar Metropolis met een fantastisch live-orkest. De film duurt 2.5 uur, en thuis hadden we wellicht weggezapt omdat het een hele trage film is. Maar hier, mede door de muziek, werkt het hypnotiserend en ik vond het magistraal. Een unicum, da’s zeker, en een buitenkans.

Een beetje oververhit, maar wel helemaal in extase gingen we slapen. Oef.