Het is bijna middernacht wanneer ik dit schrijf. Misschien vindt u me nu zielig omdat ik blijkbaar op dit tijdstip aan de computer zit, maar geloof me: dat is het niet.
Ik heb net samen met mijn ventje, die een schitterende Médoc van 1973 aan het drinken is, samen op de zetel, dicht tegen hem aan, naar een filmpje gekeken. Kobe lag een paar meter verderop in zijn wiegje te slapen, en Wolf ligt veilig en rustig in zijn bedje. Het haardvuur knettert (en is al een paar keer bijna uitgegaan wegens te lekker liggen om recht te staan en er hout op te doen), er branden een paar kaarsen, de gordijnen zijn dicht, en de hond aan onze voeten ligt te bibberen omwille van de vroege vuurwerkknallen.
Rond zeven uur hebben we allemaal samen gekookt. Wolf kreeg chipjes, terwijl wij een aperitiefje dronken, en zelfs de baby had een feesthoedje op. En het gezicht van een driejarige wanneer hij met een vuurspatter door het donkere huis loopt, is om te stelen. Boodschappen hebben we niet gedaan, want The Fox in the Box heeft alles netjes aan huis geleverd. En ja, het heeft enorm gesmaakt.
Wolf zat netjes op tijd in zijn bed (hij viel sowieso om van de slaap) na het obligate kabouterverhaaltje.
Zielig, zegt u? Melig? Mja. Misschien wel.
Maar wij hoeven straks niet meer door de koude. Gewoon, gezellig de trap op, half slapend, en slapewarm tegen elkaar aanschurken.
Wij hoeven ook geen obligate drie kussen uitdelen aan het verenigde gezelschap, of champagne drinken (wat we geen van beiden echt graag drinken) op het vastgestelde uur. We hoeven ook niet de confrontatie aangaan met die ene ambetanterik die toch net ‘iets’ teveel heeft gedronken, of ons per se happy en vrolijk gedragen terwijl we net in een na-de-maaltijd-dipje zitten. Of luisteren naar het oeverloze gelul van degene naast wie we toevallig zitten, maar wiens verhaal ons eigenlijk geen ene bal kan schelen.
En we moeten ook niet thuis komen in een koud en donker huis, een ware anticlimax na de feestvreugde.
Ja, toen ik twintig was, zou ik dit scenario ook niet zien zitten hebben, da’s waar. Maar ik ben geen twintig meer, en da’s de realiteit.
U mag me dus gerust zielig vinden. Dan glimlach ik gewoon even naar u. En dan herhaal ik de nieuwjaarswens die ik al naar veel vrienden heb gestuurd:
Moge 2008 alleen maar goeds in petto hebben, en moge je het komende jaar even gelukkig worden als ik nu ben. En dat meen ik uit de grond van mijn hart.