Punctie

Vandaag stond ik om elf uur bij de gynaecoloog voor een vruchtwaterpunctie. Behoorlijk zenuwachtig – er kan altijd iets misgaan, standaard 1 per 250 – bleef ik nog 40 minuten op mijn honger zitten. Uiteindelijk mocht ik me installeren op een soortement operatietafel (de gynaecologische tafel maar zonder beugels) en nam de arts een echo. Hij moest namelijk kunnen bepalen waar de baby zat, en waar hij dus plaats had om te prikken. Ik heb heel mooi mijn kleintje gezien, en ook hoe hij even met zijn handje aan zijn hoofd wreef. Vertederend, geloof me.
De dokter duidde aan waar hij kon prikken, veegde de contactsmurrie van mijn buik, legde al zijn gerief zoals grote naalden en zo klaar, en verdween. Hm? Iets later werd duidelijk waarom: hij had netjes zijn handen gescrubd, een mondmasker aangedaan en operatiehandschoenen.  Al bij al duurde dat toch een tiental minuten, denk ik zo.

Toen werd mijn buik ontsmet, en terwijl zijn assistente de echograaf bediende, stak hij, diep in mijn buik. Ik kan niet zeggen dat het geen pijn deed: niet de prik zelf, maar dieper. Het was vooral een zeer onaangenaam gevoel. En toen zag ik het gezicht van de gynaecoloog betrekken: “Het lukt niet. Volgende week opnieuw. De baby is in tussentijd verkropen van plaats, en waar ik eerst plaats had, zit nu het hoofdje. Ik kan geen water trekken.”

Bummer. Alles voor niks dus. Er zat wel degelijk een klein gaatje in buik en baarmoeder, dus ik moet me de rest van de dag koest houden, en mag zeker geen druk op mijn buik zetten, zoals bijvoorbeeld kinderen opheffen. Bart is dus thuis vandaag, en zal volgende week ook thuis moeten blijven, helaas.

Ik moest een half uurtje blijven liggen, en daarna werd nog een echo genomen, gewoon om me gerust te stellen: het hartje klopte netjes, en de baby lag te woelen. Alles in orde dus.

Alleen een ontgoocheling rijker.

Trots

Vandaag ben ik trots op allebei mijn kinderen.

Het was deftig weer, en Wolf kan net fietsen. Ik heb dus deze namiddag zijn kleuterfietsje achteraan op het kinderstoeltje van mijn fiets vastgegespt, de helmen in het mandje vooraan gelegd, en ben naar school gefietst. Hun gezichtjes waren goud waard. Kobe zat achteraan bij mij, en Wolf mocht – onder arendsblikken en coaching van mij – naar huis fietsen. Gelukkig is het door een rustige wijk, en is er weinig verkeer. Halverwege is hij gevallen, compleet ondersteboven. Hij huilde keihard, maar dat was meer van het verschieten dan wat anders, krabbelde recht, verklaarde dat het al wat beter ging, stopte met huilen, raapte zijn fiets op, en ging verder. Da’s wat anders dan zijn mama destijds, die zou koppig geweigerd hebben verder te gaan. Hij is daarna netjes tot aan huis gefietst, en we zweetten ons allebei steendood: hij van de concentratie en inspanning, ik van de duizend uitgestane doodsangsten.

Het eerste wat ik hier thuis gedaan heb trouwens, is zijn zadel 20 cm hoger gezet. Papa had er bij het aanleren blijkbaar nooit op gelet dat hij met zijn knietjes bijna tot op zijn kin zat.

En dan Kobe: hij gaat al lange tijd netjes op zijn potje (al vergeet hij het soms nog wel eens en zit hij toch met een nat broekje), maar sinds gisteren gaat hij ook “zelfstandig” op het grote toilet. We hebben hem een opstapje gegeven, en nu zit hij ongelofelijk trots te blinken op dat toilet. Alleen zijn billetjes afvegen, dat lukt zelf nog niet, dus er is nog steeds enige assistentie van mama of papa vereist.

Maar toch ben ik megatrots op mijn beide grote jongens. Vanavond krijgen ze allebei een flinksticker!