Zuipnat, of ’t scheelde toch niet veel

Een doodgewone vrijdag, dus ’s avonds met zijn allen naar de rugby. Merel wilde heel graag op de grote speeltuin, en dus parkeerden we aan die kant, en namen de grote zak met de picknick en zo. Ik keek even naar de lucht die stralend blauw was en waar de zon zeer enthousiast scheen, en verklaarde dat de paraplu’s enkel maar ballast gingen zijn. En dus togen de dochter en ik op weg, door de stralende zon.

We installeerden ons op een bankje aan de speeltuin, en meteen voelde ik nattigheid. Letterlijk. Een paar druppeltjes, maar ik zat netjes onder een boom, het zou wel meevallen, het was maar een vlaag.

Hmm.

Na een paar minuten zei Merel: “Mama, zouden we toch niet gaan schuilen? Het begint precies harder te regenen.” Ik keek rond, maar zag niet echt iets schuilenswaardigs, toch niet dichtbij. Behalve dan het piepkleine kleuterhuisje. Ik geef even een foto van vorige keer mee om te tonen hoe groot dat precies is, dat huisje.

img_6723

Enfin, nood breekt wet, dus ik vouwde me in vieren, en geraakte net het huisje binnen. Net op tijd, want toen barstte het onweer stevig los, en was ik wat blij om opgevouwen in een kabouterhuisje mijn boterhammen te kunnen opeten.

Enfin, een half uur, een paar boterhammen, een gigantische onweersbui en een hoop spelletjes ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’ later, ondernam ik een poging om weer uit dat huisje te geraken. Wat simpeler lijkt dan het was. Uiteindelijk bleek ‘kont eerst’ het juiste manoeuvre om er weer uit te geraken. Merel kreeg zowat de slappe lach.

Maar we waren dus wel grotendeels droog, dat wel. Oef.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *