Star Trek

Gisteren ben ik op date geweest. Jawel, een onvervalste date met een niet onknap jongmens. Ik heb hem thuis opgehaald met de motor, en daarna zijn we samen naar de film gegaan en dan nog iets gaan drinken in ’t stad, waarna ik hem netjes weer aan zijn huisje heb afgezet.

Ik moet zelf lachen, nu ik het zo omschrijf.

Maar eigenlijk is het wel waar. Op dinsdag 5 mei was ik namelijk samen met Bart uitgenodigd om de première van de nieuwe Star Trek te gaan bekijken. Helaas, diezelfde dag was er ook het Brussels Girl Geek Dinner. Ik heb getwijfeld, ik geef het toe, maar heb uiteindelijk toch voor het BBGD geopteerd. De film ging nog wel een tijdje spelen, en dat BBGD was een uniek evenement. De Trekkie in mij had het er wel lastig mee, en ik vermeldde dat dan ook even in het groepje waarmee ik op dat moment stond te kletsen. Waarop een van de jongemannen in het gezelschap prompt opmerkte: “Dan gaan wij toch lekker samen met ons twee volgende week!” Euh. Ik schoot in de lach, en stemde toe. It was a date :-p Ik kende de gast eigenlijk nauwelijks, enkel van zien, van online reputatie en van internetnaam. Ik heb hem gisteren zelfs zijn naam moeten vragen.

Enfin, ik heb genoten van de film, van het gezelschap, en van de grote bak popcorn die hij gekocht had. Hij bleek nog een grotere Star Trek-fan dan ik, al is hij 12 jaar jonger, en dat maakt het extra leuk. Bart vond de film maar middelmatig, Ort en ik vonden het echt wel goed. Veel verwijzingen naar de vroegere reeksen, maar toch origineel en goed gespeeld. De plot was geen hoogvlieger, maar je zit ook niet direct te wachten op een psychologisch uitgediepte auteursfilm.

Al bij al een bijzonder aangename avond. Met dank aan Ort.

Verhuis

Vandaag elf jaar geleden waren Bart en ik met nog 14 andere mensen aan het verhuizen. We hadden drie dagen voordien de sleutels gekregen van dit huis, waren als gekken (met dank aan de oppergek, mijn ma) beginnen schilderen in de living en onze slaapkamer, en waren dus op Hemelvaart aan het verhuizen.

Massa’s meubels en dozen van op ons appartement, bij Bart thuis, bij mij thuis (onder andere een loodzware piano), met een team dat ginder uiteenvees en de camionette laadde, een team dat reed, een ander team dat hier de stukken naar de juiste kamer bracht en weer in elkaar zette, en een gans leger vrouwen dat hier alle meubels compleet afwaste, de dozen leegmaakte, en alles weer op zijn plaats zette.

’s Avonds tegen zeven uur waren we klaar: de meubels stonden er, bedden waren opgemaakt, de keuken volledig gevuld met netjes afgewassen borden, glazen, en voedsel allerhande. De lusters hingen op, de planten hadden zelfs water gekregen. Het huis was in orde, quoi, en wij waren doodop.

Vandaag ben ik weer dozen aan het vullen. Opnieuw met servies, boeken, prutsen allerhande. We gaan binnenkort de living/bureau verbouwen, en dus moet dat leeg. Puh.

Ik benijd die mensen niet die om de paar jaar (moeten) verhuizen. Echt niet. Ze doen maar. Mij niet gezien.

Dewulf.

Ik ben blijkbaar lang niet de enige Morgenlezer die zijn kluts kwijt is.

Ik mis Dewulf.

Ik vind het verschrikkelijk om Camps zijn naam daar alleen te zien staan, zo op de voorpagina van de Morgen. Met alle respect voor mijnheer Camps, maar ik lees zijn stukjes niet graag. Soms lees ik ze niet eens tot het einde, omdat ze me niet boeien. De stukjes van Bernard Dewulf daarentegen…

Zoals bij vele mensen was dat het eerste van de krant dat ik las. Nog voor ik eigenlijk de koppen op het stuk erboven had gelezen. Nog voor ik ze zelfs eigenlijk maar opengevouwen had. Dewulf is de reden dat ik vaak bijna een dikke kruisspin heb ingeslikt. Gewoon, omdat ik op het tuinpad van de brievenbus naar de deur al aan het lezen was en dus niet keek waar ik liep.

In alle ernst, ik overweeg om mijn abonnement, al meer dan tien jaar, niet te vernieuwen. Zonder Dewulf, zonder de foto’s van Filip Claus, zonder wel meer dingen, hoeft het voor mij niet.

Ik kan De Morgen en zijn financiële problemen best begrijpen, en dat er ontslagen moeten vallen, is helaas harde realiteit.

Maar, lieve De Morgen, dan moet u mij ook maar begrijpen.

Tweiclub

knitting-gift1

Met pijn in het hart moet ik de tweiclub, die morgen gepland stond, afzeggen. Ik heb net een serieuze keelontsteking achter de rug (eigenlijk nog niet eens achter de rug, maar dat wil ik niet geweten hebben, zo op de laatste lesdagen van het jaar) en ik sta ’s avonds nog te wankelen op mijn benen.

En hoe graag ik ook brei en klets en de twee combineer met een glas en een knabbel erbij: ik zie het gewoon niet zitten.

Dus bij deze: geen tweiclub morgen. Jammer.

Waarom?

Waarom zijn de antibioticapillen die je moet slikken bij een keelontsteking, altijd zo onmogelijk groot?

Je kan zo al met moeite wat water doorslikken, laat staan een pil van meer dan twee cm lang en een halve cm doorsnee.

En wie ooit al met amandels gezeten heeft de grootte van pingpongballetjes, zal me gelijk geven als ik zeg dat je verslikken geen goed idee is op zo’n moment. Laat staan dat dan zo’n mega kutpil in je keel blijft vastzitten tussen die bewuste amandels.

De farmaindustrie kan een beetje usability wel gebruiken, mijn gedacht.

Grmbl.

Slecht.

Donderdagnacht vreselijk liggen woelen in bed, en op een bepaald moment zelfs liggen klappertanden.

Ik vond dat dat eigenlijk al niet veel goeds beloofde.

Edoch, een leerkracht kan zich in de laatste weken voor  de examens eigenlijk niet permitteren ziek te zijn, dus raapte ik mezelf samen gisterenmorgen en schopte mezelf naar school.
Twee uur Zeno, Empedocles, Anaxagoras, Socrates en Plato later zag ik het niet meer zitten. Nog even wat bezigheidstherapie gegeven in de derdes, en naar huis. Om elf uur op school vertrokken, om twintig na lag ik al in bed, gene zever.

Ik heb als een blok geslapen tot vijf uur, en toen voelde ik me ronduit ellendig. Bart zat vast in een vergadering, en ik heb dan maar mijn ma opgetrommeld (de duts was net bij haar ma toegekomen, en toen moest ze alweer weg) om de kinderen op te halen, eten te geven en in hun bed te steken. Zelf kon ik amper nog op mijn benen staan: zware koppijn, keelpijn, oorpijn, spierpijn in gans mijn lijf, het ene moment rillen van de kou en het andere moment straaltjes zweet over mijn voorhoofd, en kotsneigingen. Griep dus, dacht ik.

Deze morgen deed mijn keel exponentieel meer pijn, kon ik nog amper slikken en had ik ook meteen meer dan 39° koorts, dus een dokter was wel op zijn plaats. De Gentse huisartsenwachtpost stuurde me een allercharmantste knappe jonge dokter, die mijn verwaarloosde uiterlijk, zweetgeur en wellicht breath from hell hoffelijk negeerde, een halve seconde in mijn pijnlijke grote muil tuurde, en meteen zijn conclusies trok. Een bijzonder enthousiaste amandelonsteking, in de volksmond ook wel angine genoemd. Hier leek antibiotica meer dan op zijn plaats, en dat schreef hij dan ook fluks voor.
Mijn allerliefste is meteen na het terugkomen van de zwemles naar de apotheker van wacht getrokken, en met een fikse dosis paracetamol ging ook het gevoel elk moment te kunnen doodgaan langzaam weg.

Ik heb zowel vrijdag als vandaag eigenlijk vooral geslapen. Maar best ook, praten was niet aan me besteed. Eten ook niet trouwens. Het enige wat ik eet, is om dan die antibiotica te kunnen slikken. Want ja, ook mijn maagmedicatie is net op, en ik verga dus van de maagpijn. Maar ik ga voorlopig nog niet dat benodigde attest zoeken, dat zie ik nog even niet zitten.

We zien morgen wel weer. Nu nog even niet.

Duif

Heh, ik post gisteren nog iets over de merels in de kleine tuin, en ik merk vandaag dat er in de tuin vooraan wel degelijk leven is: in het kleine boompje is namelijk een koppel duiven aan het broeden!

De kinderen vinden het schitterend: vooral Kobe kan vanuit zijn stoel aan de keukentafel de bewuste boom zien, en ziet voortdurend papa duif af- en aanvliegen met eetbare (vanuit duivenstandpunt dan toch) dingen. De boom zelf is nogal duister natuurlijk, maar toch kan je mooi de contouren van het nest en de broedende duif zien.

Zelf heb ik gemengde gevoelens bij die beesten: een duif is nog geen merel. Zowel Barts auto als die van mij (die staat voorlopig ook buiten, nu de garage begint te dienen als opslagplaats) staan onder een boom op de oprit, en zijn voortdurend ondergescheten. Het zijn effectief diezelfde schijtduiven die ons het leven lastig maken.

Maar om ze daardoor weg te jagen, met nest en al, uit die boom? Nee, dat krijg ik niet over mijn hart. Als Bart dat wil, moet hij dat zelf maar doen.

En dus weet ik, dat wij straks jonge duifjes in de tuin zullen hebben. Tenzij de kat van de buren nog eens passeert natuurlijk.

Merel

Helaas, ik vrees dat de kat van de buren hier moet gepasseerd zijn: sinds een paar dagen is alle gevlieg van de merels opgehouden, en is het weer stil in dat kleine stukje tuin.

Hoewel de rhodondendron er nu prachtig staat te bloeien, kan ik er toch niet onverstoord van genieten. Ik vond het véél leuker toen ik nog wist dat er mereltjes konden zitten.

Oh well…

Het is de natuur, zeker? Maar daarom vind ik het nog niet leuk.